Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk 2 (1959)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.38 MB)

XML (0.97 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk 2

(1959)–Filip de Pillecyn–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 36]
[p. 36]

Golgotha

De stilte golfde vooruit met het foltertuig dat naast Pieter Fardé stilhield.

De stellage was een soort van trede 5 voet hoog, 6 breed en 8 lang. De vier kerels die ze tot voor het gerecht hadden gesleurd grepen Pieter Fardé en bonden hem met de handen vast aan de galg. Aan zijn voeten werd een gewicht gehangen, wel 150 pond zwaar, en toen ving een wilde en gruwelijke tocht aan door de straten van de stad.

Langzaam kwam het gevaarte vooruit; de paarden voor de stellage gespannen, sloegen schichtig opzij en eerst nadat er regelmaat gekomen was in de optocht begonnen de beulen hun werk.

Het waren twee negerslaven, gekozen onder de sterkste mannen die in Agades voorhanden waren. Een doek van gemene stof was rond hun midden geknoopt. Wel een hoofd staken zij boven de menigte uit, brede, opgeschoten, zwart- en dichtgekroesde kerels. Zij hadden plaats genomen op het getuig, één voor en één achter Pieter Fardé, en als de stoet, in de eerste onstuimigheid van het in beweging komen, de paarden deed uitschieten, klampten zij zich vast aan het naakte lijf. Hoe groot uitgewassen de beulen ook waren, hun schouders reikten niet eens tot het middel van de minderbroeder, die, hoog vastgeknoopt, door het zware gewicht aan zijn voeten stijf gestrekt hing.

Eindelijk gingen de paarden, bij de toom geleid door twee Arabieren, een trage, gelijkmatige stap en de beulen kregen tevens hun werk te beginnen.

Eén voor, één achter, zoals bij de beurtslag van de vlegels in de schuur, vielen de geselroeden op Pieter Fardés naaktheid. De eerste slagen werden met gejubel begroet zodat het gezoef van de roeden op het vlees in de kreten verloren ging. Maar toen

[pagina 37]
[p. 37]

het eerste bloed, uiteengedreven door een volgende slag, op de naaktheid vlekte, werd het stil.

Aanhoudend, de een het ritme steunend van de andere, sloegen de negerslaven. Lijdelijk in den beginne, voelden zij weldra de waanzin van hun bedrijf naar hun hoofd stijgen. De spieren in hun armen zwollen, zij schoorden hun benen sterker in het vooroverbuigen van hun lijf. Daar spatte bloed op de schoft van een van de paarden, daar spatte bloed op het vale, glimmende lijf van de beulen. En naarmate de striemen op het lichaam van Pieter Fardé ineenliepen in één grote rode vlek, joeg de passie van het bloed heftiger door de negers. Dat was niet meer het gemeten, onverschillige werk van een beulsknecht, dat was de vreugde in de arbeid, de wellust naar het bloed. De roeden gingen vlugger; het bloed spatte van de roeden. Een dikke kleverige drop vloog op de lip van een van de negers; hij scheerde hem weg met zijn tong en alsof de zoeterige smaak hem razend had gemaakt, richtte hij zich in zijn volle lengte zo hoog hij reiken kon.

Met zacht gekreun had de man aan de galg de eerste slagen ontvangen. De lenige geselroeden vatten de vorm van zijn lijf als de tongen van een vlam en het was de dubbele pijn van een mes dat door het vlees vlijmde en van een gloed die het verzengde. Dat sneed de adem over en zond een vreemde duizeling naar het hoofd. En als de oppermachtige behoefte om de benen in te krimpen en de knieën op te trekken tot tegen de buik, bij elke slag heviger werd, dan scheen het hem toe of een reusachtig geweld het gewicht naar beneden rukte dat aan zijn voeten hing.

De eerste slagen waren over de borst en het bovendeel van de rug gevallen; de spitsen van de geselroeden kruisten elkaar onder de oksels, of op het schouderblad en legden er een knoop van pijn. De wil en de geest van Pieter Fardé verdroegen het in bovennatuurlijke berusting. Maar elke gefolterde zenuw, elk plekje van het gescheurde vlees kwam in opstand. Het lichaam

[pagina 38]
[p. 38]

gehoorzaamde niet aan de ziel, aanwezig en geheel aanwezig in elk deeltje van het gepijnigde vlees. Eerst toen het lam en doof geslagen was geschiedde de berusting in haar ganse volledigheid.

Heel het verhaal van de geseling en de martelie van de Man van het kruis verscheen in buitengewone klaarheid aan de man van de galg. De lijdensgeschiedenis van Kalvarie, die door meditatie en lezing van talrijke jaren in het onbewust gewordene van zijn geesteswerk was opgenomen, rees terug tot het gevoelde, het geziene, het bewuste. Elke zin in dit verhaal schiep zijn visuele beeld, elk woord kreeg een klank op zichzelf. De zinnen, zoals zij gedrukt stonden in zijn gebedenboek, kwamen voor zijn ogen staan, één voor één, met de leestekens en de vlekken welke het dagelijks gebruik op de bladzijden had aangebracht. De rode, sierlijke hoofdletters groeiden tot bovenmatige afmetingen, de regels stonden vast en klaar achter elkander gereid. Hij las: Pilatus wist dat de opperpriesters hem uit nijd geleverd hadden, en hij zag duidelijk de tekstverwijzing: Marc. XI:

Thans woelden de roeden in het opengegeselde vlees. Van de borst en de rug spatte het bloed bij elke slag op de beulen die voortranselden in de razernij van hun wellust. De roeden zakten in de vermoeienis van de slaande armen. Dijen en benen waren aan de beurt, stijf uitgetrokken door het zware gewicht. De lange rode strepen die van boven naar beneden door de afglijdende bloeddroppen getrokken waren, werden gekruist door de striemen van de roeden. Dat was een nieuwe pijn die vers ontstoken werd, een nieuwe laatste opstand van het vlees tegen de marteling.

En altijd door zag Pieter Fardé de teksten van het passieverhaal voor zijn ogen gaan: Pilatus willende aan het volk genoegen geven, liet Barabas los, en gaf Jezus, na hem gegeseld te hebben, over om gekruisigd te worden. (Marc. XV.)

Meegaande weg echter werd dit gezicht onklaar: een rode

[pagina 39]
[p. 39]

mist kwam over zijn ogen. Zijn lippen bewogen in één zelfde gebed, aanhoudend herhaald in het onbewuste: ‘Jezus, mijn Zaligmaker, Jezus, mijn Zaligmaker’.

De stellage stond stil. Het gevaarte was teruggekomen op de plaats van de rechtspraak. De twee negerslaven lieten hun roeden zakken, wisten met de voorarm het zweet en het bloed van hun gezicht. De man aan de galg hing roerloos; alleen zijn lippen gingen onafgebroken in gebed. Het gewicht werd van de voeten genomen en de benen krampten lichtjes te samen. En toen Pieter Fardé, één grote, rauwe wonde van de voeten tot de schouders, van de galg neerviel in het zand, mompelde hij: ‘Jezus, mijn Zaligmaker’.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken