Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk 4 (1959)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.37 MB)

XML (1.00 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk 4

(1959)–Filip de Pillecyn–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 267]
[p. 267]

Nawoord

Hebt gij reeds getracht, in de stille vree van de avond, te beseffen wat het is: zevenendertig jaar Mongolië? Tracht vóór uw ogen te doen defileren het geraamte van de honger, het grijnzende masker van de afgoden, de kou, de zon, het zand, de oneindigheid, de verlatenheid; gij zult het niet kunnen.

Want daar zijn offers die zo onmeetbaar zijn, dat zij ongemeten blijven zullen. De liefde die wij kennen, is onmachtig om deze liefde te verklaren, de pijn die in ons heeft geschreid of getoornd, mag niet worden vernoemd naast deze onstilbare smart die een deel is van de smart van het Kruis: dat het bloed van Gods Zoon voor zovelen nutteloos zou vergoten zijn. Eerst dan voelen wij hoe klein wij zijn in een kleine wereld.

 

Ik geloof dat iedereen van missionarissen houdt, zelfs zij die hun leven voor het bovennatuurlijke hebben gesloten.

Dat is het offer in zijn volle, gave volledigheid. Dat is het verhaal van martelie, het graf onder de tropen of in het zand van het beweegloze, in zijn heidendom verstarde Mongolië. Dat is de moeder die ineens de zee weet tussen haar en haar kind, en door haar tranen het kruis ziet schemeren op zijn borst.

Kolonie! Ministers vertrekken en administrateurs en ambtena-

[pagina 268]
[p. 268]

ren. Zij kijken nog eens naar het plaatsje waar ze binnen een paar maanden of binnen een paar jaren terug landen zullen met hun verslagen, hun gummi, hun ivoor, hun pensioen. Maar de kerels met hun baarden, de mannen voor de gewesten waar de schorpioenen, de tseetseevlieg en het ontzaglijke gesuis van de wouden wonen, of waar de tyfus en de hongersnood gehuwd zijn met de woeste geheimenis van de Gele Stroom, die hebben hun gelaat en hun ziel gekeerd naar een arbeid waaraan maar één eindpaal is: R. I. P.

Een andere eindpaal kan niet worden gesteld aan een leven zoals dat van Mgr. Bermijn.

Daar zijn levens die onbegrijpelijk blijven, als men er het bovennatuurlijke buiten houdt. En wie kan dat zevenendertigjarige verblijf in Mongolië zo maar eenvoudigweg bij de natuurlijke verschijnselen rangschikken? Dat stijgt, stijgt altijd voort, dat leven; daar is geen verpozing in de arbeid, geen stilstand in het offer. Naarmate de afmatting groeit in hem, wast ook de behoefte aan grotere offers. Als het lichaam verzwakt, wordt het strenger gekastijd. Het is alsof de ziel het stoffelijk hulsel reeds lang tevoren was ontgroeid.

De gemoedelijke Waaslander zet het epos in. En daar rijst in u 'n kameraadschappelijk gevoel als ge de brieven leest. Maar stilaan komt de eerbied de kameraadschap in u vervangen. Het spook van de honger stijgt voor u en angst en bewondering is in uw hart; en als de bisschop ten slotte het bloedige erf van Mgr. Hamer doet gedijen door de ongeziene martelie van elke dag, als ge denkt aan die uren van lichamelijke dood en louter zielebestaan in de ijzige kerk, aan die nachten waar de stenen van de bedoven afwisselden met het doorvrozen zand van de woestijn, aan die volledige vergetelheid van alles wat niet ‘ziel’ was, dan slaat uw eerbied over tot ontzag en ge buigt neer.

[pagina 269]
[p. 269]

Hoevele geestelijke waarden kent gij zo onder de groten van deze tijd van dit land?

Ik heb dikwijls gedacht, toen de officiëlen Sint-Franciskus herdachten: kwaamt gij nu toch eens weer met uw broeder Wolf en uw zuster Armoe, en gij gingt vooraan zitten en drongt met uw ruige pij tussen het pelswerk van de dames en met uw levensdaad tussen de daadloosheid van uw officiële vereerders. Waar bleef de fraze van de hulde? Waar bleef de leugen van de hulde? Waar bleef de gemeenschap tussen uw werkelijkheid die van Kristus is en hun dagelijks werk dat niet buiten deze wereld durft te gaan?

En nu vraag ik: monster ze te zamen, in hun schoonste staatsie en met hun beste argumenten, al wat klinkt in dit land, wat over het lot van duizenden beslist, brood geeft of brood rooft, de kultuur in banken koncentreert en de ziel van het volk doet ritmeren op de golvingen van de wisselkoers. Zet ze allemaal te zamen, onze glories van nu, de welgedane en welgezinde, de tevredenen over zichzelf en de mistevredenen over Vlaanderen, en laat Bermijn in hun midden vooruittreden, met zijn groene, uitgerafelde singel, met zijn zwart-ijzeren bril, met zijn grote handen waar het reuma zijn knopen heeft ingelegd.

Wat is werkelijke glorie, werkelijke schoonheid, werkelijkheid?

Het Kristi-kruis of de dekoratie?

 

Daarom is het weldoende dat Vlaanderen in dit reusachtige zandgraf dat Mongolië heet zijn Bermijn terugzoekt en aan hem zijn ziel warmen en sterken gaat. Want Bermijn, dat is de schone, Vlaamse werkelijkheid.

De ontzaglijkheid van het offer, in de gebieden die kolonies heten, moet worden opgeroepen voor de ogen van ons volk, dat dagelijks dichter wordt gebracht tot de ‘koloniale waarden’.

[pagina 270]
[p. 270]

Naast de beursrubriek moet het te lezen krijgen de rubriek van de Vlaamse, kristelijke, koloniale waarde die ‘Scheut’ heet.

Hoevele edele gezichten roept die naam op bij allen die in Vlaanderen kolleges hebben bezocht. Naar Scheut ging de tocht van hen die de priesterlijke roeping het volledigst wilden beantwoorden. Die meer dan discipel, apostel wilden zijn.

Zij staan in de eerste rij van de herinneringen aan medestudenten.

O! het is soms zo onbehaaglijk om denken hoe een arm tientalletje van jaren onder vrienden van één zelfde klas verhoudingen schept die alle sociale en geestelijke mistoestanden begrijpelijk maken. Zo weinig innigheid komt over u, als gij denkt aan de versukkelden in parlement, apotekerij, zakenkabinet, bank, bureau, magistratuur. Soms blijft uw liefdevolle weemoed hangen bij een geteisterde van het leven, bij een gesneuvelde van het leven: die ziet ge terug als de avond u beter maakt en de stilte rondom u begint te leven.

Maar dan komen er ook voor u staan die u zelf terugsmijten in de kleinheid van uw eigen leven. Die het hoogste hebben geprobeerd en het hoogste zijn nabij gekomen; die de eindeloosheden hebben getrotseerd van Mongolië en de tropenlanden, die stierven, gemarteld werden, geknakt in hun lichaam en het einde van hun vlug-uitgebrande jeugd hebben gevonden op de plaats zelf van hun offerande.

Dan wordt ge beter door hen, beter Vlaming door dit Vlaamse heimwee naar het offer, beter kristen door die kristelijke liefde die niet in de schaduw ligt van dagelijks sofisme.

En dan zijt ge het Missiehuis van Scheut dankbaar dat het zoveel Vlaamse schoonheid heeft gekristallizeerd.

 

1929


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken