Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Mijn liefste lief (1989)

Informatie terzijde

Titelpagina van Mijn liefste lief
Afbeelding van Mijn liefste liefToon afbeelding van titelpagina van Mijn liefste lief

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.80 MB)

XML (1.21 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/brieven
non-fictie/muziek-ballet-toneel-film-tv


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Mijn liefste lief

(1989)–Jean-Louis Pisuisse–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Brieven van Jean-Louis Pisuisse aan Fie Carelsen


Vorige Volgende
[pagina 199]
[p. 199]

Januari 1917-Oktober 1918
Belgische vluchtelingen in Nederland, voorstellingen door het gehele land, in dienst en het einde van de wereldoorlog.

Brieven uit Rotterdam, Apeldoorn, Ginneken, Groningen, Nijmegen, Heerde, Vlissingen, Scheveningen, Laren, Wageningen, Amsterdam en Rotterdam.

Januari 1917.

Op 5 Januari 1917 staat op het programma van de Intieme Kunst-avond onder beheer van het Concert-Bureau Max van Gelder, als eerste vermeld ‘Jenny Elbers,romancière.’

Jenny Elbers werd in 1893 als Joanna Jacoba Gilliams geboren te Antwerpen, enige dochter uit het huwelijk van de schoenmaker Pierre Gilliams en Marie Crets.

Zij volgde een opleiding tot modiste en met het geld dat zij hiermee later verdiende kon zij haar zanglessen betalen. Zij maakte deel uit van het koor van de Vlaamse Opera in Antwerpen. In 1912 trouwde zij met de kapper Freddy Elbers. Zij hadden beiden een grote liefde voor muziek.

Toen in 1914 de oorlog uitbrak vluchtten zij, met vele anderen in 1915 naar Holland en vonden onderdak in Hoorn, waar in 1916 hun zoon Freddy werd geboren. In Hoorn vormde het echtpaar een zanggroepje, samen met de, eveneens uitgeweken broer van Jenny, Frans Gilliams en diens vrouw Fonsine. Zij traden op voor de Belgische vluchtelingen en Jenny verdiende als modiste aanvankelijk het brood voor het kleine gezin. Frans en zijn vrouw vertrokken al spoedig naar Antwerpen en het groepje viel uiteen. Elbers vestigde zich als kapper in de Leidsestraat in Amsterdam en Jenny kreeg een engagement bij Max van Gelder. In 1918 vertrok Elbers naar Antwerpen, maar Jenny wilde in Holland blijven en het huwelijk werd ontbonden. Als Jenny Gilliams maakte zij kennis met Jean-Louis Pisuisse en in diens cabaret én in zijn leven, zou zij een blijvende plaats innemen.

Rotterdam, 27 Maart 1917.

Müller's Restaurant

‘Fürstenberg’

Rotterdam.

 

Mijn teeder beminde Fietje,

 

Op reis naar Groningen was er geen tijd, het wel niet belóófde, maar toch bedàchte briefje te schrijven, maar nu ik hier met Jan bij ‘Fürstenberg’ zit, na een smakelijken lunch, wil ik je toch even bewijzen, dat ook bij de meest verfijnde gastronomische

[pagina 200]
[p. 200]

genietingen - oesters met ale! - ossetong met witte bòònen! en koffie met boterkoek - mijn innigste gedachten uitgaan naar mijn Fietje, die ik achter liet met een gezwollen keeltje (hier staat Keeltje, maar er kon net zoo goed wat anders staan!) Hoe gaat het nu met mijn kleine pop? Niet meer ziek en nog niet ziekjes? Morgen bel ik je even op, want direct naar huis komen kan ik niet, daar ik 2.15 arriveer en om 3 uur in Centr. Th. moet zijn. - De avond voor de Engelsche jongens was als altijd gezellig, maar vermoeiend, vooral vanwege de rook, die je wel kon snijen, en dan allemaal van die gemeene Engelsche tabak! Nu zijn we op weg naar den Briel en zullen eerst hier nog eens even een paar zalen bekijken, met het oog op het komende seizoen. Morgenochtend om 10 uur van den Briel en, zooals gezegd, om 2.15 in A'dam. Morgenavond laat bij Fietje, want thuis eten lukt niet, daar ik natuurlijk tamelijk vroeg in Haarlem moet zijn, tenminste als we daar reeds om halfacht moeten beginnen. Enfin, dat hoor je nog wel telefonisch van me.

Dag, liefste Schat. Groeten van Jan voor jou en van mij voor Niesje, Hupje en Moortje. Heel veel lieve, stevige poenzen en pakken van

 

je Swiepje

[19-7-1917]

Concertbureau max van gelder.

 

intieme kunstavond.

 

Onder leiding van max van gelder.

Aanvang 8.15. 19-7-1917.

1.‘de man’ Schets in één bedrijf door Ixi.
Hij: ...... C. van Dommelshuizen
Zij: ...... Mej. Ch. Köhler
2.Jenny Elbers interprête des Valses Chanteés.
3.‘de mantel’ Schets van Paul Frank.
Etta ...... Mevrouw Duymaer van Twist.
Julian ...... Lou Chrispijn Jr.
Andor ...... Cor Ruys.
4.tschetschorke en marheinecke de bekende dansers.
5.huldiging van cor ruys ter herdenking van zijn 12 ½ jarige tooneelloopbaan. De feestcommissie bestaat uit enkele onzer grootste acteurs, die hem achtereenvolgens zullen toespreken.
pauze.
6.tschetschorke en marheinecke de bekende dansers
7.‘bedriegers’ Tragi Comedi van Jean Stapelveld.
Mevr. Duymaer-Cor Ruys-Lou Chrispijn.
[pagina 201]
[p. 201]

Apeldoorn, 10 Augustus 1917.

hotel van der burg

arthur vossen.

 

Mijn allerliefste Schat,

 

Nu raadt je toch niet, hòè laat ik je nu zit te schrijven.... Het is nòg geen halftwaalf. Maar reeds hebben ze ons hier beneden in 't hotel weggekeken, weggepest met uitgedraaide lampen, weggejaagd met 'n slecht souper. En dat, terwijl we ons zoo verheugd hadden op 'n langdurig Skat-partijtje!!Ga naar eind1 Enfin: de Engelschman zegt ‘It is an ill wind that blows nobody any good’Ga naar eind2 (kleine vertaaloefening voor je!) en zoo zit ik dan nu aan jou te pennen of liever, te potlooden. - We hadden vanavond 'n volle zaal en hielden - buiten de boekjes - 'n dikke f 200.- over. Ook was het een prettig publiek, maar de zaal zelf is hier altijd beroerd, nèt of je tegen 'n plank staat te zingen en dat vermoeit vreeselijk. - 't Is intusschen leuk om in deze zomerplaatsen op te merken, hoe langzamerhand 'n nieuw geslacht de avonden komt bezoeken. 'n Tijd lang hadt je hier in Nederland zoo'n succes van ‘ouwe kennissen’ en ‘habituè's’; nù is je succes vaak net weer als heel in 't begin.... Je ziet dan ook in de zaal al die jonge menschen, jongens en meisjes, die zoo echt eens voor de eerste maal ‘naar Pisuisse’ toe mogen. God geev' dat ik geen kwaad zaad in hun jonge zieltjes strooi! - Van jongemenschen gesproken: Louis Chaillet was met z'n Vrouwtje in mijn auditorium. Ze waren juist vandaag op 'n verlofs-fietstocht hier in Apeldoorn afgestapt. Hij deed ons interessante verhalen van zijn leven als zee-officier, speciaal dan als commandant van 'n onderzeeboot. Hij heeft namelijk de allernieuwste - 'n geïnterneerde Duitsche - onder zijn commando gekregen - Toch leuk voor zoo'n boy, hè. Hij denkt dan ook hèèl anders over den dienst als onze vriend KarelGa naar eind3. Wonderlijk, dat die niet met zijn avontuurlijkheid bij de onderzee'ërs is gegaan! - Nu, verder heb ik je ook al niets te vertellen, Schat. Alleen moet ik je nog opbiechten, dat ik vanmiddag gereisd heb met twee jonge meisjes, die alleen naar Apeldoorn moesten reizen, eerst tot Amersfoort onder geleide van 'n heer en toen die er uit ging, natuurlijk, toen bood ik me als geleider aan. Dat vond ik nu wel eens 'n aardig avontuur op 'n vervelende reis. De een was een aardig blondje met groote blauwe oogen en een allerleukst lichtblauw jurkje aan, net als ‘Mientje’Ga naar eind4 gisteravond in TriplesofGa naar eind5, en de ander had een droomerig donker snuitje en deed me wel 'n beetje aan jou denken. - Ik zat er natuurlijk dadelijk midden tusschen in en heb ze op chocolade getrakteerd, die ik, bij wijze van introductie nog in Amersfoort gelukkig had kunnen koopen. - Zoo was de reis om, vóór dat ik het wist en het speet me heusch toen ik ze in Apeldoorn uit de coupé mocht tillen en overleveren aan een tante. Het kleine blondje was acht en het bruintje negen jaar!.... Nou zou ik je snuit wel willen zien. -

Nu, lieve kleine Pop. Me dunkt: dit is al dadelijk een fijne, lange brief. Wils, die nu nog met Jan zit af te rekenen, komt hem dadelijk halen en zal hem je morgenochtend (waarschijnlijk nog op je bed) afleveren. - Dag, lieve vrouwepop met je mooieGa naar voetnoot*

Zal je me niet vergeten en eens lief aan me denken! - Heel veel lieve poenzen op je trouwe oogen en je lieve mond van je

 

Mannie

 

Groet Niesje van me, zoo ook het krolsche Hupje en haar zoon Moortje. Eveneens morgenavond de heele vriendenbende! Dag schattebout!! Welterusten!

 

Op de adreszijde van de enveloppe: Dag Fietje Stokoude Jan [in het handschrift van Jan Hemsing] Door bemiddeling van Wils. [handschrift van Pisuisse.]

[pagina 202]
[p. 202]

Ginneken, 22 Augustus 1917.

mastbosch-hotel

Ginneken (Breda)

 

Mijn allerliefste Schat,

 

Hier zit ik goddelijk onder de boomen voor 't Hotel Mastbosch, nadat ik eerst met Jan 'n fijne kuier onder de pijnboomen heb gemaakt, den beloofden brief aan mijn klein kwattareepje te schrijven. - Het leven is op zoo'n zomertourneetje toch maar best uit te houden: hard werken wel, maar onder genoeglijke omstandigheden.

Laat eens zien, wat moet ik allemaal aan je rapporteeren..... O, ja eerst ons wedervaren in 't lieflijk Doorn. - Nu, onze ondervinding is, dat de kleine plaatsjes, waar Speenhoff het ‘zoo erg best’ heeft - met zijn entree van 60 centen - voor ons niet zoo bijzonder zijn. Ons guldenspubliek is er doorgaans niet zoo talrijk en, evenals in Epe, was de opkomst bevredigend, 'n 125 man ongeveer, maar niet zóó, dat we er voortaan onzen tijd aan spendeeren zullen. - 't Is er anders buitengewoon mooi, daar op de grens van Utrecht en Gelderland; ik dacht dat ik er eigenlijk alleen maar geweest was, toen EesGa naar eind6 indertijd nog zijn sanatorium had op de villa's ‘De Buut’ en ‘Bonaire’ bij Driebergen, waar ik als jongen van 'n jaar of 16 'n week of wat logeerde. Maar toen ik nu in het Hotel Lagerweg in Doorn op 'n ruim zolderkamertje lag, drong het ineens uit mijn onderbewustzijn tot me door: hier heb ik mèèr geslapen. En zoowaar, toen schoot het me te binnen, dat ik eens, tijdens mijn geëngageerd zijn met CobaGa naar voetnoot* in dat zelfde hotel met haar - èn haar ouwelui,Ga naar eind7 hoor! - heb gelogeerd en toen op datzelfde zolderkamertje omdat ik door de hitte niet slapen kon, een gedicht heb liggen maken, dat sedert verloren is geraakt en waaraan, als ik me wèl bedenk, de menschheid niet véél verloren heeft. Ik had toen geloof ik den aanvalligen leeftijd van twintig jaren - duizend weekjes! - bereikt en was schoon en onschuldig (hm.hm!). Met weemoed verliet ik het oord, waar ik eenmaal een nacht met mijn muze had doorgebracht.....

En gisteravond waren we dan weer in 't schoone Ginneken en maakten er met een enthousiast publiek 'n recettetje van 'n dikke driehonderd pop. Jan en ik sliepen broederlijk op één kamer en ik heb niet gesnurkt! Tot vijf uur kunnen we nog hier blijven en dan tijgen we naar Tilburg. Mijn stem is een beetje moe, maar 's avonds doet-ie 't ‘unbeschrieën’ wel weer. - Ook overigens ben ik gezond; alleen schijnt het oorlogsbier niet bevorderlijk voor mijn spijsvertering.

Zeg, Vrouwtje, tracht jij LolaGa naar eind8 eens te overtuigen, dat ik geen f 35.- per avond kan betalen. Ik moet ze wel engageeren en heb haar ook reeds op m'n biljet gezet, maar ik moet probeeren, haar voor f 900.- in de maand te krijgen. Doe jij je best eens, dit op diplomatieke manier te bewerken. - Jammer, dat je gisteren niet thuis was, toen ik telefoneerde.

Ik ben benieuwd, waar ik nu een brief van jou zal vinden. - Op de kalender van m'n bureau kun'je zien waar ik 's avonds ben. Laat me maar goed nieuws hooren en vergeet je zwervende man niet, die met heel veel lieve gedachten denkt aan jou. -

Dag, mijn Schat. Veel poensjes uit de verte van je

 

trouweGa naar eind9 Swiep.

 

Eind 1917 wordt er een nieuwe directeur benoemd bij het Kon. Ver. Het Ned. Tooneel, naast Willem Royaards komt de toneelvernieuwer Eduard Verkade. Daar verwacht Fie heel veel van en hij is dan ook van grote betekenis geweest voor haar verdere carrière. In het cabaret van Jean-Louis Pisuisse zou ze grote successen kunnen behalen, maar haar liefde gaat uit naar het grote toneel.

[pagina 203]
[p. 203]

Haar eerste rol onder leiding van Verkade is Gloria Glandon in G.B. Shaw's ‘You never can tell’ (Men kan nooit weten). Eduard Verkade corrigeert haar hoge stem, zoals Pisuisse reeds gezegd had. Ze krijgt goede kritieken, zelfs van de strenge Barbarossa (J.Ch. Schröder) in de Telegraaf. De Sint Nikolaas gedichten van Pisuisse staan natuurlijk in het teken van dit grote succes.

December 1917.

 
Aan fietje pisuisse,
 
De jonge actrice,
 
Komen twee klanten
 
Als representanten
 
Der schouwburgdirecties
 
Voor hare collecties
 
Van byouterieën
 
Een doosje aanbieën
 
Met felicitatie
 
Voor schoone creatie
 
Van ‘Gloria Clandon.’
 
Wil, wat wy hier zenden
 
Als hulde betrachten
 
Voor wat gy ons bracht en
 
Gewis nog zult brengen
 
By 't verder verlengen
 
Van Uwe carrière
 
Aan 't Neerlandsch tooneel.
 
Geloof ons, lief fietje,
 
'n Iedereen ziet je,
 
Zoo geestig en aardig,
 
Zoo ernstig en vaardig
 
Nog gaarne vaak spelen...
 
Ons zal 't niet vervelen,
 
Je 't applaudisseeren,
 
Met bloemen te eeren,
 
‘Het Plein’ te bezoeken,
 
Je successen te boeken,
 
Je toe te gaan juichen
 
En bly te getuigen,
 
Zeer dankbaar en vreugdig:
 
‘Al is ze nog jeugdig,
 
Ja, zulke actrice's
 
Als Fietje Pisuisse is,
 
Die blyven met eere
 
Op 't Neerlandsch tooneel!’
Tante Eef spreekt:
 
Fie, je houdt zoo van de geur...
 
Meid, daar hei'j' 'n flesch odeur,
 
Maar bedruip je niet te vinnig,
 
Want dan ruik je zoo lichtzinnig-
 
Op je haren... nou.. dat mag wel,
 
('Schoon: IK doe 't niet).. maar ik zag wel
 
Dat j' odeur soms smeren dorst
 
Achter j'oor en op je borst!
 
Kyk, dat vind ik rondweg stuitend..
 
Strakjes smeer je 't op je kuit en 't
 
Houdt misschien zelfs dààr niet op...!
 
Daarom, Fietje, lieve Pop,
 
Houdt je Tante's raad in eere en
 
Matig je by 't parfumeeren!

Groningen, 8 December 1917.

Hotel Erven H.B. Kisch,

Stationstraat,

Groningen

 

Mijn lieve kleine Vrouw,

 

Vandaag al dadelijk maar 'n briefje, omdat ik weet dat Fietje dat zoo prettig vindt. - Hoe gaat 't met mijn Schat? Niet al te slapjes meer en stevig in de bil geprikt? Goed etende en goed slapende? Dit laatste beter dan ik naar 'k hoop, want het is met mij maar

[pagina 204]
[p. 204]

weer tobben geweest vannacht. Teveel aan m'n hoofd waarschijnlijk en dan: ik kàn nu eenmaal niet tegen stoomverwarming; dat slaat op m'n keel, in m'n hoofd en op m'n borst. Anders 'n best hotelletje hier, waar we heel genoegelijk logeeren. -

Die arme TschetschGa naar eind10 en MarkGa naar eind11 (hun namen zijn veel te lang) misten gisteren op 't laatste nippertje den trein, die voor hun neus wegging. Meneer Wils had hem heelemaal verslapen, zoodat ik gistermiddag zelf met de bagage kon optrekken, de sloten moest door vijlen (Jan en ik hebben er nu echte inbrekershandigheid in gekregen!) en het tooneel moest laten opbouwen. - Ook voor requisieten had W. heelemaal niet gezorgd. - Hij moet er maar uit!

De voorstelling was maar zoo zoo bezocht; niet bepaald slecht, maar toch veel te slecht, dan dat er van 50% der recette (voor ons f 175.-) veel over blijft in deze dure tijden. - Ik zelf was schorrig (kou òf de stoomverwarming) maar 't publiek was erg enthousiast, wel het meest voor de dansers, voor de Boerenliedjes, voor mij en voor Lola. Toch heeft die arme ‘Looltje’ vanochtend 'n slechte kritiek in de Groninger, die haar caféchantant-achtig en onbeschaafd vindt. Zoo'n kaffer!! 't Is anders 'n Schat van 'n collega; je had ze daar gisterochtend opgewekt aan 't station moeten zien komen. 'n Voorbeeld voor allemaal! Zeg haar maar niets van die kritiek. Misschien ziet ze hem niet eens!

Ook Thomassen heeft goed voldaan. Maar ik laat hem niet meer pianospelen - Dat doet toch niets in ons cadre. -

't Was hier gisteren beestachtig regenweer; en ik had dus niets aan m'n pels. Maar in den trein is 't een ware vervulling op deze lange, koude reizen. - Net van Dijk was gisteren met 12 uur op reis van Winterswijk naar Groningen. -

Nu, lieve Schat, ik geloof, dat ik weer braaf verslag van m'n wedervaren heb gedaan.. Als 't 'n beetje wil, krijg je dezen brief morgenochtend op je bedje. Hierbij dus 'n lieve morgenzoen en nog vele méér van

 

Je Swiep

 

Groet Niesje van me. Snoept Moor niet te veel, nu mijn gezag ontbreekt. Als Hup reeds naast je ligt geef haar dan van den Baas 'n streeltje over haar ‘roet voeten.’ Dag, lieve Schat-van-me. Tot ziens. Ben je Maandagavond vrij?!

Dan gaan we lekker dansen, chez Max.’Ga naar eind12

Nog 'n poens van

 

Swiepje

(de getrouwe!)

Nijmegen, 23 Januari 1918.

hotel metropole

Café-Restaurant 1e RANG

Nijmegen

Lange Burchtstraat 22.

 

Mijn allerliefste Vrouwtje,

 

Hier in het - goede! - Hotel Métropole, schuin tegenover ‘Boggia’ zit ik in den uchtendstond in een gezellige ontbijtzaal, waar Sassemus een ochtendpianoconcert geeft, als een Vader te midden van mijn internationaal gezin, keurig en kleurig gehuld in mijn coin-du-feu-tjeGa naar eind13, (dat ik van Fietje kreeg) en ga nu even een van de beloofde briefjes schrijven, ofschoon 't moeilijk wordt mijn gedachten erbij te houden, wijl nu Lucienne d' Esling de ‘Grand Frisé’Ga naar eind14 gaat repeteeren. -

In Zutphen hadden we 'n aardigen avond met een - voor Zutphen - zeer talrijk en hoog-chique publiek en gisteren, hier in Nijmegen was 't werkelijk zeer vol. 't Succes

[pagina 205]
[p. 205]

is overal phenomenaal: ovaties enz - en 't programmaatje zit dan nu ook heel aardig in elkaar. - Zoo langzamerhand komen we er wel uit. -

Van Dirk Witte kreeg ik een langen brief, waaruit mij bleek, dat hij werkelijk zeer veel zin heeft in 't baantje van gedelegeerd commissaris.Ga naar eind15 Ik zou 't fijn vinden, als hij 't deed. - Rustig voor mij en 'n goed zakenmensch. -

Den eersten dag op reis had ik reden te vermoeden, dat ik een tik van jouw darmcatarre te pakken had, maar gelukkig zijn die verschijnselen nu weer geheel geweken. - En hoe gaat het met jou kleine gezondheidje? Beter? Ik hoop 't uit je volgende briefje te vernemen. - Je hebt zeker al gehoord, dat er kans bestaat, dat ik ook Zondagmiddag moet werken. - Maar in elk geval ben ik Zondagavond thuis en hoop je dan gezond en wel, vroolijk-als-altijd en verheugd over 't weerzien van je ‘lieve Man’ aan te treffen. -

En nu maak ik er een einde an, want de lui maken zoo'n geweldige heibel om me heen - Collin studeert n.l. een Japansch Fransch chanson in en de anderen maken er ‘geisha’ dansen bij! - dat ik er m'n kop niet bij kan houden. -

Zooeven belde Hannie Romeny me op, die gisteren met veertien van haar Kornuitjes ‘genoten’ heeft, en verzocht me je hartelijke groeten te doen. -

Dag, lieve Schat. Heel veel lieve gedachten en teedere poensjes van je

 

Swiepje

 

Groet Nies en de kattenfamilie!

Heerde, 25/26 Januari 1918.

hotel boeve

Heerde

Café-Restaurant

 

Mijn allerliefste Schat,

 

Ik begon heusch al booze dingen van je te denken, omdat ik maar tevergeefs naar 'n briefje moest blijven uitzien, maar nu vond ik gelukkig hier je epistel van die ‘Duivelsche’ repetitie.Ga naar eind16

Fijn, dat je vooruitzichten zoo mooi zijn, liefste, al zie ik langzamerhand Swiepje ook al alleen naar Indië tijgen..... Nu, hoor, je opslag verdien je in elk geval, want ik hoor van alle kanten de beste oordeelvellingen omtrent je prestaties als tooneelspeelster: verschillende menschen ontmoette ik toevallig, die je allemaal hadden gezien en bewonderd. - Zondagavond zal ik je nu toch ook eens kunnen bewonderen. Zou het je mogelijk zijn, behalve voor mij, ook een plaats te vragen voor Jan en Ada? Dáárom schrijf ik je nu nog laat in den nacht - half één is voor Heerde laat in den nacht - en ben ik eigenlijk van mijn slaapkamer weer terug gekomen om nog even dit briefje te pennen, wijl het je anders te laat bereikt, om nog aan dit verzoek te kunnen voldoen. - Nu krijg je mijn brief nog vóór Zaterdagavond. Zondagochtend om halfelf kunnen wij al in Amsterdam zijn; dan vind ik je natuurlijk nog in je bedje; maar zorg dat ik de deur niet gesloten vind, want anders zou ik je eruit moeten bellen. - Wij hebben hier in Heerde - 't Land van Jan van Riemsdijk - 'n alleraardigst publiek gevonden, dat we tot hooge hoogten van enthousiasme hebben opgevoerd. Trouwens gisteren in Harderwijk, was 't ook een geestdriftavond: 1500 à 1600 menschen in de zaal. Alleen bedierf de commandeerende generaalGa naar eind17 'n stuk van mijn succes, door te insisteeren, dat ik nà de Franse alleen Hollandsch zou zingen, en dàt verstaan zelfs de Vlaamsch-sprekende Belgen niet - laat staan de Walen! - Mevrouw Van Walt brachten we nog 'n visite vanochtend. Ze laat je groeten en beweert, dat je daar moet komen logeeren om uit te rusten. Trouwens, hier willen ze ons ook van de zomer al te logeeren hebben! Geliefd vleesch hebben wij, hoor!

[pagina 206]
[p. 206]

Dag, lieve Pops. Beterschap met je lieve zieke lijfje, hoor! Als die maandelijkse opruiming weer heeft plaats gehad, zal 't in 't algemeen met het gezondheidje wel weer beter gaan. - Ik hoop weer vroolijk en opgewekt bij je terug te komen: er gaat toch niets boven hard werken. -

Nacht, liefste. Nu ga ik slapen en van je droomen. Groet de ‘huisgenooten’ en jij, voor jezelf, heel veel lieve gedachten en 'n poens op je trouwe oogen van

 

Je Mannie

 

Jan laat groeten!

Amsterdam, 1 Februari 1918.

Koninklijke Vereeniging

‘het nederlandsch tooneel’

Beschermheer:

z.k.h. de Prins der Nederlanden.

stadsschouwburg.

 

Mevrouw S. Pisuisse-Carelsen.

stad.

 

Zeer Geachte Mevrouw,

 

In antwoordt op Uw schryven, deel ik U mede dat ik den Raad van Beheer mededeeling deed, dat my Uw verzoek gedaan in Uw brief van Jan., alleszins gerechtig toescheen.

Myn voornemen was reeds, U by het eind van het seizoen een gratificatie te doen toekomen. Naar aanleiding van Uw brief, zal de Koninklyke Vereeniging nu echter vanaf heden Uw salaris verhoogen met F. 50,- per maand, terwyl U tevens over de afgeloopen 5 maanden by den heer Wessels over F. 250,- kunt beschikken.-

Vertrouwende op een verdere aangename samenwerking,

Met de meeste hoogachting,

 

Eduard Verkade.

 

De eerste wereldoorlog duurt voort; juni 1918.

Gedurende de gehele oorlog is er mobilisatie. Pisuisse wordt weer opgeroepen. Dit keer in zijn geboorteplaats Vlissingen.

Vlissingen, 2 Juni 1918.

Mijn allerliefste Fiepsje,

 

De rust van mijn Zondagschen ‘dienst’ wil ik gebruiken om je even getrouw verslag te doen van mijn eersten dag in Hare Majesteits actieven dienst. Dat die ‘dienst’ niet altijd ‘dienst’ is, bemerk je al dadelijk aan de uitdrukking ‘Zondagsche’ dienst, die synoniem is met ‘algemeene lediggang’....! Maar laat ik niet op de feiten vooruitloopen, zooals ze dat in ouwerwetsche romans noemden. -

Ik reisde dan gistermorgen allereerst ongestoord naar Vlissingen en haalde flink mijn tekort aan slaap in. - Halfeen arriveerde ik en vond Ada en haar zoon JosGa naar eind18 aan den trein met hun wagentje. Terwille van den jongen, houdt LoGa naar eind19 er namelijk een bescheiden equipagetjeGa naar eind20 op na. Ik behoefde echter van 't vehikel geen gebruik te maken, omdat ik op de fiets stadswaarts en naar de kazerne reed. Daar vond ik echter vanwege het

[pagina 207]
[p. 207]

lunch-uur niemand aanwezig bij wien ik me melden kon en verschoof dus mijn officieele bezoeken tot in den middag. Natuurlijk waren ingevolge den Zaterdagschen ‘dienst’ bijna alle hooge en hoogste ‘oomes’ bij wie ik officialiter op bezoek ging ‘met verlof’ en zoo kwam ik eindelijk bij den Kapitein Brenkuik terecht, die ter voorrangingGa naar eind21 van den Majoor Mulder het reserve-bataljon B. van het 25e Regiment Infanterie commandeert, bij welk legeronderdeel op 't oogenblik je man zijn geweldige diensten presteert. -

Deze diensten zouden, zoo hoorde ik, allereerst worden gebezigd door mij het commando toe te vertrouwen over de 4e Compagnie van het evengenoemde Bataljon. Die compagnie was juist gisterochtend naar de Bomvrije Kazerne verhuisd en ik viel dus midden in de drukte, maakte kennis met mijn onmiddellijken plaatsvervanger den 2en luitenant Van Stigt (in burgerbedrijf directeur van 't Hotel Terminus in Den Haag) en mijn tweede officier, den onderluitenant Bercken van 't Indische leger, 'n verhollandschte Duitscher die aan 'n leverziekte lijdt. In samenwerking met hem en mijn sergeant-majoor Kremer installeerde ik de Compagnie en mijn eigen bureau in verschillende lokalen van de Bomvrije Kazerne, je weet wel, dat oude gebouw op de Boulevard met dien ronden toren, eraan vastgebouwd, waarvan ze nu een stadsmuseum hebben gemaakt en dat ik je op onze wandeling door Vlissingen heb aangewezen. - Reserve-bataljons, waren tot voor korten tijd (dit is nu - ‘op papier’ tenminste! - veranderd) bataljons, waarin elk regiment die individuën loosde waarvan het graag verlost wou zijn. 't Gevolg daarvan is, dat de lastigste, beroerdste en - o noodlot van Piezewies! - de slechst-gedisciplineerde soldaten erin zijn terechgekomen. Toen ik dan ook ‘mijn’ compagnie voor het middagmaal zag aantreden kon ik tot mezelf zeggen, dat ik nog nooit zoo'n minzaam stel trosbroevenGa naar eind22 bij elkaar had gezien. Enfin, met 's Heeren hulp hopen we de tucht eronder te handhaven, die voor de doeltreffendheid der vaderlandsche weermacht noodzakelijk is. - Morgen hoop ik ermee te beginnen: doe maar eens 'n schietgebedje voor me. -

's Middags gebruikte ik in den huize ‘Ophir’ het middagmaal met Ada en Jos de zoon en den huisvriend, den heer Stevens. Lo is namelijk nog in het modderbad Rockanje, waar hij met baat genezing zoekt voor zijn rheumatiek. Einde dezer week komt hij terug. Na tafel zaten we heerlijk rustig voor 't huis in den zomeravond en wandelden later nog over de Boulevard in den maneschijn nadat ik eerst met den heer Stevens 'n partijtje biljart had gespeeld. Lo heeft hier namelijk een biljart aan huis, wat ik fijn vind. - Trouwens, ik heb hier heelemaal 'n best en gerieflijk kwartier en Ada is erg in haar voordeel veranderd. Ze is wel 'n beetje kleinsteedsch maar van erg ruime en verrassend-democratische opvattingen. Dit laatste - democratisch bedoel ik - schijnt eigenlijk, natuurlijk onder den invloed van het fabrieks leven, heel Vlissingen zoo'n beetje geworden te zijn.

We dronken bijvoorbeeld 'n biertje in een soort strandcafé waar Rika Brand-Bekker met haar damesorkest speelde, en waar tot mijn groote verwondering eerste rangs- en derderangs Vlissingers huiselijk door elkaar zaten, officieren van land- en zeemacht met hun dames naast matrozen en soldaten met hun meisjes! Dat ware in 't Vlissingen-van-mijn-tijd 'n onmogelijkheid geweest, zooals 't bijvoorbeeld in Middelburg nòg 'n onmogelijkheid is. De oorlogsinvloed is daarin waarschijnlijk ook al te bespeuren. -

Na mijn rommel uitgepakt te hebben - scheerzeep en postpapier heb ik o.a. vergeten - ging ik om twaalf uur in m'n mandje, sliep eerst niet en daarna erg onrustig, maar werd vervolgens om tien uur lekker frisch wakker. Ik geloof heusch, dat mijn verblijf hier mij erg goed zal doen. -

En nu, lieve Schat, weet je dus weer zoo'n beetje een en ander van mij af, en ga ik mij eens wijden aan mijn plichten van ‘Officier van Piket’, d.w.z. zorgen, dat vanavond en vannacht een snoode vijand niet met mijn ouwe Vlissingen of hetzelfs verdedigings werken wegloopt.

Laat mij door Brander zoo gauw mogelijk jouw portret en dat van de kinderen

[pagina 208]
[p. 208]

opzenden, dat hij bij De Neye heeft achtergelaten. Scheerzeep en postpapier heb ik hier al kunnen koopen, zeep veel goedkooper zelfs dan in Den Haag of Amsterdam.

Dag, mijn eigen Vrouws; laat mij gauw eens wat van je hooren. Mijn burgeradres is: ‘Huize Ophir’ Badhuisstraat 122. Telefoon 120. Vlissingen. Mijn militair adres: 1e Lt. J.L. Pisuisse Ct. 4e Compagnie Reserve Bataljon B. 25e Regiment Infanterie. Veldleger. Maar voor jouw brieven is 't eerste adres goed genoeg. Tusschen haakjes: heel Vlissingen kletst natuurlijk gezelligjes over ‘die joenge Piezewies’, die als officier in zijn vaderstad is weergekeerd! Lollig om 't te zien en te hooren!

Nou, dag schatte pop-van-me. Veel lieve zoenen op je lieve oogen en je zachte bruinverbrande velletje van

 

Je Swiepje

 

Eventueel mij toekomende brood-, vet-, vleesch- en andere kaartenGa naar eind23 heb ik hier noodig! Zend mij die op! Daag! Oók de gitaar wil ik graag hebben!

Vlissingen, 9 Juni 1918

Mijn allerliefste Fiepsekind,

 

Wat 'n wanbof, hè, dat ik nu gisteren niet weg kon komen, maar, heusch Schat, 't ging niet, hoor; de dienst hield mij onverbiddelijk vast. Trouwens, DirkGa naar eind24, die gisteren om één uur hier aan kwam, heeft mij tot vijf uur aan den gang gezien, zittende als eenige en opperste rechter tegenover een verzameling meer of minder groote boeven, die zich, al naar hun grootere of kleinere misdadige aanleg, aan verschillende vergrijpen tegen de krijgstucht hadden schuldig gemaakt. Soms was dat heel onschuldig, bijvoorbeeld, ze waren met afgezakte putteesGa naar eind25 ‘in 't geweer’ gekomen voor den Groot Majoor of hadden zich de weelde van twee stroozakken inplaats één in hun bed veroorloofd, maar soms hadden ze heviglijk gezondigd; bijvoorbeeld door als schildwacht van hun post te loopen, in 't wachtlokaal te slapen of andere dingen te doen, die in oorlogstijd, de schromelijkste gevolgen kunnen hebben, het verlies van een belangrijke stelling kunnen veroorzaken of wel van honderden menschenlevens. - Wonderlijk is dat vooral voor mij, waar mijn heele militaire zìjn, mijn wezen en streven juist met die oorlogsmogelijkheid samenhangt, te zien, hoe weinig die mogelijkheid op anderen invloed heeft. Al het handelen en denken van die vele duizenden jonge kerels, die Nederland op 't oogenblik onder de wapens heeft, wordt beheerscht door de vraag: Hoe maak ik me 't makkelijkst van m'n dienst af en hoe ontkom ik daarbij aan straf?’ Of wel, ze nemen de straf als ‘une chose qui va sans dire’Ga naar eind26 maar lappen vóór alles het dienst-belang aan hun laars. Enfin, zoo zit je dan elken dag 'n paar uur voor boeman te spelen op je compagniesbureau of rijd bij nacht en ontij door 't donker heen om de lamzakken en plichtverzakers te attrapeeren en tot rede te brengen. Twee maanden èchte oorlog en de Nederlandsche natie zou òf vernietigd - òf voor een lange toekomst gered zijn!... Midden in mijn meditatie komt mijn Bataljonscommandant mij opzoeken om me te vertellen, dat ik mij morgen ter beschikking moet stellen, om te ontvangen en eigenlijk zoo'n beetje tegen mogelijke vijandige demonstraties van het publiek te beschermen, twee Duitsche officieren, die hier de Duitsche regeering komen vertegenwoordigen bij de begrafenis van den administrateur Smit, die gedood is bij de torpedeering van de ‘Koningin Regentes’,Ga naar eind27 zeker om alvast te demonstreeren, dat Duitschland daar geen schuld aan heeft. Ik vind het wel 'n gewichtig, maar toch ook een vervelend baantje, vooral omdat je vooraf niet weten kunt, wat voor onaangenaamheden er te overwinnen zullen zijn. Bovendien bezit ik geen gouden fouragèresGa naar eind28 voor 't groot-tenue. Die droeg ik 't laatst bij Wiet z'n vrolijke bruiloftGa naar eind29 weet je nog wel! - Het gaat mij hier overigens best; in mijn nieuwen werkkring ben ik al heelemaal ingewerkt, ik ga - als regel - vroeg

[pagina 209]
[p. 209]

naar bed en ben uiterlijk acht uur op; doorgaans vroeger, want mijn Compagnie moet veel en ver buiten de stad pionierarbeid verrichten en dan rukken wij om zeven uur of half acht al uit. Ik drink weinig, eet veel - apropòs stuur mij meer en nieuwe boterbon's!! - en slaap ‘unbeschrieën’ als 'n roos. ‘Uitgerùst’ zal ik den 1en wel wezen, maar ‘uitgezorgd’! Laat Dirk je maar eens vertellen van al onze beslommeringen, dan zal je wel bemerken, dat ik voorloopig nog kopzorg genoeg heb om er tien ‘vacanties’ mee te vergallen. - Wees jij eens 'n flinke meid en bezorg ons vóór den 1en Juli - maar op 'n fatsoenlijke manier, hoor! - vijfduizend gulden, dan maken we je eerelid van de Maatschappij. Neen maar, zonder gekheid, hoor Pop, het ziet er belabberd uit en de kans is akelig groot, dat we met 1 juli zonder geld zitten, vooral nu in deze maand met dìt weêr en dìt programma 't Centraal Theater 'n reuzestrop wordt. Gaat het zóó door, dan hebben we kans, al onze gemaakte winst weer te verspelen en dan zal mij het scheiden van 't Directeurschap in de Amstelstraat nòg minder zwaar vallen. Je weet waarschijnlijk, dat Van G. - op onze condities niet continueeren wil. Gelukkig heb ik aan Dirk een pracht van 'n bondgenoot, waarvoor ik in deze omstandigheden niet dankbaar genoeg kan zijn. -

Lo heb ik gisteren zijn f 120.- betaald, die, zei hij, ook bij hem ‘op 'n gloeiende plaat’ vielen; iedereen schijnt geld te kort te hebben in deze dagen. Je moogt mij tenminste wel eens wat sturen; anders kan ik het, tot het oogenblik, dat ik traktementGa naar eind30 krijg niet uitzingen.

Laat mij dan tevens gitaarsnaren, militaire boorden en sokken sturen. Ik hoop maar weer op a.s. Zaterdag om over te komen maar laten we ons maar geen illusies maken, want mijn onder-luitenant is nog steeds met ziekeverlof en ik weet niet, of hij de volgende week al terugkomt. Tot mijn vreugd heb ik bespeurd, dat de 1e Juli een Zondag is; als 't een beetje wìl kan ik dan Vrijdagavond (den 29en) al hier vandaan, maar ga dan naar Den Haag, waar een paar repetities voor ‘Johan’Ga naar eind31 nog wel zeer noodig zullen zijn. Van Gelder heeft mij nu telefonisch beloofd, zoo gauw mogelijk te zullen beslissen of Huf dan wel Erfman de rol van Pintsch zal spelen. Wil je Brander zeggen, dat hij vooral al mijn tooneelgoed laat schoonmaken en opknappen!

Bij jelui zal het met dit zomersche wêer ook wel misère zijn, hè, of zijn de Deventenaren in grooten getale opgekomen om Fietje te bewonderen? Maak je 't goed, lieveling en lig je nog geregeld in 't zonnetje? Laat me maar gauw weer wat van je hooren; je briefjes hebben altijd zoo'n prettige, opwekkende uitwerking op mij, wat ik waarachtig wel noodig heb. Ik vrees, dat deze brief dan ook niet erg leuk is om te lezen, maar ik kan er heusch niets aan doen. 'n Volgenden keer beter! - Dag, mijn allerliefste, vroolijke, door-iedereen-beminde Vrouwtje. Duizend lieve gedachten en teedere zoenen op je lieve oogen (die me uit je portret aankijken)

 

van je Man

(‘m'n Mmàn en m'n schrijftafel.’)Ga naar eind32

 

Lo en Ada zenden hartelijke groeten,

Lo loopt ondanks de modder van

Rockanje nog maar ‘belaashaard!’

Vlissingen, 21 Juni 1918.

Mijn allerliefste Vrouwtje,

 

Je hebt gelijk, 't is 'n schande, dat je deze week nog niks van mij hoorde, maar ik voelde me de eerste dagen ook zóó lam en ziek, dat ik me zelfs niet tot 't schrijven van 'n kattebelletje zetten kon. - Ik heb me trouw dien Maandag aan mijn gram kinine gehouden, maar de koortsvlagen wilden maar niet verminderen. Dinsdag ben ik naar

[pagina 210]
[p. 210]

den dokter gegaan, die mijn kinine dosis op 1 gram per dag bracht en voorschreef, dat ik er nog 6 dagen mee moest doorgaan. Dien avond moest ik vroeg naar bed, omdat ik niet meer op m'n beenen kon staan. Ik heb toen bovendien mezelf een pot kamillethee voorgeschreven en twee wollen dekens. Zoo heb ik er de koorts in eens uit-getranspireerd, want Woensdag was ik al aanmerkelijk beter en gisteren, Donderdag, kon ik weer met den troep mee. Er is anders met dien troep niet veel te doen, want 't is aldoor wachtjes kloppen en corveeën doen, waarbij je als officier niets te maken heb. Neen, hoe leerzaam op 't oogenblik ook mijn verblijf in 't Veldleger moge zijn, vooral om 't kleinzielig gepruts van den ‘inwendigen dienst’, den rompslomp van de administratie en de hopelooze stelselloosheid van de leiding-van-hooger-hand te leeren kennen, gelegenheid om, zooals dat voor mijn detacheering heette ‘mijn militaire kennis en bekwaamheid te vermeerderen en te vernieuwen’, heb ik tot nu toe niet gehad. - Vandaag ook weer werd mijn keurig opgemaakt oefeningsplan in de war gestuurd omdat mijn mannetjes werden opgecommandeerd om een schuit met hooi te lossen.... Enfin, daaraan heb jij nu te danken, dat je op dit mooie dienstpapier 'n epistel krijgt. - Och, veel nieuws heb ik natuurlijk ook al niet te melden. Die arme Lo loopt weer als 'n man-van-tachtig door de jicht, maar blijft er goedsmoeds onder en vol vurige belangstelling in.... den afloop der verkiezingen! Heel Vlissingen stond onlangs overeind omdat TreubGa naar eind33 kwam spreken, aan wien een serenade werd gebracht! Of ik er niet heen moest, vroegen ze! Heilige eenvoud!

Nies schijnt nijdig te zijn, omdat ik haar wat duidelijk heb laten merken, dat ik haar 'n dom vrouwspersoon vind; vandaar waarschijnlijk haar briefje aan jou en het manen om de honderd pop, die ze, als ik erg royaal wil zijn, nog van me krijgt. We hadden nl. F 5.- per dag afgemaakt, maar ik ben eigenlijk lang geen 20 dagen daar geweest, vooral niet omdat ik bijna geregeld in de stad at. Kun jij haar f 100.- sturen (ik krijg ze natuurlijk aan 't eind van de maand) doe dat dan, maar laat ze anders gerust nog wat wachten. Ik zal haar wel eens een briefje schrijven. - De overige donkere wolken aan den finantieelen hemel zijn nog maar weinig opgetrokken, al maken Jan en ik ook aan 't eind van de maand nog eens 'n paar maal f 200.- Ik zal weer aan Oyens moeten schrijven, maar zie er vreeselijk tegenop. -

Even moet ik mijn schrijven onderbreken, om rapport te houden en soldij te laten betalen.

Dit afgeloopen zijnde en de jongelieden gevoederd met aardappenlen en schelvisch is mijn dagtaak voor vandaag alweer ten einde. - Doodjammer, dat ik Zaterdag niet kan wegkomen, maar ik moet oppassen, dat ik in deze korte maand van mijn verblijf hier geen indruk van lijntrekkerij maak. Ik zie nu naar mijn gewone werk weer als 'n verfrissching uit en val er, zooals je weet, Zaterdag den 29en alweer midden-in door 'n avond bij de Chabots te Rotterdam als die tenminste doorgaat. Maak 't ons in 't Grand Hotel maar recht gezellig hoor Schat, dan zullen we daar ondanks de ellende der tijden 'n genoegelijk Juli maandje hebben. Die gulden méér per dag, daar zal ik nog eens over moeten praten, maar er zal wel niet veel aan te doen zijn. In godsnaam, we zijn nu eenmaal arm en zullen 't wel blijven. Maar.... rijk in liefde is òòk wat en een lieve vrouw is een Schat, met geen millioen te betalen. Wat dàt betreft ben ik 'n Rotschild! Nou? Hoe bén ik!

Dag, mijn liefste snoes. Hou je maar flink, hoor, tot ik je weer in m'n armen mag sluiten. Heel veel groeten aan 't heele Vondelstraatgezin en hèel, heel veel liefs voor jou van je trouweGa naar eind34

 

Mannie

 

Deze brief is op dienstpapier geschreven.

[pagina 211]
[p. 211]

In de zomermaanden van het jaar 1918 ligt Fie weer in het Burgerziekenhuis in de Linnaeusstraat te Amsterdam. Pisuisse werkt in het cabaret-Artistique in Scheveningen en schrijft Fie vaak over zijn belevenissen.

We lezen b.v. in het programma van 5 juli 1918 voor het eerst dat David J. Lobo met zijn Imitatievoordracht van ‘De laatste eer’ door S. Falkland (Herman Heijermans) komt. Daar geeft Pisuisse in de brieven van 17 juli en volgende, uitgebreid commentaar op. Ook staat Jenny Eibers (Gilliams) met haar ‘Hollandsche liederen’ vaak op het programma.

Scheveningen, 10 Juli 1918
's avonds 8.45.

Mijn lieve, kleine, magere, bruine, slappe, snoezige Fiepseltje,

 

Terwijl Annie Blommers zich tegen de tooneelpet van YardGa naar eind35 aanwrijft vind ik de gelegenheid geschikt om je alvast m'n eerste brief te schrijven, te meer, omdat er heusch over vandaag nogal een en ander te vertellen valt. - In de eerste plaats - lach niet! - ben ik toch maar boven gebleven, omdat ik ten slotte van m'n lekkere, luchtige, rustige kamer met 't mooie ruime uitzicht en.... de prettige herinneringen aan gelukkige oogenblikken met mijn Schat, niet goed scheiden kon. - Een bed heb ik nu laten weghalen, omdat zoo'n leeg bed naast me maar beroerd is, en mijn bed staat nu tegen de muur aan, vlak naast de vaste kast. - Daar, d.w.z. in mijn kamer, niet in m'n bed! - hadden we dan vanmorgen onze vergadering, waarbij MiesGa naar eind36 met de enormiteit voor den dag kwam, dat de zaak niet goed marcheerde omdat - stel je voor! - mijn salaris te hoog (!) is. Op deze malloterij werd ze dan ook door Jan en door Dirk Witte met heftigheid van antwoord gediend. Ik heb haar in ernstige overweging gegeven, maar liever haar aandeel ter beschikking te stellen - Witte wil het overnemen - opdat wij van haar lastige inmenging en het krentekakkerige geleuter van haar echtvriend in den vervolge verschoond blijven. - Tot één uur waren wij bij elkaar; daarna lunchten Dirk en ik samen en na een kort dutje - van 3 tot 3.45 - ging ik tot halfzes met Jan repeteeren. - Ik noodigde hem uit, een borrel bij mij te komen drinken

 

De brief eindigt plotseling en is niet verder afgemaakt.

Scheveningen, Donderdagavond 1918
bij twaalven. 12-7-1918.

grand hotel

Scheveningen (Holland)

 

Mijn allerliefste Schat,

 

Nog even, vóór ik ga slapen, het beloofde dagelijksche briefje. Veel kan er natuurlijk niet in staan, omdat ik je pas gezien heb, maar het moet dan voor mij maar een nachtgroet zijn, die voor jou een ochtendgroet wordt. - Thuisgekomen (waar alles naar verf ruikt, want Goldsmit schiet geweldig uit zijn proprietaire - slof!) vond ik AnnetjeGa naar eind37, vol compassie over jouw ziekte en vol belangstelling voor mijn ervaringen in Zeeland en m'n plannen voor 't volgende seizoen. Zij gaf me f 150.- waarvan ik f 125.- aan Brander meegaf voor jou. Hij zou ook de verlangde enveloppen en postpapier brengen, ofschoon ik in de gauwigheid het papier niet vinden kon. - Ik hoop, dat hij gelukkig was. Lang pratende, eerst met Annetje en daarna nog met Dirk, verzuimde ik natuurlijk bijna mijn trein van 5.03, maar kreeg hem toch gelukkig nog te pakken. Natuurlijk stampvol, zoodat ik geen dutje kon doen en vanavond erg slaperig ben. Bovendien heb ik een beetje keelpijn (Spaansche griep?)Ga naar eind38 maar zong best en speelde met mijn grootste entrain.Ga naar eind39 De zaal was vol en het publiek luidruchtig voldaan. - Oh ja, in den trein sprak ik nog notaris Sterkman, die je hartelijk groeten deed. MargieGa naar eind40 zou je mogen trachten

[pagina 212]
[p. 212]

op te zoeken en Manders en zijn vrouw komen Donderdag. Ik zelf kom Maandag weer bij je en hoop je dan al flink uitgerust en aangesterkt en aangenaam naar knoflook ruikend aan te treffen.

Nacht, mijn lieve Schat. Het heeft hier geweldig geregend, maar nu is de lucht schoongewaaid en ik kan aan de sterren vragen of ze alsjeblieft 'n beetje bij jou in de kamer wilden schijnen en je vertellen, dat je ouwe, trouwe!!Ga naar eind41 Swiep met heel veel liefde aan je denkt. Nacht, Liefste. Beterschap hoor. Heel veel lieve, zachte zoenen op je zachte huidje en je snoezige snuitje van

 

Je man.

 

Ik vergeet nog, je volgens afspraak mee te deelen, dat ik vanmiddag al was 't dan maar op m'n eentje met het Handelsblad, fijn gegeten heb en dat ik nu juist een prachtig avondmaaltje van ham en kip (inplaats van m'n lunch) naar binnen heb gespeeld. Zal jij ook lekker veel eten, Schat. Dan wor'je weer gauw beter.

Groet Dr. De Smitt.

 

Daag,

je ‘Bobbie’Ga naar eind42

Scheveningen, Vrijdagavond 13-7-1918.
8.35

Liefste, kleine Vrouws-van-me,

 

Plicht getrouw zet ik me in, m'n kleedkamer tot schrijven, terwijl Annie Blommers voor de zoo veelste maal Speenhoff's ‘Pet’Ga naar eind43 voor 't voetlicht brengt. Ik zelf ben juist achter gekomen en iedereen heeft me verteld, dat mijn knie wit van de poeder zat, maar niemand is zoo snugger of zoo vrijmoedig geweest om me even op 't tooneel te komen afborstelen.......

Nederlanders leren nòòit 't Cabaret!!

Vanochtend heb ik fijn uitgeslapen tot halftien, op m'n gemak ontbeten en daarna, terwijl ik m'n toilet voltooide Jan Hemsing en Daan van Ollefen bij mijn ‘lever’Ga naar eind44 ontvangen. Laatstgenoemde is nog niet van Spree af, maar doet al het mogelijke om er weg te komen.

Om 12 uur ging ik zwemmen: koud was 't in de lucht, maar fijn in 't water. Toch was ik de eenige op dat oogenblik. Zoo alleen zwemmen is ook wel eens fijn en de badknechten laten je dan veel meer vrijheid. - Maak je niet ongerust: ik ben voorzichtig. -

Bad afgeloopen... Pijpie gerookt... Glaasje sherry gedronken... Wèèr heelemaal alleen voor de rotonde, waar geen sterveling zat. Daardoor moest ik wel notitie nemen van één meneer, die op mij àf kwam en tot ‘de grote familie’ behoorde - gevolg gevende aan een dartel namenspel in m'n hersenpan noem de ik hem Meneer Spanjaard... De man heette ‘Menko’Ga naar eind45.... Enfin, 't bleek dat tenminste zijn vrouw ‘Spanjaard’ heette. Geluncht en vervolgens naar de Princesseschouwburg om debuut bij te wonen van meneer Bronsgeest, je weet wel van de ‘Singing Pierrots’Ga naar eind46, die nog eens in 't Centraal hebben gezongen. Ze hadden nu een juffrouw bij zich, die heel aardig was, maar 't jammerlijk dilettantisme niet kon wegwerken van de twee - meer dan ‘half-zachte’ Pierrots. -

Van Gelder schoof natuurlijk oogenblikkelijk naar achter ‘omdat 't zoo'n lekkere meid was.’ Ook 'n manier om de ‘kunst’ te dienen. - Ik sprak inmiddels De Haan, die ik aanbood voor f 200.- per avond in de eerste twee weken van September daar te komen spelen. Hij had er wel ooren naar. - Morgen devisie.Ga naar eind47

[pagina 213]
[p. 213]

Toen bracht ik een vergeefsch bezoek bij den chef den militaire vrijheidsdienst (je weet wel), dien ik echter niet thuis trof. Toen.... (ik lijk Fietje wel met m'n toen.... toen’) ging ik terug naar Sch, dronk thuis 'n kopje thee en begon met de vertaling van couchetteGa naar eind48. Jan kwam vervolgens een borrel drinken en ik had 'n avontuur. M 'n glaasje was namelijk bij Manders achtergebleven en ik ging naar beneden om het te halen, klopte aan de zitkamer, éénmaal, tweemaal, driemaal.... geen gehoor... ging de zitkamer binnen, vond geen glaasje..... klopte aan de slaapkamerdeur... eenmaal... tweemaal... driemaal... viermaal.... geen antwoord... Denk: ‘ze zijn uit.’ Doe de deur zachtjes open, zie de kamer donker en het echtpaar - netjes! - te bed... Stel je voor om halfzes 's middags!. Ze dachten, geloof ik, eerst, dat ik een hotelrover was. Goddank had ik Manders z'n ‘boksbeugel’Ga naar eind49 in de zitkamer zien liggen! Enfin, ik kreeg m'n glaasje en borrelde met Jan, we hebben nagemeten, dat er 26 glaasjes in een ‘vierkante pot’ gaan, die nu f 5.70 kost en ik heb verleden Donderdag f 10.90 aan de Vinicole betaald, zoodat de borrel mij ongeveer 'n kwartje kost. Het is te dol, maar toch te lekker om 't te laten. - Ik heb nu de ‘weduwe’Ga naar eind50 in het hotel gezien, maar nog niet gesproken. - Verder heb ik geen nieuws.. 't Publiek vanavond is ‘Vrijdagavondsch’, d.w.z. burgerlijk maar goedlachsch. Ma is in de zaal. Ik zal zien haar te spreken. Dag, mijn eigen allerliefste! Van harte beterschap, hoor. Tot Maandag. - Heel, heel veel liefs, zooals 't voor jou alleen maar ‘liefs’ kan en mag wezen. Jan laat groeten.

 

van je Mannie

Scheveningen, Zondagmorgen 1918
10 uur 's ochtends.
15-7-1918.

grand hotel

Scheveningen (Holland)

 

Mijn Liefste,

 

Gister bleef door allerlei omstandigheden: repeteeren, confereeren enz. de dagelijksche brief in de pen en, doordat ik overhaast in 't theater kwam, en me dus niet vóór de voorstelling kon schminken, kwam ik er ook in de kleedkamer niet toe, je te schrijven. En evenmin 's avonds, want ik was zwaar verkouwen in m'n kop en nieste me halfdol. Eigenlijk geloof ik, dat de bloemen van Mevrouw PolakGa naar eind51, die oud en droog waren geworden en mijn heele kamer met stuifmeel hadden overstoven mij een prikkelende aandoening op de slijmvliezen hebben bezorgd, want terwijl ik vanmorgen bij 't opstaan mijn nieserij kwijt was ('k had ten overvloede aspirine ingenomen), begint het weer, nu ik aan tafel zit. Ik zal 't meisje vragen, 't tafelkleed uit te kloppen. Die ouwe Mevrouw P.!

Daar heb je zelfs last van terwijl ze er niet is! Enfin, ik zit nu in den ochtendstond bij 't open raam te pennen en zal deze brief ‘per expresse’ doen gaan. Dan krijg je toch in elk geval je rantsoen. - En vanavond schrijf ik dan weer in de kleedkamer. - Vreemd, - maar niet òngewenscht voor je beterschap! - dat je nog maar zoo weinig bezoek hebt gehad. Ik hoorde anders al van verschillende menschen, dat ze je wilden gaan opzoeken. Maar, Schat, maak je nu niet te druk, hoor. Want kalmte alleen kan je - in dit geval nu heusch - redden. Die grappenmakerijtjes met de zusters - je ziet ik heb net jouw brief ontvangen - winden je misschien veel te veel op. Laat nu een ander maar eens voor Clowntje spelen en spaar jij je krachten maar. Als je nà je rustkuur niet minstens 70 kilo weegt, kijk ik je niet meer ân!

Straks - om half elf - krijg ik Joop van Hulzen bij me om te repeteeren; ik zou dan daarna per fiets meegaan naar hun privé-badtent aan den Wassenaarschen Slag, maar ik voel er eigenlijk niet veel voor. 't Is een goed jog, maar zoo'n hopeloos ‘halfzachtje’, niet in der dààd, maar in zijn manier van doen. En LienGa naar eind52 d'r gezelschap, zoo'n heelen dag, lokt me ook niet erg aan. - Als ik dus zijn liedjes heb aangehoord, denk ik te gaan

[pagina 214]
[p. 214]

zwemmen - deze keer dan maar weer met ‘verleidelijke vrouwen’, die echter in mij een ‘heilige Anthonius’ zullen vinden, want (wonderlijk!) ik heb niks geen zin - en daarna ga ik reclame-wandelen op de Pier. - 't Is suf hier zoo alleen, maar als jij nou maar beter wordt, kan 't me niet bommen. - De jonge DaanGa naar eind53 kan niet bij mij komen: Spree houdt hem vast en zijn contract breken heb ik hem zelf afgeraden. - Trouwens ik zou al weer dadelijk met hem opgescheept zitten, want we hebben in September nog niks: de Princesse-Schouwburg wil alleen op percentage werken en daar denk ik niet aan, en van Rotterdam hoor ik ook niets verder. Rooskleurig zijn de vooruitzichten dus nog niet. Kon ik maar uit dit verdoemde Nederland weg! Enfin, ik begin te mopperen en daar heb jij niets aan. Dit is dus 'n bewijs, dat ik met pennen moet ophouden. Dag, mijn eigen allerliefste Schat. Zonder jou ben ik maar 'n melancholiek prulletje, hoor. Niks gedaan! Wor' maar weer gauw groot, dik, sterk en beter. Heel veel zoenen uit de verte van je

 

Man

 

‘Stad en land’Ga naar eind54 heb je zeker ontvangen? Ik stuur nu ook de Dameskroniek op.

 

Dààg.

Scheveningen, Zondagavond. 15-7-1918.
8.30

Lieve Fiepseschat,

 

'n Kort briefje natuurlijk maar, hè, want op zoo'n Zondag gebeurt er niet veel bijzonders. Vanochtend eerst aan Fietje geschreven, dat weet je, en daarna volgens program: gerepeteerd met Van Hulzen, gezwommen,.... Het gevaar van BussumGa naar eind55 was in 't water als een groote dikke wallevisch, maar ze zwemt uitstekend, en in haar gezelschap was Mizzi Gampa, die Hollandsch heeft leeren spreken en er uitzag als 'n vod... Toen 'n Piertje gepakt, 'n glaasje sherry gedronken, koffie gedronken en vastgeslapen tot 4 uur. Ik slaap namelijk tegenwoordig 's nachts zoo beroerd. Daarna met Jan gerepeteerd en geborreld met Manders en Kattenburg bij M. op 't balcon. Zijn Vrouw ligt weer ziek in bed, de stakker. Die heeft ook geen prettig verblijf in Scheveningen! Vele menschen in 't Hotel, vanaf de nachtportier tot de Directrice vroegen naar je, zoo ook notaris Sterkman en zijn Vrouw, Mevrouw Lebret en Kleerekoper, die hier - ik weet niet waarom - in den hall zat. Hij zou je eens gaan opzoeken. -

Het is langzamerhand vol geworden in 't Hotel, maar nu jij er niet bent om mee te praten, laten al die lui me koud. Namen geef ik ze ook niet meer, want ik kan ze toch tegenover niemand anders gebruiken. - Het aardige vrouwtje met het schat van 'n jongetje, dat zulken snoezige billetjes had (d.w.z. 't jongetje, niet het vrouwtje) heeft nog twee andere kinderen, 'n Heel klein meisje, draagkindje, en 'n klein jongetje van 'n jaar of twee met kromme beentjes. Maar je weet, wat 'n mooie mannen er plegen te groeien uit kleine jongetjes met kromme beentjes! Zie 't portret van Pisuisse op één jarige leeftijd! Ik hoor van Jan, dat AdaGa naar eind56 je heeft opgezocht; de visite begint dus langzamerhand te komen. Niet te druk maken, hoor.

Nu, lieve Pops, ik ben benieuwd, of je nog vanochtend deze brief zult ontvangen, nog vóór je mij in levenden lijve voor je ziet staan. Tot zoolang maar meer 't beste, hoor. Heel veel liefs van

 

Je Mannie

Een tekening van de pier in Scheveningen.

[pagina 215]
[p. 215]

Dit is een fantastische teekening van de Pier met alle vlaggen halfstok, omdat Fietje er niet meer haar lieve persoonlijkheid (met de koffie van tegenwoordig, namelijk bruin en slap!) vertoont.

 

Sw.

Scheveningen, 1e 17 Juli 1918.

Grand Hotel ci-devant l'hotel Garni

Scheveningue

directeur H.A. Fuhr

 

Allerliefste Schat,

 

Nu heb ik je tenminsche weer eens wat te vertellen; wèl geen wondergroote gebeurtenissen, maar toch evenementjes, die wat afwisseling in mijn existentie hier, wat leven in de brouwerij brachten. - Toen ik Maandag van jou was weggegaan heb ik tenminste fijn kunnen slapen in den trein, zoodat ik 's avonds weer frisch was. In ‘De Burght’ waar ik een biertje dronk, ontmoette ik Frits en BeppieGa naar eind57, die, zooals je waarschijnlijk van Hans en LolaGa naar eind58 al zult hebben gehoord, schipbreuk leden met een zeiljacht in de Zuiderzee. Beppie trachtte dapper Engelsch te praten met twee Schotten, trouwe bezoekers van ons Cabaret, die daar ook met Lou en MargyGa naar eind59 zaten. Het waren een zekere Macinayre en Scott Brown, twee buitengewoongeschikte jongens (een vliegenier en een waarnemer) met wie ik, nadat de anderen vertrokken waren, nog tot halftwee heb zitten naboomen, zeer interessant en genoegelijk. -

Gisterochtend was 't hier beestenweer en ik ben in wanhoop met Jan gaan biljarten; 's middags was 't weêr prachtig, maar toèn had ik natuurlijk repetitie. 's Middags laat zat ik met de Mandersen een borrel te drinken bij Kattenburg, waar een meisje Flesseman mij de kaart zou leggen. Ze voorspelde me allerlei ‘onaangenaamheden’, maar ook veel geld en vervulling van een hartewensch. Wat die ‘onaangenaamheden’ betrof, dat kwam al dadelijk 's avonds uit.... Maar laat ik je eerst nog verder van 's middags vertellen. - Ik moest ook de kaartleggen en kreeg als slachtoffer een ander juffertje Flesseman, 'n klein, brutaal blaagje, heel jong nog, die o.a. bij MienGa naar eind60 op de Fröbelschool was geweest. Ik ben natuurlijk 'n hoop hocus pocus uit gaan halen en heb allerlei nonsens uitgekraamd, maar blijkbaar met zòò'n ernst, dat het arme ding ten slotte met een hoogrooie kleur en tranen in d'r oogen zat te luisteren en de anderen ook allemaal de kaart gelegd wilden worden.... Wat suggestie en een brutale tong toch al niet kunnen uitwerken, hè! Later at ik bij de Mandersen in 't restaurant, waar ik op de belangstellende vragen naar jouw gezondheid moest antwoorden en groeten over te brengen kreeg van de ‘weduwe’, de SterkliedenGa naar eind61, Louis De Bree en Annie Backer. Nu van die ‘onaangenaamheden’ verteld: juffrouw Flesseman had me dan voorspeld ‘onaangenaamheden’ met een zwarte heer, dito met een weduwe, dito met twee zwarte heeren, enfin, ik had onaangenaamheden genoeg in mijn toekomst, om er mijn heele leven plezier van te hebben; maar dat ik ‘onaangenaamheid’ zou krijgen met den tooneelmeester, dàt had toch niet in de kaart gestaan!

Stel je voor, de eerste voorstelling loopt goed van stapel, we waren op tijd en de boel had succes. Alleen Lobo is me niet meegevallen. Zijn monoloog ‘De laatste Eer’Ga naar eind62 vind ik pijnlijk en niet geestig en van zijn imitaties daarin (veel te veel en daardoor te lang) kon ik eigenlijk alleen ‘Verkade’ apprecieeren. - Enfin, we kregen dan na de pauze het ‘Stukje in 't Ochtendblad.’ Alles gaat goed tot het eind. Daar komt me een tropische donder- en hagelbui opzetten, de hagelsteenen kletteren op 't dak en verdooven elk ander geluid, de storm buldert om den schouwburg heen, het licht op 't tooneel - behalve het voetlicht - slaat uit en bovendien begint een luik, achter 't tooneel, waarvan ik reeds drie dagen geleden het vastzetten had gelast, met donderend lawaai open en

[pagina 216]
[p. 216]

dicht te slaan. - We hebben dwars door al die ellende heengespeeld, maar 't succes was natuurlijk naar de maan. Ik na afloop den tooneelmeester 'n uitbrander verkocht, omdat hij 't luik niet had vastgezet en ons hulpeloos in 't donker had laten staan, terwijl hij nog twee mensen tot zijn beschikking had, en daarna wilde de heer tooneelmeester mij te lijf, deed tenminste alsòf, weet je wel, zoo echt op z'n Hollandsch met slagen op zijn borst, en geraas en getier; alles nog met 't publiek in de zaal, omdat de menschen door 't noodweer niet weg konden. - Ik heb me gelukkig dood - en doodkalm gehouden, maar daarna in 't kantoor nog eens rustig Max van Gelder den mantel uitgeveegd, in presentie van z'n vrouw, wat-ie altijd vreeselijk vindt. Ik heb hem gezegd, dat ik het verdomde langer terwille van 'n paar gulden in zijn portemonnaie, met een defecte rommel en ongeoefend personeel op de planken te staan en dat ik niet verder zou werken als hij in een en ander niet afdoende voorzag. - Straks om twaalf uur voortzetting van dit huiselijke drama..... Zeg, Pop, je hebt me 'n fijne lange brief geschreven, maar deze is toch ook niet voor de poes, hè. Van poes gesproken: als dat leelijke TimbertownfollyGa naar eind63 - katje met haar gehavende neus, haar loopende oogen en haar zoetvoeten nog eens op je bed springt in de nacht, stroop ik haar a.s. Donderdag. Jou 's nachts te bespringen is mijn afdeeling! De ‘prijsvraagGa naar eind64 had ik hier ook al opgelost. De letters kwamen voor in de adv. van AllardGa naar eind65 hè.

Nou, dag, lief-ding-van-me, ‘hou je mar tye’, hoor - 'n Steenpuist op je billetje is onpleizierig maar je gaat er niet van dood. In elk geval het beste ermee. Groeten van alle kennissen, hier en heel veel lieve, zachte zoenen op je gegolfde haren en je magere snuitje van

 

je trouwe Swiep

 

Gisteravond met het noodweer is de halve kamer hier ondergeloopen. Vandaag moet het kleed worden gedroogd, maar 't stortregent weer. - Je verzuimt niet veel, hoor!

Scheveningen, 19 Juli 1918

cabaret - artistique

Scheveningen,

Directie: Max van Gelder.

 

Liefste Fiepsemopsje (nieuwste naam),

 

Gisteravond heb ik niet geschreven, omdat ik betoel betoel niets te schrijven had en ofschoon ik op 't oogenblik ook niet overvloei van nieuwstijdingen wil ik nu toch weer mijn echtelijken plicht (op papier!!!) vervullen en je een klein episteltje zenden. -

De dikke Brickson staat - voor 'n volle zaal - een vervelend potpourrietje af te draaien en Jan zit achter mij zijn grijze haren weg te schminken, wat ik trouwens al gedaan hèb en wat YardGa naar eind66 direct gaat doen. Wij zijn zoo 'n knap stelletje ouwe loellen bij elkaar! En daarnet komt MaGa naar eind67 hier bij me achter, eigenlijk geloof ik alleen om 'n plaatsje te vragen, wat ze dan blijkbaar niet aan Van Gelder durft te doen, maar zoogenaamd om me te waarschuwen, dat Ma en dochter SmitGa naar eind68 of ‘Smit van der Honert’ zooals ze nu zich noemen, al vertellen dat wij gescheiden zijn. En tante StannyGa naar eind69 bracht dat natuurlijk weer netjes aan Ma over, en die goeie ziel maakt er zich toch telkens maar weer ongerust over.... Enfin, laat de bende maar roddelen! -

Ma liet je hartelijk groeten, zoo ook Yard, die Ma net een plaatsje in de zaal heeft bezorgd. Morgen gaat zij naar Rotterdam om bij MienGa naar eind70 EllytjeGa naar eind71 op te passen, die weer ziek schijnt te zijn. HansGa naar eind72 is met de twee jongens De Stuers ergens naar buiten, en DréGa naar eind73 is ‘Strohwittwer’Ga naar eind74; Maar desondanks heb ik hem hier nog niet gezien. Wel heb ik vandaag voor 't eerst hier LolaGa naar eind75 geproken. Ze zag er maar pipsjes uit. Een van haar Engelsche vrienden, de meest ernstige adorateurGa naar eind76 van de twee ligt met een ernstige

[pagina 217]
[p. 217]

spataderoperatie in het ziekenhuis. - Misschien is ze dààrvan zoo onder den indruk. - Vanochtend heb ik voortdurend geconfereerd met de Encla's en met Jenny ElbersGa naar eind77; we zullen toch heusch weer een paar menschen moeten vastleggen, want we kunnen anders onze programma's niet vaststellen. Alleen, de lui zijn schrikbarend hoog in hun eischen geworden. Ik moet er Maandag nog eens ernstig met Dirk Witte over spreken. Apropos, van Dirkje W.: Mies de Neye verkoopt hem haar aandeel en verdwijnt dus - goddank - als ‘presidente-commissaris’ van 't tooneel, waarop ze zich géén lauweren heeft vergaârd. -

Maandag, halfdrie hoop ik dan weer bij jou te zijn en nu eens een rustig oogenblikje met jou alleen te kunnen hebben. Donderdag was 't maar sufjes, hè? Maak je je nu niet al te druk met bezoekjes, lieve Schat. Heusch, het kàn niet goed voor je zijn!

Van Frits, Beppie, Hans, Lola, Jan, Yard, de Sterklieden, Leon, Mann, Jopie Bremer, de voorportier, de nachtportier en het kamermeisje - je bent zéér populair! - de hartelijkste groeten en beterschapswenschen.

En heel, héél, héél veel liefs, veel teedere gedachten en zoenen van

 

Je Mannie

Scheveningen, 20 Juli 1918.

Mijn arme, kleine zieke Vrouwtje,

 

Even maar weer 'n lettertje uit de kleedkamer om je te troosten in al je beroerdigheid. Arme Schat, doet 't nare buikje nou weer pijn? Flink moed houden, hoor, in 'n paar dagen ben je weer van de ellende af. Ik zelf voel me, unbeschrieên, de laatste dagen goed en wel; alleen heb ik 'n vervelend blaârtje of puistje of weet-ik-wat van binnen op m'n onderlip en heb daar vreeselijk last van, omdat ik er aldoor op bijt. Mijn ‘rimmetiekies’ heb ik aan Frits Lebret geleend, die een hevigen aanval van rheumatiek had en vreeselijk kreupel liep. Ook Lolaatje was vandaag heesch en verkouwen in bed gebleven, maar toch hoopten ze vanavond allemaal in 't Kurhaus te zijn, waar ik hun gast zou wezen, 't Is anders te warm om eventueel te dansen; groote goden, het is hier zoo benauwd en op het tooneel loopen we haast onder van 't transpireeren. -

Ik dronk bij de Mandersen een borrel; we schijnen hevig bij hen in de pas te staan en worden reeds nù op een fuif gevraagd in 't winterseizoen. Als we dan maar allebei vrij zijn, wat wel uitzondering wezen zal, want voor mij ziet het er tenminste wel naar avond-aan-avond-werken uit.

O, zeg Pop, de ‘kijkfamilie’ is geariveerd, maar ‘kijkt’ niet meer. De belangstelling van de vorige jaren schijnt dus speciaal voor jou geweest te zijn. Ik voel mij ernstig gegriefd...

En nu nog iets heel bijzonders: ‘Annetje’Ga naar eind78, weet je wel, dat stijvige oude mensch met die malle hoeden, die wij zoo genoemd hebben, omdat ze zoo op onze vriendin uit ZeistGa naar eind79 lijkt, is inderdaad een freule De Geer! Freule De Geer van Oude gijn! Hoe vin'je zóó'n toevalligheid! En dan ‘oude gijn’! Ik vind er niks gijnigs ân. 't Is hier anders 'n geweldige deftigheid in 't hotel. Je glijdt er compleet over de baronnen, baronnessen en jonkvrouwlijkheden uit. Gelukkig, dat er ook zoo nu en dan een Flesseman of een Gans doorheen loopt! En ik zit nog maar altijd eenzaam op de Belvédere. Vol is het ook nà den 15en - hier in Scheveningen niet geworden. -

Nee, popke, ik heb hier in 't Cabaret nog niet ‘My old Dutch’Ga naar eind80 gezongen. Dat ‘tweede gezicht’ van je is dus een hallucinatie geweest.

Goddank, het begint weer eens geweldig te donderen. Deze keer kan DeetjeGa naar eind81 ervan lusten, die nu op 't tooneel staat. Maar ik zal er ook nog wel een beetje van mee krijgen, want ik moet nà hem op. Hij is nu aan ‘De Vries’. Dan komt nog ‘Verkade’, die hij

[pagina 218]
[p. 218]

nu - zeer terecht - aan 't slot doet en dan... komt Swiepje.

En deze brief moet ik nog even weg sturen, dan krijg je hem misschien nog morgen.

Dag, mijn liefste. Van harte beterschap, hoor en vele, vele lieve, zachte, troostende zoenen

 

van

Je Mannie

Scheveningen, 22 Juli 1918.

Mijn allerliefste Biecht ‘moedertje’,

 

Ik moet je dan nu nog maar even, volgens afspraak, vertellen hoe ik van 't Burgerziekenhuis in 't Cabaret ben terechtgekomen. Zie mij dan uit de halvemaanvormige oprijweg van het ziekenhuis loopen, nagevolgd, door een allerliefst blond ‘Zustertje’ dat voor het venster zat..... ‘Hinter den Fensterscheiben lacht ein Gesichtchen hold. Möchte so gern noch bleiben... Aber der Wagen rollt!!’Ga naar eind82

‘Der Wagen’ was in dit geval een wagen van Lijn 11, die ik nog vóór lijn 9 zag vertrekken en die ik natuurlijk op mijn wit-beslobkousde schoenenGa naar eind83 naholde. - Ik ‘haalde’ hem en las onverstoord tot aan het Station de correspondentie van de ‘H.P.’Ga naar eind84, die ik daarin een van de interessantste en voor menschkundige studiën meest waardevolle rubrieken vind, nà de kleine annonces.

Aan het Station kreeg ik eerst den trouwen Brander en daarna den niet minder trouwen Mander (s) in 't oog, welke laatste een keurig plaatsje had belegd in den stikvollen trein en mij bovendien op een fijn kopje thee (het derde!!!) fuifde. - Onderweg bleek aan mijn linkerhand ook nog een oud Indischman te zitten = Kerkhof uit MedanGa naar eind85, die mij aanraadde toch vooral naar Indië en Amerika te gaan.... Tot zoover, (niet tot Indië en Amerika, maar tot dit punt van mijn brief) was ik gisteravond gekomen, toen ik aan 't werk moest en toen bleef de rest tot nu toe ongeschreven. Het is nu Dinsdag 23 Juli geworden en wel in den avondstond om 8.40. - Je ziet, de zaak is weer net aan den gang: Jenny Elbers is aangekondigd en staat hooge sopraan jubeltonen de zaal in te kwinkeleeren en nu kan ik mijn brief, waarmee ik den heelen dag in mijn zak liep, àfschrijven. -

Gisteravond dan, teruggekeerd in Scheveningen, dronk ik eerst met Manders en Flesseman een borreltje voor Berenbak en vertelde later aan Manders z'n Vrouw, dat we zoo laat waren, omdat er bij Leiden een koe op de rails liep. 't Arme kind, - lang niet zoo slim als Fietje! - gelóófde het ook, waarachtig! Ik at met hun samen in 't Restaurant en zat na afloop van de voorstelling weer in de Berenbak, ditmaal echter met Neter en zijn vriendinnetjeGa naar eind86. Hem moest ik namelijk over 'n aangelegenheid betreffende de MaatschappijGa naar eind87 spreken. Later at ik op m'n eentje boven op m'n kamer waar ik - deels ten gevolge van een brief, dien ik van Jack en Elientje kreeg, en deels uit onnaspeurbare psychologische redenen - weer een van mijn oude buien van melancholie kreeg. Tot halfdrie lag ik te tobben in m'n bed en toen ik om halfacht gewekt werd, had ik in opstaan heelemaal geen zin. Maar ik had Kattenburg beloofd mee te gaan zeilen en zoo ging ik dan maar. Gelukkig, want het frissche morgenweer en 't opgewekte gezelschap van twee broeders Kattenburg en twee nichtjes Flesseman, die helaas ook hun vervelende Vader-en-Oom Flesseman bij zich hadden - zoo'n echte geinponem van 'n jodeman, vol weeë moppies en woordspellingen - bracht me weer heelemaal in m'n humeur. Op 't water was 't verrukkelijk, vroolijk en druk, omdat er op de Kaag zeilwedstrijden werden gehouden. - Ik ontmoette er o.a. Frits Kokosky, die mij vanuit een andere schuit zwaaide. - En bovendien werd ik natuurlijk weer door een onnoemelijke massa menschen herkend en kreeg o.a. de mededeeling, dat men mij graag op de Societeit zou zien, die daar door de zeilvereeniging is ingericht in een oud

[pagina 219]
[p. 219]

boerenhuis... Enfin, ik merkte wel weer, hoe laat 't was. 't Moest zeker weer een dagje ‘onder de menschen’ worden. Toen hebben de Kattenburgs op mijn verzoek het anker gelicht en we zijn van de wedstrijdbaan weg - en naar een heerlijk plekje ergens aan den kant gevaren om er te picniccen. Op weg daarheen zong ik 'n liedje bij de gitaar. Jammer, dat jij er niet bij was. Maar aan den anderen kant weer goed ook, want om twee uur begon het te gieten en ondanks regenjassen en dekens kwamen we als verzopen katten in Warmond terug. Dat was voor jou zeker niet goed geweest. De twee meisjes moesten zich van top tot teen uitkleeden en waren even later als Monna Vanna-tjesGa naar eind88 in een reisdeken bezig haar bullen uit te strijken. -

Ik had vóór 't begin van de reis mijn Jaegertje uitgelaten om van mijn shirt een schillerhemdGa naar eind89 te kunnen maken. En mijn groene colbert had ik ook niet aangedaan. Dat kwam mij nu goed van pas, want nu kan ik mij dadelijk daar in 't hotel in Warmond nog heelemaal in 't droge steken. 'n Paar stevige glazen cognac er bovenop en toen was het leed van de nattigheid weer geleden. - Voor alle zekerheid zal ik bovendien vanavond nog een paar aspirientjes tot mij nemen. En dan hoop ik eens goed uit te slapen. -

En hoe maakt het nu mijn Schat? Zachtjes en vooruitgaande? En nog altijd, wat het bezoek betreft, op rantsoen gesteld? Laat me maar weer gauw - nog vóór ik je Vrijdag zelf kom opzoeken - goede berichten van je hooren!

Dag, mijn allerliefste Vrouwske. Ik sluit in gedachten je lieve, teere lijfje stevig in m'n armen en zoen je warme, zachte huidje, je lieve, lieve mond en je trouwe oogen.

Nacht Schat.

 

Je Swiep

Scheveningen, 26 Juli 1918.

Dag lieve, dikke (!) Fietje,

 

Daar bèn ik weer. Ik was er vanmiddag wel en ben er - schandalig! - met 'n ‘stansje’Ga naar eind90 vandaan gegaan, maar, enfin, jij bent òòk niet iedereen en daarom schrijf ik nu weer 'n mal briefje. -

AnnetjeGa naar eind91 liet je groeten. Haar nichtje, hier in 't Grand Hòtel, blijkt ‘Hermientje’ te heeten en is - zegt Annetje! - ‘nog niet zoo heel oud.’ Nou, Moe!!!

Annetje dronk thee met me en ik kocht haar 'n ‘Panorama.’Ga naar eind92 Ik zal er voor jou hier een koopen en 't opzenden.

Nieuwenhuisje zal je verschillende opdrachten vervullen en aan Verkade heb ik al gescheven.-

Lola komt juist hier in m'n kleedkamer om 2 liedjes te vragen en doet je honderdduizend groeten en lieftallighedentjes overbrengen.

 

[in handschrift van Lola Cornero] Schatje van je Lolatje

[in handschrift van Pisuisse] Dit is haar dronken handteekeningetje!

[in handschrift van Lola] heele maal niet wahr.

 

Ik bitterde bij Manders, die vertelde, dat een regenachtige dag, zooals vandaag in Scheveningen, waar 't ook bij bakken van den hemel is gevallen, hèm altijd geld kost, omdat zijn Vrouw dan naar de Modewinkels gaat en kòòpt. Ze had nu een avondmantel willen hebben, maar die kosten van f 1500.- tot f 2300.- gulden. Nu zouden ze maar wachten, tot jij beter was, om ze aan goedkoopere bullen te helpen!

Nou, en nu wordt je maar gauw beter hoor. Groot en dik en sterk. En doe 't maar op je gemak. We hebben niks geen haast, hoor! (Vanavond krijg ik weer bloemen, nu van Frits Lebret, geloof ik. Mijn kamer raakt ermee vol. Ik zal er wat aan Mandersje geven).

[pagina 220]
[p. 220]

Je portret hangt niet meer hier in de kleedkamer, omdat ik het naar het hotel heb overgebracht. Maar toch zie ik je nu duidelijk voor me en zoen je op je lieve snuitje. Nooit meer triesjes zijn en huilen hoor. Als maar lachen. Anders raakt Swiepje ook in de treurigheid!

Dag Schat; alle menschen hier wenschen je hartelijk beterschap en Swiepje zal voor je bidden....

Dag, mijn allerliefste lieveling. Jij bent mijn eenigste, heerlijkste allerliefste Schat, hoor, van wie ik alleen en voor eeuwig houd.

Hiernaast zie je het hart van Swiepje. [tekening van een hart met daarin haar naam Fietje]

Honderdduizend poenzen van je

 

Mannie

Laren, 7 Augustus 1918.

hotel ‘hamdorff’ - laren

(Het Gooi Holland)

Electrisch Licht.

Centrale Verwarming.

 

Mijn allerliefste Schat,

 

Even vóór dat ik uit Laren ga een briefje voor jou. Laat eens zien: wat moet ik je nog allemaal rapporteeren? Zeist! Jan had voor logies gezorgd, want alle hotels waren vol, zei-die. Zoo werd ik dan ondergebracht in een hoopelooze gribus, 't Hotel Willemse genaamd, waar 't eten execrabelGa naar eind93 was en we zeven pop moesten betalen voor 4 spiegeleieren, wat aar-d-appels en princessebòònen en een oneetbare pannekoek. - Mijn stemming werd er niet beter op, toen ik bovendien een halfvolle zaal vond, waaruit gelukkig Annetje's minzaam aanschijn mij tegenlichtte. Zij zond mij gisteren f 150, waarvan ik dadelijk de uvbGa naar eind94 in orde heb gebracht. Ik zal nu Zondag a.s. zien, hoeveel of ik aan de belasting kan betalen. -

Gisteren waren wij dan hier in Laren. We troffen het met 't weer voor onze openluchtvoorstelling en ofschoon ik er eerst aan moest wennen, zoo ten aanhoore van Onz'Lieven Heer te staan zingen, was de stemming er gauw in. Ze hadden op den dansvloer een podium gebouwd, van waaraf alles tot in de uiterste hoeken was te verstaan, zoodat ik me niet erg behoefde te vermoeien.

MiesGa naar eind95 en PineGa naar eind96 waren er natuurlijk weer, zoo ook Lili Clignett die je alle drie hartelijk laten groeten. Ze wilden je ook gaan opzoeken, maar dat heb ik natuurlijk ontraden. We bleven na afloop van 't concert nog leuk bij elkaar en dansten met veel animo.

Alleen: Mies is te dik! En natuurlijk misten Mies en Pine de laatste tram en moesten met hun zooveelhonderd kilo samen in een heel klein bedje.

Ik sliep met Jan op eén kamer en mocht hem dezen morgen in zijn mannelijke naaktheid en naakte mannelijkheid aanschouwen. Hij is niet mooi, zoo. Ik zie liever Fietje!

En hoe maakt het mijn kleine Schat? Wel onderworpen aan dr. Valkenburg's regime en niet meer morrende tegen haar lot? Laat me maar gauw veel goeds van je hooren, hoor!

Dag, liefste Vrouws-van-me. Heel veel lieve gedachten en vanuit de verte veel teedere zoenen van

 

Je Mannie

 

't Is maar 'n kort briefje, maar Jan komt mij al halen. Daàg!

[pagina 221]
[p. 221]

Wageningen, 9 Augustus 1918.

pension-hotel ‘De Wereld’

Wandeltuin met Tennisbaan

- Café-Restaurant -

Garage aan het Hotel - Stalhouderij

Terras en Wandeltuin

aan den voet van den Wageningschen Berg

Henri J.F. Snackers, Eigenaar.

Logement ‘De Waereld’ 1814.

 

Liefste Fiepsevrouwtje,

 

Even maar 'n paar woordjes, hoor, in 'n verloren acht minuten, voor mijn tram van hier naar Arnhem vertrekt, van waar ik verder over Dieren naar Apeldoorn reis. - Ik maak het best, ben gezond en wel - unbeschrieën! - en ook mijn stem houdt de vermoeienis van het dagelijkse zingen goed uit. Ik ben dan ook weer heelemaal van de borrel af, weet je. - De finantieele resultaten van onze tourneé zijn wel niet schitterend, maar toch bevredigend. Ook maak ik onderweg heel wat zakenconnecties, die later tot hun recht komen. Gisteravond werd aan Jan en mij een allergezelligst soupertje aangeboden door studenten van de Landbouwhoogeschool; die aanstaande heerenboeren zijn heel genoegelijke lui. -

In Apeldoorn hoop ik 'n woordje van jou te vinden, maar anders zie ik je toch Zondagavond weer. Tot zoolang het allerbeste gewenscht, mijn Schat! Gaat het nu 'n beetje vooruit en vind ik je wat opgewekter terug? Ik hoop 't van harte.

Veel groeten van Jan en Brander - de hopelooze! - en heel, héél veel liefs van

 

Je Swiepje

Amsterdam, 12 Augustus 1918.

Liefste Fietje,

 

Hier is in vliegende herrie een kiekje en een groetje van Swiepje.

Kiekje is door Frans Lebret gemaakt op ons balkonnetjeGa naar eind97 in Scheveningen.

Dàààg. Ik hol weg

Poensjes xxxxxxx

xxxxxxx

 

Swiepje

14 Augustus 1918.

Vijf jaar zijn Jean-Louis Pisuisse en Fie Carelsen nu getrouwd. Hij, nog steeds hard werkend voor het cabaret met veel verantwoordelijkheidsgevoel voor zijn mensen en Fie nog steeds de wat onzekere, aankomende actrice die helaas dikwijls ziek is.

 

Ook deze brief is gericht aan Fie in het Burgerziekenhuis, Amsterdam.

De enveloppe heeft geen postzegel, dus is de brief door een medewerker van Pisuisse afgegeven.

[pagina 222]
[p. 222]

Amsterdam, 14 Augustus 1918
Vondelstraat 68.

jean-louis pisuisse

 

Mijn allerliefste Lieveling,

 

Ik had zóó gehoopt, je vandaag - op onzen feestdag! - nog even persoonlijk te kunnen komen opzoeken, maar 't lukt niet. Mijn kop loopt vandaag om en ik weet geen tijd te vinden voor alles wat ik nog doen moet, voor ik om 2.27 op den trein naar Breda ga zitten. Toch heb ik niet, zoals je natuurlijk denkt, alles op één dag gezet, maar alles komt nu tegelijk.

Daarom, lieve Schat, per briefje mijn gelukwensch op onzen herinneringsdatum. Ik had je graag aan mijn hart gedrukt en je in je lieve ooren gefluisterd, wat een groote heerlijkheid, welk een stralend licht en wat een houvast je in mijn leven bent geweest en nòg bent, maar nu moet je maar gelooven, dat ik, tegelijk met wat bloemen, al die teedere gedachten en die lieve woordjes naar je toe doe komen. Ik weet, dat je ook aan mij heb gedacht, op dezen dag nog meer dan anders, en die wetenschap maakt me gelukkig, midden in al mijn zakenbeslommeringen.

In 't Kurhaus, was 't weder geweldig vol: de menschen stonden drie rijen dik langs de muur. Lola en HansjeGa naar eind98 zijn beiden ziek, maar lieten je hartelijk groeten; zoo ook Frits en Beppie. Eveneens Edmond Visser en zijn VrouwGa naar eind99, bij wie ik gisteren in Zandvoort at. Ook in Zandvoort was onze avond 'n groot succes.

En de zaken hier zijn voor 't komende seizoen in volle werking. Daar kom ik je nog wel eens, ná Vrijdag alles rustig van vertellen.

Dag, mijn Liefste. Zal je je goed en rustig blijven houden! En precies doen wat de Dokter zegt. Dan ben je gauw weer ‘mijn Zonnetje in huis!’

Heel, héél veel lieve feestzoentjes van

 

je Swiepje

 

Pisuisse wordt weer opgeroepen om bij zijn legeronderdeel administratief werk te doen. Hij houdt genoeg tijd over om zich ook met zijn eigenlijke werk bezig te houden.

Amsterdam, 14 Sept. 1918.

jean-louis pisuisse

Chansonnier.

Vondelstraat

 

Mijn allerliefste Engelenhoofd,

 

Ik ben op 't oogenblik, net als BennetjeGa naar eind100 - dood-van-de-maf en zit met warme handjes - Ochgott!! - te schrijven. - Maar ik wil toch nog even naar je kleine gezondheidje informeeren en dan hartgrondigen wensch uitspreken, dat dezelven niet langer reden tot klacht geeft. - Ben je weer beter, mijn popsedoes - poepedos! - en doet het keeltje geen pijn meer? 'k Hoop maar van ja en neen. Toen ik jou Woensdagochtend met een steek-in-m'n-hartje had zien vertrekken tegelijk met je rauwe kornuiten, heb ik eerst nog ‘Het taschje van de Weduwe’ (titel voor een filmdrama) gedragen en haarzelf in een wagen geleid om 9.50. Zij miste net jullie trein. Daarna spoorde ik weer naar Woalik (lees Waalwijk) Vanochtend liep ik over Baorik (lees Baardwijk) en Dooren (lees Doeveren) naar Heusden, 'n schatje-van-'n-stadje. Van daaruit had ik jou en Niesje briefkaarten willen sturen, maar vergat het. - Om halfdrie kwam ik, doornat, met de jongens thuis, na om 8 uur vertrokken te zijn. Wederom liet ik eenige kilo's vet in den vorm van zweetdruppels op den weg achter. - Vanmiddag hield ik met compagnie's-

[pagina 223]
[p. 223]

administratie mij onledig en vanavond teekende ik, nà het eten in Waalwijk, nog weer eens veertig zakboekjes af voor gelukkige mannetjes, die naar een landweerdepôt worden overgeplaatst. -

Ook antwoordde ik den heer Bakker, wiens brief je me opzondt, gelijk ik voor dien reeds vele zakenbrieven had weggestuurd. - Ja Ja, ik heb me met kracht op mijn eigen exploitaties geworpen. Desniettegenstaande schreef ik Van Gelder een vriendschappelijken en diplomatieken brief, zoo ongeveer met de strekking: ‘als ik te duur ben geweest, laten we er dan nog maar eens over praten.’ Maar ik moet eerlijk bekennen, dat ik liever van hem af ben. De man kan niet eens 'n concept-contract zuiver lezen, laat staan begrijpen. En ik gruw van het verder zakendoen met zoo'n typisch-ònbeschaafd mensch! Enfin, we zullen zien, wàt hij verder doet. -

Vrouwtje lief, het reçu voor 't aangeteekenden stuk gaat hierbij. Stuur het maar niet op, want.... a.s. Zaterdag kom ik met ‘24 uur.’ Arriveer waarschijnlijk om 5.30 en ga pas Zondagavond 10.25 weer weg. Dan ben ik weliswaar pas ± 2.30 uur weer in Waalwijk, maar dat heb ik voor Fiepsje graag over. Laat mij alleen nog even weten, of je Zaterdag en Zondag thuis bent. - Nu is het 10 uur en ik ga naar bed. Morgen moet ik, vanwege 'n regimentsoefening weer om halfzes op. -

Nacht mijn eigen-kleine, lieve-goeie-Engel-van-me - Ik hoop prettig van je te droomen. Groet vrienden en huisgenooten. Ik druk je in gedachten aan m'n hart en geef je lieve, zachte teere poensjes op je mooie bruine trouwe oogen.

Dag Schatteke.

 

Je Mannie.

Rotterdam, 15 September 1918.

L.S.

 

Vergun mij, U even persoonlijk mededeeling te doen van een feit, dat anders wellicht in de drukte van het grootestadsleven Uw' gewaardeerde aandacht mocht ontgaan: het feit namelijk, dat ik vanaf morgen, den 16en September, elken avond om acht uur met een luisterrijke schâar mijner getrouwen - dichters, zangers, dansers, tooneellisten en musici van beiderlei kunne en de meest uiteenloopende genre's - genoegelijke samenkomsten houd in de voor dat doel bijzonderlijk gedecoreerde Foyer van ‘De Doele’, samenkomsten, waarbij de tegenwoordigheid van U en de Uwen op buitengewonen prijs zal worden gesteld. - In de couranten en op de straatbiljetten kunt U lezen, welke collega's geregeld op onze samenkomsten te gast zullen zijn, alsmede - voor zoover U dat in een stad als Rotterdam (waar geld geen rol speelt) mocht interesseeren - welke bijdrage wij bij een eventueel bezoek van U in onze artistieke huishouding verwachten. Bij voorbaat mij verzekerd-houdend van-, en dankend voor Uw' minzame belangstelling met vriendelijken groet,

 

hoogachtend,

Uw dienstwillige

Jean-Louis Pisuisse.

 

p.s. Ook Woensdag-, Zaterdag - en Zondagmiddag vindt U ons van halfvier tot halfzes vroolijk bijeen om 'n kopje thee of een borreltje te gebruiken. Ik hoop er U te zien!

Nogmaals t.a.v. Pisuisse.

eind1
Skat-partijtje; Skaat, Duits kaartspel.
eind2
It is an ill wind that blows nobody any good; It is an ill wind that blows nobody good, geen ongeluk zo groot, of er is (voor de een of ander) nog wel een gelukje bij.
eind3
onze vriend Karel; misschien dezelfde Karel Muller in de brief 11-7-1919.
eind4
‘mientje’; de actrice Mien(tje) van Kerckhoven-Kling in haar rol als ‘Janine’.
eind5
Triplesof; Het blijspel in 5 bedrijven ‘Triplepatte’, van Tristan Bernard en Andre Godfernaux, uit het Frans vertaald onder de titel ‘Trippelbeen’, regie van Herman Roelvink.
Fie Carelsen speelde daarin Mlle Dolly. Pisuisse vond het stuk tegenvallen, een sof, een Triplesof.
voetnoot*
heeft haar heupen, schaamhaar en dijbenen geschetst
eind6
Ees; dokter Marcelus B. Romeny, zwager van Pisuisse, getrouwd met zijn zuster Marie. Fie heeft ook nog enige tijd in zijn sanatorium in Doorn gekuurd.
voetnoot*
tekening tussen ronde haakjes van een hart met een pijltje erdoor, daaronder geschreven ‘Fietje's hart’
eind7
haar ouwelui; de vader en moeder van Jacoba Smit.
eind8
Lola; Lola Tas-Cornero, pseudoniem van Helene Dorothea Catharina Rasmussen.
eind9
trouwe; vele malen onderstreept.

eind10
Tschetsch; Tschetschorke, danser.
eind11
Mark; Marheinecke, danseres.
eind12
‘chez Max’; Maxim, de piano-bar op het Rembrandtplein in Amsterdam.

eind13
coin-du-feu-tje; huisjasje.
eind14
‘Grand Frisé’; een lied uit ‘Les plus grands succes de Botrel’ (La musique pour tous, Paris).
eind15
gedelegeerd commissaris; van het N.V. Intiem Theater Pisuisse, Mij. tot exploitatie van Kunstprogramma 's.

eind16
‘Duivelsche’ repetitie; ‘De duivel’ van F. Molnar, waarin Fie Seiden-Mizzi speelt.
eind17
commandeerende generaal; gedurende de Eerste Wereldoorlog verbleven er in Nederland tussen 60.000 en 100.000 Belgische vluchtelingen. Op de Veluwe was een concentratie van vluchtelingenkampen. Er waren daar ook zeer veel troepen gelegerd.

eind18
Ada en haar zoon Jos; A.S.R.E. van Raalte - van Raalte en haar zoon Jos van Raalte.
eind19
Lo; Lo E.M. van Raalte, rijke zakenman en vriend van Pisuisse.
eind20
equipage; paard met rijtuig.
eind21
ter voorranging; eerder in aanmerking komt dan...
eind22
trosboeven; waarschijnlijk overdrachtelijk bedoeld, rapalje, uitschot, kettingboeven.
eind23
brood-, vet-, vleesch- en andere kaarten; gedurende heel de wereldoorlog was er rantsoenering en had men dus overal bonnen en kaarten voor nodig.

eind24
Dirk; Dirk Witte.
eind25
puttees; beenwindsels voor militairen.
eind26
une chose qui va sans dire; iets vanzelfsprekends.
eind27
‘Koningin Regentes’; wij lezen hierover in Het Volk, 7 juni 1918: ‘Een scheepsramp. Het hospitaalschip de “Koningin Regentes” is op weg naar Rotterdam vergaan, het is op een mijn gelopen en gezonken.’ Het Volk, 8 juni, ‘Is zij op een mijn gelopen of getorpeteerd? Enige schipbreukelingen menen de periscoop van een duikboot gezien te hebben en het geluid van een torpedo. De verongelukte bemanning is aan boord van de “Zeeland” en de “Sindoro” in Rotterdam aangekomen. Van de 60 man sterke bemanning zijn er zeven verdronken. Onder de doden bevindt zich de administrateur van de “Koningin Regentes” de heer W. Smit. Naar de overtuiging van de kapitein is het schip getorpedeerd. Van Duitse zijde is verklaard dat er geen mijnen zijn gelegd op de route.’ Het Volk, maandag 10 juni 1918:
‘Van officiële Duitse zijde uit Berlijn wordt verklaard: Een aanslag op een hospitaalschip op weg van Engeland naar Nederland zou slechts Duitse belangen en geen Engelse benadeeld hebben want op hospitaalschepen van Engeland naar Nederland bevinden zich vaak Duitse gevangenen en geen Engelse. Een Duitse duikboot kon niet weten dat eventueel een Engelse delegatie aan boord van de “Koningin Regentes” de overtocht deed (deze was ook niet aanwezig). Eventueel kan er een onderzoek ingesteld worden, want het schip is nog niet volledig gezonken.’
eind28
fouragères; schouderkwasten.
eind29
Wiet z'n bruiloft; Louis Gimberg huwde in het voorjaar 1918 met E. Labouchère zijn tweede vrouw.
eind30
traktement; bezoldiging, soldij.
eind31
‘Johan’; toneelstuk van Jhr. E. van Lidt de Jeude.
eind32
‘M'n Mmàn en m'n schrijftafel’; imiteert haar uitspraak, de schrijftafel is het bureau dat zij in december 1915 gekregen heeft, zie hiervoor het Sint Nicolaas gedicht.

eind33
Treub; Marie Willem Frederik Treub, politicus en econoom was een fel bestrijder van de sociaal-democratie en conservatief man. In 1916 was hij door toedoen van sociaal-democraten en radicalen als minister van financiën ten val gebracht toen hij aanvaarding van een ouderdomswet wilde koppelen aan een pensioenbelasting (heffing van 1 % van het inkomen tot dekking van een premievrije ouderdomsrente). Een jaar later treedt hij weer als minister van Financiën op, wat hij blijft tot het ontslag van het kabinet in 1918.
In het verkiezingsjaar 1918 richt hij de Economische Bond op, die de economische vraagstukken wilde oplossen zonder (te) grote inmenging van de overheid. Het is vrij zeker dat hij (in Vlissingen) erg conservatief gesproken heeft, wat de progressieve Pisuisse niet bevalt.
eind34
trouwe; driemaal onderstreept.

eind35
Yard; Yard van Staalduynen.
eind36
Mies; Mies de Neye, een secretaresse die zich ‘presidente-commissaris’ van 't toneel noemt en ook een aandeel in de N.V. Intiem Theater Pisuisse heeft.

eind37
Annetje; Antoinette van Dijk.
eind38
Spaansche griep; de besmettelijke virusziekte die in 1918 haar oorsprong vond in Spanje en miljoenen slachtoffers maakte.
eind39
entrain; opgewektheid, joligheid.
eind40
Margie; Margie Morris.
eind41
trouwe; tweemaal onderstreept.
eind42
‘Bobbie’; gebruikt mogelijk deze naam omdat hijzelf weer dikker wordt òf voelt zich een oppasser, politieagent, een Bobby voor haar.

eind43
Speenhoff's ‘Pet’; mogelijk het lied: ‘De hoge hoed,’ dat Pisuisse slecht, pet vindt.
eind44
‘lever’; opstaan. Hier wordt bedoeld een ochtendreceptie, ontvangst die in voorname kringen gebruikelijk was.
eind45
Menko; Izak Menko.
eind46
Singing Pierrots; Ruth la Rose en Milly Rurzell in ‘Pierrot et Pierrette’ een Scherzo van Costre Petre.
eind47
morgen devisie; morgen betaaldag.
eind48
vertaling van couchette; om welk liedje het hier gaat is niet bekend.
eind49
‘boksbeugel’; halfronde metalen beugel met vier vingergaten, veelal van punten voorzien, om de vuist mee te wapenen. Pisuisse schertst hier aangezien hij ‘boksbeugel’ tussen aanhalingstekens zet. Hij zal wel de wandelstok of iets dergelijks van Manders in de zitkamer hebben zien liggen.
eind50
de ‘weduwe’; wie hiermee bedoeld wordt is niet meer na te gaan.

eind51
mevrouw Polak; mogelijk is dit de moeder van de dochters die vriendinnen waren van de zusters van Pisuisse.
eind52
Lien; de vrouw van Joop van Hulzen.
eind53
de jonge Daan; Daan van Ollefen, zie hiervoor de brief van 13 juli 1918.
eind54
‘Stad en land’; De Avondpost - Dagblad voor stad en land. 's Gravenhage.

eind55
Het gevaar van Bussum; deze vrouw komt ook in de brief van 7-3-1914 voor, zij is een oude kennis van Pisuisse en wordt altijd als ‘Bussum’, haar woonplaats, aangeduid.
eind56
Ada; Ada Hemsing.

eind57
Frits en Beppie; Frits Lebret en Beppie de Vries.
eind58
Hans en Lola; Hans Tas en Lola Cornero.
eind59
Lou en Margy; Louis Davids en Margie Morris.
eind60
Mien op de Fröbelschool; Wilhelmina Jacoba (Mien) Pisuisse, zuster van Jean-Louis is kleuteronderwijzeres.
eind61
Sterklieden; Pisuisse maakt hier een eigen meervoudsvorm voor de notaris Sterkman en zijn vrouw.
eind62
De laatste eer; van Herman Heijermans.
eind63
Timbertownfolly; het katje heeft een rommelig, gespikkeld vachtje genoemd naar de kleding (met toebehoren) van The Timbertown Follies, een groep Engelsen (in Nederland geïnterneerd) die hier een luchtig amusements programma brachten.
eind64
De ‘prijsvraag’; een spreuk maken met behulp van de juiste letters die uit de advertentie worden gehaald.
eind65
adv. van Allard; Hotel Allard in Rotterdam.

eind66
Yard; Yard van Staalduynen.
eind67
Ma; zijn moeder W.J. Pisuisse-Schipper.
eind68
Ma en dochter Smit; zijn ex schoonmoeder en zijn ex vrouw Jacoba Smit, die na haar scheiding de naam van haar moeder ‘van den Honert’ achter haar naam zet.
eind69
tante Stanny; Constance Margadant, getrouwd met Henri Pisuisse, de journalist.
eind70
Mien; zijn zuster Wilhelmina Jacoba Pisuisse.
eind71
Ellytje; dochter van Mien Pisuisse en Carel Vermaas.
eind72
Hans; zijn zuster Anna Elisabeth Geertrui (Hans) Pisuisse had zelf geen kinderen.
eind73
Dré; Andreas E.G. Schelfhout, de man van Hans Pisuisse.
eind74
Strohwitter; onbestorven weduwnaar.
eind75
Lola; Lola Cornero.
eind76
adorateur; aanbidder, vereerder.
eind77
Jenny Elbers; Joanna Jacoba Elbers-Gilliams, de zangeres die al sinds januari 1917 bij het cabaret werkt en later zo'n grote rol in het leven van Pisuisse gaat spelen.

eind78
‘Annetje’; bijnaam Freule de Geer van Oudegein. Dit kan zijn Jkvr. Anna Henriette Pauline de Geer van Oudegein, geboren in Arnhem 31-3-1863; Jkvr. Jeanne Maria de Geer van Oudegein, geboren in Modjokerto, 13-9-1870; Jkvr. Catharina Elisabeth de Geer van Oudegein, geboren in Hees (bij Nijmegen), 18-9-1872.
eind79
onze vriendin uit Zeist; onbekend.
eind80
‘My old Dutch’; van Albert Chevalier.
eind81
Deetje; David Lobo met zijn imitatie-voordracht ‘De laatste eer’ van Herman Heijermans.

eind82
‘Hinter den Fensterscheiben....’; laatste vier regels van het vierde couplet van ‘Der wagen rollt’ van R. Baumbach en L. Bulmans.
eind83
wit-beslobkousde schoenen; windsel dat over de kousen en gedeeltelijk over de schoenen wordt gewikkeld.
eind84
H.P.; Haagsche Post.
eind85
Kerkhof uit Medan; A. van den Kerkhof, directeur Sijpestein & Co òf R. Kerkhof, directeur Deli Veem, Medan.
eind86
Neter en zijn vriendinnetje; een oude kennis uit Zeeland, Nathan Emmanuel Neter.
eind87
de Maatschappij; N.V. Intiem theater Pisuisse, Maatschappij tot Exploitatie van Kunstprogramma 's.
eind88
Monna Vanna-tjes; het toneelstuk ‘Monna Vanna’ geschreven door Maurice Maeterlinck. De geschiedenis waarin Monna Vanna slechts gehuld in een deken, uitgaat om haar ziel te redden. Een Italiaans- renaissance gegeven.
eind89
Schillerhemd; een hemd met een schillerkraag, een liggende, van voren open kraag.

eind90
‘stansje’; erectie.
eind91
‘Annetje’; Antoinette van Dijk.
eind92
Panorama; geïllustreerd Weekblad.

eind93
execrabel; afschuwelijk.
eind94
UVB; afkorting onbekend.
eind95
Mies; Mies de Roos.
eind96
Pine; Philippine Johanna Belder.

eind97
ons balkonnetje; ons is tweemaal onderstreept.

eind98
Hansje; Hans Tas.
eind99
zijn Vrouw; Estella Zadoks, schrijfster van kinderboeken, is sinds 10-4-1911 met Edmond Visser getrouwd.

eind100
Bennetje; wie hier bedoeld wordt is onbekend. De naam Bennetje komt ook voor in de brieven 31-10-1912 en 26-2-1913.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

auteurs

  • over Fie Carelsen

  • Anke Hamel


Over dit hoofdstuk/artikel

datums

  • januari 1917

  • 27 maart 1917

  • 19 juli 1917

  • 10 augustus 1917

  • 22 augustus 1917

  • december 1917

  • 8 december 1917

  • 23 januari 1918

  • 25 januari 1918

  • 26 januari 1918

  • 1 februari 1918

  • 2 juni 1918

  • 9 juni 1918

  • 21 juni 1918

  • 10 juli 1918

  • 12 juli 1918

  • 13 juli 1918

  • 15 juli 1918

  • 17 juli 1918

  • 19 juli 1918

  • 20 juli 1918

  • 22 juli 1918

  • 26 juli 1918

  • 7 augustus 1918

  • 9 augustus 1918

  • 12 augustus 1918

  • 14 augustus 1918

  • 14 september 1918

  • 15 september 1918