Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen) (2011)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
Afbeelding van Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)Toon afbeelding van titelpagina van Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (21.20 MB)

Scans (29.36 MB)

ebook (16.63 MB)

XML (6.34 MB)

tekstbestand






Editeur

Arthur van Dijk



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk
non-fictie/muziek-ballet-toneel-film-tv


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)

(2011)–Willem Pijper–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

3 Tweede periode
Rotterdamsch Nieuwsblad en De Muziek

Na het vertrek van Van Gilse schreef Pijper nog anderhalf jaar voor het Utrechtsch Dagblad. Net als in voorgaande jaren was hij van plan ook de zomer van 1923 door te brengen in Italiaans Zwitserland om daarna zijn werkzaamheden bij de krant te hervatten. In mei van dat jaar echter werd hij benaderd door Willem Broekhuys en J.C. Schröder, die na een mislukte overname van De Telegraaf met een nieuw dagblad wilden komen. Willem Pijper kreeg het aanbod om samen met Matthijs Vermeulen de muziekredactie te vormen van de krant die De Dag zou gaan heten. Pijper tekende een contract en diende zijn ontslag in bij het UD. Op 10 juni 1923 meldde het UD dat hij werd opgevolgd door Piet Tiggers. In de loop van juli bleek dat de nieuwe krant door financiële tegenslagen nooit regulier zou verschijnen.Ga naar voetnoot28 Even hoopte Pijper op een positie bij De Telegraaf, waar Constant van Wessem zich net als muziekcriticus had teruggetrokken, maar die post ging naar Sem Dresden. Voor Pijper, die in financieel opzicht voor een belangrijk deel afhankelijk was van zijn inkomsten als recensent, brak een zware tijd aan, temeer daar er ook grote problemen waren in de relationele sfeer. Zijn huwelijk met Annie Werker, met wie hij sinds 1918 gehuwd was, verkeerde in een crisis en werd ontbonden, en ook aan de relatie met zijn vriendin, de componiste Iet Stants, kwam een einde. Aan zijn latere vrouw Emmy van Lokhorst vertelde Pijper (eind 1925) dat hij in die periode een zelfmoordpoging had ondernomen.

Twee-en-een-half jaar lang was hij als criticus zo goed als werkloos, al verschenen in 1924 en 1925 twee essays in De Vrije Bladen en twee in Groot Nederland. Het duurde tot oktober 1925, voordat Pijper weer een betrekking vond. Rond die tijd leverde hij als muziekmedewerker bijdragen aan de zondagavondkrant Cetem, een blad dat voornamelijk gelezen werd voor de voetbalverslagen.Ga naar voetnoot29 Uit zijn briefwisseling met Emmy van Lokhorst blijkt dat hij eind 1925, begin 1926 op zondag vaak moest ‘Cetemmen’. Soms werd een tekst uiteindelijk toch niet geplaatst vanwege een belangrijke interland. Wanneer hij er precies begon en wanneer hij ermee ophield, is onbekend, omdat er geen enkele recensie is overgeleverd.

[pagina XXIV]
[p. XXIV]

Meer bevrediging zal hij hebben gevonden in zijn aanstelling in Rotterdam. H.W. de Ronde, vaste muziekmedewerker van het Rotterdamsch Nieuwsblad, vroeg Pijper in oktober 1925 een bijdrage te leveren over het Muziekfeest van de Nederlandsche Toonkunstenaars Vereeniging in Utrecht. Op dat moment ontstond waarschijnlijk het idee Pijper aan te trekken als Amsterdams correspondent van het Rotterdamsch Nieuwsblad. Tot zijn opluchting ontving Pijper op 18 december 1925 het bericht van een vaste aanstelling. Tot februari 1928 bleef hij aan het blad verbonden. Hij schreef voornamelijk over het Concertgebouworkest, waarbij hij zowel de verrichtingen van Willem Mengelberg als de programmering van Rudolf Mengelberg hevig kritiseerde. Willem Mengelberg kon in de ogen van Pijper weinig goeds meer doen, of het nu de invoering van de ‘Amerikaanse’ orkestopstelling betrof (6 februari 1926), zijn veelvuldige afwezigheid wegens reizen en ongesteldheden, de schepping van een Mahler-cultus (13 februari 1926) of zijn ‘stoeterij der repertoirestokpaarden’ (22 maart 1927). Mengelberg verwaarloosde in Pijpers ogen consequent de Nederlandse en eigentijdse muziek, en áls er iets dergelijks op het programma stond, waren het werken van net de verkeerde componisten (Dopper, Von Brucken Fock, Rudolf Mengelberg, Wetzler, Loeffler e.t.q.). Pijper is duidelijk opgelucht als Pierre Monteux, sinds oktober 1925 ‘eerste dirigent’ naast Mengelberg, voor het orkest staat.

 

Pijper, in 1924 een van de oprichters van de sectie Holland van de ISCM, deed van 1926 tot en met 1929 op verschillende plaatsen verslag van de Muziekfeesten die werden georganiseerd in respectievelijk Zürich, Frankfurt, Siena en Genève. In het Algemeen Handelsblad verscheen jaarlijks een bespreking, waarschijnlijk op uitnodiging van de vaste muziekmedewerker Herman Rutters. Omdat Pijper in 1926 en 1927 ook voor het Rotterdamsch Nieuwsblad over deze evenementen schreef, in 1927 bovendien een samenvatting maakte voor De Groene Amsterdammer en in 1928 en 1929 voor De Muziek, bestaan er van de bijeenkomsten meerdere verslagen van Pijpers hand. In De Stemvork compileerde hij die teksten tot het lange artikel ‘Vier jaren hedendaagse muziek’.

 

Hoe belangrijk de recensies voor het Rotterdamsch Nieuwsblad en de incidentele bijdragen aan het Algemeen Handelsblad ook waren, de aanstelling tot redacteur van het nieuwe maandblad De Muziek bezorgde Pijper uiteindelijk het best denkbare podium. Paul F. Sanders, die samen met Willem Pijper de redactie van De Muziek ging vormen, beschrijft in zijn ongepubliceerde memoires hoe dit tijdschrift tot stand is gekomen. In de loop van 1926 werd Sanders door de N.V. Seyffardt's Boek- en Muziekhandel te Amsterdam gepolst of hij de leiding op zich wilde nemen van een muziektijdschrift dat zich in hoofdzaak zou wijden aan de moderne muziek. Het was een opdracht die Sanders ten zeerste aantrok, ook al omdat de uitgever het tijdschrift niet alleen uit commerciële overwegingen in de markt wilde zetten. De opzet die hem voor ogen stond (veel aandacht voor actuele ontwikkelingen in binnen- en buitenland) vergde een flink aantal medewerkers en zou financieel niet te verwezenlijken zijn, zonder een vaste bron van inkomsten naast die van het te werven abon-

[pagina XXV]
[p. XXV]


illustratie
Willem Pijper als lid van de jury van de ISCM ter beoordeling van de inzendingen uit de afzonderlijke landen (1928). Oorspronkelijk onderschrift: De internationale jury voor het 11de muziekfeest der I.S.F.C.M. vergaderde begin december te Amsterdam. In een der zalen van firma Duwaer & Naessens. Van links naar rechts Willem Pijper, G. Francesco Malipiero, Roger Sessions, prof. Edw. Dent, Václav Talich, Max Butting.


nementenbestand. Sanders ging bij Sem Dresden te rade, die de gedachte opperde de Federatie van Nederlandsche Toonkunstenaarsvereenigingen in te schakelen. Deze omvatte ongeveer tien zelfstandige organisaties en overwoog, naar Dresden bekend was, de uitgifte van een verenigingsorgaan. De uitgever ging enthousiast op dit advies in en nam onmiddellijk contact op met het Federatiebestuur. Dit stelde echter als voorwaarde voor verdere onderhandelingen de eis naast Sanders een eigen redacteur te kunnen aanwijzen. Sanders hoopte dat Dresden bereid zou zijn mederedacteur te worden, maar die weigerde, omdat hij door zijn vele andere werkzaamheden al nauwelijks meer tijd had om te componeren. Het was Dresden die Willem Pijper aanbeval.Ga naar voetnoot30 Pijper en Sanders werden het gemakkelijk eens over een bevredigende vorm van samenwerking: de praktische redactievoering zou tot Sanders' taak behoren en over alle bijdragen, inclusief die van henzelf, zou in gezamenlijk overleg worden beslist. Sanders stond als redacteur in dienst van Seyffardt en Pijper was verantwoording schuldig aan de Federatie. Het was op die basis dat De Muziek in oktober 1926 van stapel liep.

Daarmee verscheen in Nederland een tijdschrift dat zich kon meten met de beste buitenlandse periodieken. Pijpers kwaliteiten zullen daaraan niet vreemd zijn geweest: hij las al jaren belangrijke internationale tijdschriften als La Revue Musicale, Die Musik, de Musikblätter des Anbruch en The Chesterian. Er was in De Muziek

[pagina XXVI]
[p. XXVI]

daadwerkelijk veel aandacht voor ontwikkelingen in het buitenland. Pijpers contacten, opgedaan tijdens de Muziekfeesten van de ISCM, kwamen daarbij van pas. Vanuit Zürich schrijft hij op 22 juni 1926 aan Sanders: ‘Ik heb veel contacten voor De Muziek kunnen aansluiten: Duitsland, Italië, Oostenrijk, Hongarije, Frankrijk, Engeland, Polen (!). Ook het medewerkerslijstje zal je meevallen.’ En dat zou inderdaad indrukwekkende proporties aannemen: in de zeven jaargangen die volgen, vinden we artikelen over Albert Roussel en Florent Schmitt door Pierre-Octave Ferroud, Willi Reich schreef over Berg, Webern en Hauer, Alban Berg en Aloys Haba leverden bijdragen over eigen werk, Henry Prunières schreef over Poulenc, Erich Steinhardt over Janáček, Guido M. Gatti over Malipiero. Correspondenten uit binnen- en buitenland deden verslag van het muziekleven en de concertpraktijk ter plekke. Oudcollega J.S.B.B. leverde vanuit Nederlands-Indië artikelen over muziek in de archipel. Ook was er veel aandacht voor oude muziek, met name door medewerkers als K.Ph. Bernet Kempers en Albert Smijers. Daarnaast werd aandacht besteed aan muziekonderricht en verschijnselen als de opkomst van de radio en de grammofoon en de gevolgen daarvan voor de muziek.

De Muziek werd een mooi vormgegeven tijdschrift van hoog niveau. Toch groeide in de boezem van de Federatie van Nederlandsche Toonkunstenaarsvereenigingen kritiek. Er waren leden die vonden dat er aan hun belangen niet voldoende aandacht werd besteed. In 1933 was het ineens gedaan met het blad na de verschijning van een venijnig artikel van Sanders in het mei-nummer over de eindeloze Brahms-herdenking die het concertleven gedurende het seizoen 1932-1933 had beheerst. Dit wekte de gramschap van de Federatie. In het verslag van de jaarlijkse algemene ledenvergadering dat een paar maanden later in De Muziek werd opgenomen, stond te lezen: ‘Bij de rondvraag protesteert de Hr. Petri tegen inhoud en toon van een redactioneel artikel over Brahms, voorkomende in De Muziek. De vergadering geeft door krachtig applaus haar instemming te kennen met dit protest.’Ga naar voetnoot31

Het Federatiebestuur eiste het ontslag van Sanders, maar de uitgever wenste hier geen gevolg aan te geven. Daarop werd het contract met Seyffardt opgezegd. De uitgever zag - gezien de bijzonder slechte financiële uitzichten van dat moment - geen kans het tijdschrift voort te zetten zonder compensatie van de inkomsten die uit het contract met de Federatie voortvloeiden. Met een gecombineerd augustus/septembernummer, het elfde en twaalfde van de jaargang 1932-1933, hield De Muziek op te bestaan als zelfstandig tijdschrift.

voetnoot28
Braas (1997), 250-252.
voetnoot29
Cetem is de afkorting van Centraal Telefonisch Mededeelingsbureau, een bedrijf opgericht door Simon Weyl. Door de slogan ‘Alle uitslagen’ ontstond de toenmalige verwensing: ‘Krijg de cetem!’ Jongens liepen de venters vaak achterna en riepen: ‘De Cetem, de Cetem, steek 'm in je reet en vergeet 'm.’
voetnoot30
Sinds het najaar van 1925 gaf Pijper als hoofdvakdocent compositie en orkestratie les aan het Amsterdamse Conservatorium, waar Sem Dresden directeur was.
voetnoot31
De Muziek, juli 1933, 444.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken