Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Uit de verspreide geschriften. Derde reeks. Deel 2. 1860-1865 (1907)

Informatie terzijde

Titelpagina van Uit de verspreide geschriften. Derde reeks. Deel 2. 1860-1865
Afbeelding van Uit de verspreide geschriften. Derde reeks. Deel 2. 1860-1865Toon afbeelding van titelpagina van Uit de verspreide geschriften. Derde reeks. Deel 2. 1860-1865

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.50 MB)

Scans (32.69 MB)

ebook (3.10 MB)

XML (0.63 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Uit de verspreide geschriften. Derde reeks. Deel 2. 1860-1865

(1907)–Allard Pierson–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 229]
[p. 229]

Voorrede voor de vertaling van Friedrich Schleiermacher, Een beeld van zijn leven en een bloemlezing uit zijne werken. door Elisa Maier. 1863.

Een woord ter aanbeveling van een werk dat over Schleiermacher handelt? Neen, dat is niet noodig, dan alleen voor hen, die met Schleiermacher nog onbekend zijn. Zoo, ik vrees het, zijn er nog velen, 't geen tot niemands berisping wordt gezegd. Groot is in onzen tijd het aantal dergenen die niet weten, maar gaarne weten willen. Inderdaad, tot de verschijnselen die mij ingenomen maken met deze eeuw, behoort de gedurig klimmende belangstelling in al wat wetenswaardig is. Hoevelen sloven van den morgen tot den avond voor hun brood, den dag doorbrengende in allerlei geestverdoovende bezigheden, die niettemin het hart brandende in hun binnenste hebben om belangrijke dingen te leeren en te lezen. De stad mijner inwoning levert er een afdoend bewijs van en waarom zouden we niet mogen onderstellen dat hetgeen hier wordt gevonden, ook elders niet vruchteloos behoeft te worden gezocht.

[pagina 230]
[p. 230]

Aan die opgewekte belangstelling moet langs allerlei wegen worden tegemoet gekomen, want zij verdient van alle geletterden den hoogsten eerbied. Heeft men eene academische opleiding genoten, men laat er zich vaak bijzonder veel op voorstaan, maar ik weet niet hoevele zonen van de eene of andere Alma Mater zich in liefde tot kennis en ontwikkeling kunnen meten met onze stededelingen, die, sedert hun zestiende jaar slaven van het kantoorleven, nauwelijks eene gelegenheid laten voorbijgaan om den reeds niet onaanzienlijken schat hunner wetenschap uite te breiden.

Het geschrift dat ik nu inleid bij ons publiek is recht geschikt, deze belangstelling te bevredigen. Het wijst op een man, die aan het hoofd staat van een thans onafzienbare rij van geesten, die evenals hij met het oude hoe eerbiedwaardig ook ontevreden, zich naar het nieuwe uitstrekken hoe onbekend, hoe geheimzinnig dat nieuwe zich ook nog voor de verbeelding vertoone.

De inwendige levensgeschiedenis van Schleiermacher kan men in twee woorden verhalen, waardoor tevens uitkomt hoevelen thans hem gelijken, welk een natuurlijke verwantschap velen van allerlei stand en roeping met hem kunnen gevoelen. Ziehier zijne geschiedenis. Schleiermacher was innig vroom. Schleiermacher is ergerlijk onrechtzinnig geworden. Schleiermacher is niettemin innig vroom gebleven. Even vroom als onrechtzinnig is hij de schaduwen des doods ingetreden.

Wat Schleiermacher geweest is in de eenzaamheid van de studiecel, dat is thans de winkelier in zijn winkel, de handelaar op zijn kantoor. Onze tijd wordt gekend aan toenemende behoefte aan godsdienst en afnemende behoefte aan rechtzinnigheid. Dit heeft iets tegenstrijdigs voor menigeen. Dit tegenstrijdige baart aan velen inwendige onrust. Want de godsdienst eischt sympathie. Godsdienstig

[pagina 231]
[p. 231]

te zijn en zich nochtans afgescheiden te gevoelen van duizenden die ook God dienen is een hard geval.

Dat ieder die in dat hard geval verkeert zich sterke door het voorbeeld van Schleiermacher. Ziet op hem, zoo zou ik velen vreesachtigen, velen twijfelmoedigen willen toeroepen; ziet op hem, die op allen den indruk heeft gemaakt van een religieuse persoonlijkheid en in het oog van velen met recht een onzalige ketter was. Ziet op hem en grijpt moed.

Dit is geen bloote klank. Weinig leert en sticht en troost zoo goed als een persoonlijkheid. Want in een persoonlijkheid is leven en leven is altijd een zekere openbaring van de hoogste waarheid. Dogmatisch kan men weinig bewijzen of rechtvaardigen als het niet vooraf in een menschelijke persoonlijkheid tot werkelijkheid geworden is. Vroom en onrechtzinnig, louter onzin zou dit schijnen, had Schleiermacher, hadden velen zijner geestverwanten niet geleefd. Nu is het geen onzin, want sinds zij leefden hebben wij gezien

dat er een twijfelen is, dat meer den wandel heiligt dan een zoogenaamd vast geloof;

dat er een strijden is, dat dieper eerbied inboezemt dan het rusten op vermeende lauweren; bovenal,

dat er een wegwerpen is van alle gezag in zake de godsdienst, waardoor meer gehoorzaamheid betoond wordt aan de stem van God in de conscientie, dan door het ootmoedigst buigen voor een doode letter.

Het is daarom noodig dat de beteekenis der godsdienstige persoonlijkheid door ieder in onzen tijd diep worde gevoeld. Neen, men is niet vroom krachtens het een of andere leerstuk dat men, om welke reden dan ook, heeft aangenomen; men is niet vroom, omdat men zich bij een of ander kerkgenootschap of bij een bepaalde richting aangesloten heeft; men is vroom als het hart ons van God spreekt,

[pagina 232]
[p. 232]

als ons karakter van adel is, als onze geest de richting heeft naar boven. Hoe weinig nu deze vermogens of eigenschappen van hart, karakter en geest met het aankleven van godsdienstige leerstellingen te maken hebben, was in Schleiermacher's tijd nog een raadsel; het wordt thans wel beter, maar toch nog lang niet algemeen genoeg begrepen.

Het behoort begrepen te worden, zal de godsdienst niet verloren gaan. In de grondwet van ons leven moet dit het eerste artikel zijn: de godsdienst is onschendbaar, hare dienaren kunnen falen en bezwijken, bezwijken onder scherpe kritiek; de vormen waarvan zij zich bedient kunnen gewichtige veranderingen ondergaan, maar zelve moet zij als onschendbaar worden erkend. Daarom bewijzen zij aan de zaak der vroomheid geen dienst, die haar met het aannnemen van zekere leerstellingen ten nauwste verbinden. Want onze tijd heeft het geleerd: geen leerstelling, hoe ook door het gezag der eeuwen bekrachtigd, staat onomstootelijk vast; van geen leerstelling mag men, zonder de ondervinding in het aangezicht te slaan, beweren dat zij niet aangetast, dat zij niet omvergehaald kan worden. Geen leerstelling is op zichzelve uitgesloten van het gebied van dat oude dat te niet kan gedaan worden. Hoog boven dat gebied moet de godsdienst blijven zweven en behoudt de godsdienst daardoor, naar het afkeurend oordeel van sommigen iets zwevends, ik antwoord dat dit juist haar karakter is en zij geen godsdienst zou zijn indien zij ophield iets zwevends te zijn.

Zou men soms lust gevoelen, van de godsdienst iets kruipends te maken.

Godsdienst is zielenadel in den verhevensten zin des woords. Wat de godsdienst nog meer zou zijn dan dit, weet ik waarlijk niet. Want met den adel onzer ziel in

[pagina 233]
[p. 233]

al de gewone levensomstandigheden betoond, is de werkelijkheid van het oneindige gegeven. Wie zielenadel aan den dag legt is een dichterlijke dwaas indien God niet bestaat, indien God niet de hoogste werkelijkheid is. Zielenadel is zelfopoffering en zelfopoffering onderstelt een werkelijkheid waaraan ik mijzelven ten offer breng en die werkelijkheid staat oneindig ver boven al wat uit de aarde is.

De godsdienst heeft geen de minste beteekenis indien zij ons niet, in geestelijken zin, tot ridders slaat. Die beweren godsdienstig te zijn moeten derhalve behooren tot de hoogste aristocratie in de zedelijke wereld; m.a.w. in alles moeten zij eene meerderheid toonen, die met den hoogsten eenvoud en met de diepste nederigheid gepaard gaat.

Tot deze aristocratie behoorde Schleiermacher; ook dit boekje, zelfs in zijn hollandsch gewaad - ook de beste vertaling blijft een vertaling - kan het toonen. Mochten velen door het lezen van dit geschrift opgewekt worden om tot de evenzeer in het hollandsch verschenen Brieven van Schleiermacher zich te wenden, waaruit de groote man, die bovenal en allereerst een goed man was, uitnemend wordt gekend. Het zou mij dan niet berouwen gehoor te hebben gegeven aan den wensch van den geachten uitgever, toen hij dit woord ter aanbeveling van mij verlangde.

 

Rotterdam, April 1863.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • Friedrich Schleiermacher. Een beeld van zijn leven en eene bloemlezing uit zijne werken