Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Face au mur (1979)

Informatie terzijde

Titelpagina van Face au mur
Afbeelding van Face au murToon afbeelding van titelpagina van Face au mur

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.89 MB)

ebook (3.01 MB)

XML (0.33 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/autobiografie-memoires


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Face au mur

(1979)–Filip de Pillecyn–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Gemeenschapsleven in schamelheid

Het is onwennig als men gewoon is profijtig, met vier of vijf man het water van een waskom te moeten verdelen, in de schemering van de jonge dag zich te kunnen wassen in de wijde lucht en de weelde van het water rondom u te voelen. Stilaan groeit het daglicht over het kamp. De barakken staan als reusachtige doodskisten op twee rijen die in een hoek elkaar ontmoeten. En daarachter ligt het veld; het is reeds vol groene vlekken; wij zien huizen, wij zien mensen die over de wegen gaan. En al de barakken zien uit op het kerkhof dat, door een wegel, van het prikkeldraad gescheiden is.

De ‘préau’ is hier een groot zandplein dat het regenwater opzuigt als een woestijn. Daar lopen wij in rangen, in losse orde, tweemaal een uur per dag. Mijn lichaam geniet van de beweging als van een koel bad op een zomerdag en de wind die ik door mijn kleren voel wekt kinderlijke verrukking in mij op.

Nooit in mijn leven heb ik zoveel schamelheid bijeen gezien als hier rondloopt op dat plein. Verhakkelde, gescheurde, gelapte en gestopte kleren; jassen waar bloedvlekken zijn uitgewist, broeken waarmee op stro en aarde is geslapen. Het is alles wat de meesten bezitten; de elite van de Septemberdagen loopt met hun kleren aan.

In lompen en klompen lopen zij over het plein. Maar in geen enkele is die blik van een geslagen hond die ik soms gezien heb bij de mannen van het gemeen recht, in de gevangenis. Jonge mannen lopen in de pas, in rangen van drie; zij hebben nog de stap en de houding van de soldaat en hun landlopersplunje geeft niets vernederends aan hun uitzicht. Zij hebben het doorgebeten, zij zijn er over heen.

[pagina 54]
[p. 54]

En bij het stappen neuriën zij de liederen waarmee het avontuur van hun jonge leven verbonden ligt.

Te midden van deze havelozen, van dat nieuwe proletariaat, heerst niet de geest van de verslagenen. Als zij van het plein in de barakken komen, vullen zij de te nauwe gang tussen de konijnenpijpen met hun jong geraas, of gaan op het houten getimmerte zitten en nemen het schouwspel in ogenschouw.

Hier is een gemeenschapsleven, en een gemeenschapsleven wekt uit zichzelf onderwerpen voor belangstelling. Het nieuws dat opgedaan wordt bij de bezoeken is het gesproken dagblad dat met commentaar onder de drieduizend man van het kamp verspreid wordt. De ‘topic’ van de dag, dat zijn de commissies. Die beslissen over de vrijlatingen. En rond de commissies draaien de advocaten. De barakchef leest voor de verzamelde mannen een brief voor van een advocaat die aan een kliënt schrijft dat hij hem door de commissie kan doen vrijstellen mits storting van twintigduizend frank. Die knoeier van gisteren spreekt nu over twintigduizend frank alsof hij heel zijn leven lang maar te zeggen had: ‘Marie, geef daar eens twintigduizend frank.’

Voor mij is dat nieuw. Zelfs dat hoort men niet in een cel. Maar de mannen rondom mij geven geen blijk van verwondering. Zij zijn de advocatenstreken reeds gewoon, zeggen een paar lieftalligheden die zij voor de vertegenwoordigers van staat, gerecht en gevestigde machten steeds gereed hebben. Zij bezitten geen twintigduizend frank; zij blijven dus zitten.

Als het namiddag wordt verhuis ik naar een andere barak. Daar zijn wij met drie broers. Wat men noemt ‘une belle famille’.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken