Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Face au mur (1979)

Informatie terzijde

Titelpagina van Face au mur
Afbeelding van Face au murToon afbeelding van titelpagina van Face au mur

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.89 MB)

ebook (3.01 MB)

XML (0.33 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/autobiografie-memoires


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Face au mur

(1979)–Filip de Pillecyn–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

In de schaduw van de ellende

Er was een hoog en gerekt gegil; langzaam werd het zachter, als het klagen van een kind. En ik zag hoe vier cipiers een man met armen en benen over de vloer van de vleugel sleepten. Tussen broek en jas was zijn lichaam bloot. Andere cipiers liepen er rond; ik kon zijn gezicht niet zien maar ik zag dat zijn haar grijs doorspikkeld was. Zij sleepten hem in de ‘naakte cel’ en sloten de deur. Daar ligt hij nu op stro op de cementvloer.

Hij kwam uit de cellen van de ter dood veroordeelden. Maanden lang zit hij te wachten naar het bericht dat hem zal laten leven of naar de stappen die in de avond tussen vijf en zeven vóór zijn celdeur zullen stilhouden. En soms wordt die spanning onhoudbaar en de zenuwen begeven.

[pagina 149]
[p. 149]

Soms stijgt er 's nachts een smartelijk gehuil op, zo vol pijn, haast vol dierlijke stervenspijn. Het vervolgt mij dagen aan een stuk; ik weet dat ik later, te midden van rustige avonden die mij misschien nog geschonken worden, het gehuil van ter dood veroordeelden nog zal horen, van mensen die maanden, soms jaren, in de onzekerheid worden gehouden of het heden niet hun laatste dag zal zijn, en die bij elk bezoek denken dat het misschien een afscheid is.

Heel mijn leven zal de schaduw van de ellende hier rondom mij op mijn gemoed wegen. Als een litteken in zijn ziel draag ik de honderdvoudige smart die rondom mij wordt geleden, in elk van die cellen waar een klein kruisbeeld tegen de muur hangt. Eenzaam en verlaten zoals wij; hoevele ogen werden er, gedurende deze jaren, in de gemeenschap van het lijden naar dit beeld gericht? Want wie kan dichter staan bij Hem dan wie lijdt? Een zin uit de catechismus komt mij te binnen: ‘en op de dag van Zijn lijden, groter pijnen dan ooit mens verdragen heeft’. En ik overdenk de rij van gefolterden in lichaam en ziel die hier rondom mij zitten; geseling en kruisiging kunnen niet wreder zijn dan wat sommigen onder ons hebben geleden: van de ijzeren trappen gesleept zodat hun hoofd telkens van trap tot trap tegen het ijzer bonkte, hakenkruisen in de borst gesneden en de wonden met zout ingewreven, met luizenpoeder de mond vol gespoten en daarna zonder drinken gezet, opgehangen met het hoofd naar omlaag en met stokken tussen de dijen geklopt, telkens en telkens weer opgehangen en tegen de grond gesmakt, geslagen dat het bloed op de muren spatte, en de vrouwen, o God, de vrouwen en de meisjes, voor sigaretten overgeleverd aan Amerikaanse negers, de tepels met sigaretten verbrand, met stokken in het schaamdeel gestoken, en de concentratiekampen over heel Europa, en de gaskamers, en de uitroeiingskampen; men wordt ziek, alleen met er aan te denken.

De herinnering aan dat alles leeft hier in deze gangen. Tot de laatste hier buiten zal gaan, naar de executiepaal, op een draagberrie om te sterven in een hospitaal, of gebro-

[pagina 150]
[p. 150]

ken in lichaam en ziel aan de nieuwe miserie overgeleverd die hem buiten staat te wachten. En allen zijn zij mijn broeders, en van allen bezwaart het lijden mijn leven, van schuldigen en onschuldigen want het mateloze der repressie heeft onder ons dat onderscheid verzwakt.

En op allen kijkt dat kleine beeld neer van de Gekruisigde op Golgotha. Is er, over tijd en ruimte heen, een broederschap van het lijden die steeds naar Hem opkijkt uit de diepten der ellende? De profundis, o God, de profundis. En alles blijft doof voor deze kreet. Zij die U prediken en spreken over Uw lijden, weten niet hoe ver zij van U, hoe dicht wij bij U staan. Want ook als wij vloeken en vermaledijden, staan wij nog dichter bij U dan zij. Want tussen ons is er een gemeenschap waartoe zij niet behoren.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken