Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Face au mur (1979)

Informatie terzijde

Titelpagina van Face au mur
Afbeelding van Face au murToon afbeelding van titelpagina van Face au mur

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.89 MB)

ebook (3.01 MB)

XML (0.33 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/autobiografie-memoires


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Face au mur

(1979)–Filip de Pillecyn–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Eerste bezoek

Hoe lang wij van de wereld afgesneden zitten? Heel het leven wordt zonder datum voor ons. Daar komt een cipier met een pakje linnen voor mij. Het is alsof gij tot een

[pagina 37]
[p. 37]

werkelijkheid wordt teruggeroepen waarin ge niet meer kondt hopen. Gij ziet als door een nevel hoe uw vrouw wacht, dicht bij u; en hoe over haar ziel de kille, grauwe lucht van de gevangenis valt. Uw eigen zorg verdwijnt voor het medelijden dat in u opkomt. En dat linnen herinnert aan zorgen, en liefde en toewijding. Ge denkt aan de laatste ogenblikken van het afscheid, en hoe zij er uit zien zou, daar in de gang van de gevangenis waar ge met uw gezicht tegen de muur hebt gestaan.

De ‘fatiek’, d.i. de koeiendief die het eten bedeelt en de potten uitgiet, weet ons te vertellen dat er binnenkort bezoeken zullen toegelaten zijn. Al wat er met ons te gebeuren staat, vernemen wij van deze autoriteit. Weinige dagen nadien wordt er een uit ons cel geroepen voor het bezoek, het eerste. Een kwartier duurt het. Hij komt terug, valt neer op een stoel en zit zwijgend met het hoofd tussen de handen. Wij zwijgen allemaal. En later op de dag, als alles wat bezonken is, zegt hij dat zo'n bezoek het pijnlijkste is wat een mens kan onderstaan. Meer zegt hij er niet over. En als ik geroepen word voor mijn eerste bezoek, verlaat ik de cel met lood in mijn schoenen. Wij staan met zes in het center van de gevangenis te wachten. Een jong meisje is er bij, een kind nog. Zij kijkt ons helder aan en glimlacht; zij heeft voor zich de levenskracht van de jeugd die alle zwarigheid lichter maakt. Het gezicht van de anderen staat strak. Zij vrezen het nieuws dat zij gaan vernemen, zij hebben reeds medelijden met het bezorgde gezicht dat zij zullen zien. Op de tanden bijten, mannen.

En dan staan wij in het hokje. Het is nog onooglijker dan de cel. Dik glas en ijzeren staven zijn tussen u en uw vrouw. Het glas is troebel en gij ziet haar gelaat als door een nevel; en een ogenblik wordt dat beeld nog onduidelijker door de tranen die gij terugdringt. Er komt een grote verwarring in uw hoofd en als gij wilt spreken komt er een brok in uw keel. Er is iets onwezenlijks in deze ontmoeting: de wereld waaruit zij komt is onwezenlijk en de gruwelijkheid van deze bezoekcel valt over u als een ongekende ramp. Gij aarzelt over wat ge zult zeggen, gij spreekt en uw

[pagina 38]
[p. 38]

woorden en de stem die gij hoort, klinken als een ver geruis. Gij neemt dat alles op in u, de ogen, het medelijdende en smartelijk gelaat. En als ge over de eerste pijn heen zijt, klinkt de bel. Gij tracht nog de laatste seconde in een glimlach vast te leggen en zonder dat gij het weet, zit gij terug in de cel, duizelig, en, heel het leven komt u onbegrijpelijk voor. Eén ding begrijpt gij: dat het hart kan stilstaan van verdriet.

Na het bezoek is de atmosfeer van de cel zwaarder geworden. Uw gedachten zijn mee naar dingen en mensen die u bekend zijn. Een mond en ogen die gij hebt aangestaard en niet mogen kussen. Oud geluk — van zo ver schijnt het te komen — laat u niet los. En bitter kan de herinnering zijn aan voorbije vreugde.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken