Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De zeventiende en achttiende eeuwsche notarisboeken en wat zij ons omtrent ons oude notariaat leeren (1948)

Informatie terzijde

Titelpagina van De zeventiende en achttiende eeuwsche notarisboeken en wat zij ons omtrent ons oude notariaat leeren
Afbeelding van De zeventiende en achttiende eeuwsche notarisboeken en wat zij ons omtrent ons oude notariaat leerenToon afbeelding van titelpagina van De zeventiende en achttiende eeuwsche notarisboeken en wat zij ons omtrent ons oude notariaat leeren

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.22 MB)

XML (0.78 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

studie
non-fictie/geschiedenis-archeologie
non-fictie/rechtswetenschap


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De zeventiende en achttiende eeuwsche notarisboeken en wat zij ons omtrent ons oude notariaat leeren

(1948)–A. Pitlo–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina IX]
[p. IX]

Voorwoord

Publicaties over de geschiedenis van het notariaat zijn in ons land zeldzaam. De oorzaak hiervan is de opleiding die de student voor het notarieel examen verplicht is te volgen, een opleiding, die zoo schoolsch is, dat zij den lust tot eigen studie niet weet te activeeren. Een wetenschappelijke opleiding zou, naast andere zegenrijke gevolgen, ook tot gevolg hebben, dat het notariaat vaker als object van historisch onderzoek werd gekozen. Dit toont ons de belangstelling die dit gegeven ondervindt in de vele landen, waar de wetgever den toekomstigen notaris wel een universitaire opleiding waardig keurt. In het onderwerp ligt zeker niet de oorzaak van het gebrek aan interesse; want dit is niet minder aantrekkelijk dan de geschiedenis van eenig ander onderdeel van het recht en van het maatschappelijk leven.

Dit boek is gewijd aan onze oude notarisboeken. Deze zijn, op een paar uitzonderingen na, zooals van Leeuwen en Lybreghts, noch gezocht, noch gelezen. Een samenvattende verhandeling over deze in zoo menig opzicht typische en leerrijke werken ontbrak tot nu toe.

De 17de en 18de eeuw omvatten dit onderdeel van onze oud-vaderlandsche rechtlitteratuur. Vóór de 17de eeuw waren er ook wel notarisboeken, maar geen van eigen bodem. Tot deze laatsten heb ik mij willen beperken. Daarom heb ik het bekende, in 1682 te Parijs verschenen werk van de Ferrière, La science du parfait notaire, waarvan ten onzent in de laatste helft der 18de eeuw een vertaling het licht zag, die drie drukken beleefde, onbesproken gelaten. Het geeft Fransch recht en het geeft beschouwingen over het Fransche notariaat. Nu weken de Fransche rechtsinstellingen op het

[pagina X]
[p. X]

gebied van het notariaat niet zoo sterk van de onze af, dat een oordeelkundig Nederlandsch notaris uit de 18de eeuw met dit boek niet zijn voordeel kon doen, maar baanbrekend kan het voor ons allerminst genoemd worden en het feit, dat de vertaling drie drukken beleefde, is dan ook meer toe te schrijven aan het ‘frères, qui trouvez beau, tout ce que vient de loin’ dan aan superioriteit van dit werk boven onze eigen litteratuur. Ik kon het boek zonder bezwaar buiten beschouwing laten.

Ik heb de werken, die uitsluitend aan de testamenten gewijd zijn - met uitzondering van het belangrijke werk van Verweij - niet in mijn verhandeling betrokken. Zij houden niets anders in dan een weergave van de gangbare meeningen betreffende dit deel van het erfrecht, met hoogstens eens een enkele wenk aan den notaris om hier of daar aan te denken, maar zonder dat wij er voor onze kennis over het notariaat eenig nut aan kunnen ontleenen. Het betreft een Tractatus novus et brevis de testamentis seu ultimis voluntatibus et jure codicillorum. Omnibus in foro et in scholis versantibus et notariis omnino utilis et necessarius - zooals het op het titelblad heet. Het is van de hand van Johannes Gael, uitgegeven te Haarlem in 1616. Het werkje behandelt in een honderdveertigtal bladzijden achtereenvolgens den aard en oorsprong van het testament, de bevoegdheid om te testeeren en om uit testament te genieten, de vormvereischten, de makingen met substituties, de nietigheid en vernietigbaarheid der testamenten en de herroeping. En het betreft een werk van Willem van Aller, getiteld Tractaat van Testamenten, Codicillen, Legaten, ende andere Acten van uyttersten wille, verschenen in 1648, herdrukt in 1656. Het biedt enkel een in gesloten verband gegeven vertaling van plaatsen uit vreemde schrijvers, doorweven met buitenlandsche rechterlijke uitspraken.

Evenmin heb ik in mijn beschrijving aandacht geschonken aan de in 1782 verschenen dissertatie van

[pagina XI]
[p. XI]

Costerus, De Instrumentis. Dit werkje raakt ons onderwerp, geeft enkele opmerkingen over den inhoud van notarieele akten, over het territoir van den notaris, de bewijskracht en de executoriale kracht van de notarieele akte en over nog enkele andere notarieele onderwerpen. De behandeling van dit alles is echter zoo summier, dat het naast de zeer veel uitvoeriger behandeling, die de notarisboeken hieraan wijden, geen afzonderlijke beschouwing verdient. De schrijver heeft willen geven eenige uitspraken over de beteekenis van akten in het algemeen, een notarisboek te schrijven is niet zijn bedoeling geweest. Het proefschrift, dat den beknopten omvang heeft aan de proefschriften dier dagen eigen - een vijftigtal bladzijden - houdt alles bij elkaar slechts enkele bladzijden in, die ook in een notarisboek hadden kunnen staan en dit weinige is niet anders dan een weergave der toen geldende communis opinio.

Eveneens heb ik buiten beschouwing gelaten het eenige samenvattende geschiedkundige werk over het notariaat, dat wij in ons land rijk zijn, De histori van het Notarisschap door van der Schelling, uitgekomen in 1745. Het behoort niet tot de notarisboeken in engeren zin. Dit boek behandelt het notariaat tot ongeveer het midden der 17de eeuw.

De vier notarieele bibliographiën, die ik heb geraadpleegd, garandeeren mij, dat ik het voornaamste in mijn studie heb betrokken. Het zijn de in Recht en Wet, deel 26 (anno 1874) afgedrukte bibliographie van J.P.J.W. Korndörffer, toenmaals adjunct-bibliothecaris van de Koninklijke Militaire Academie; de in 1880 te Zara verschenen bibliographie van den Italiaanschen hoogleeraar Pappafava; de Poolsche studie van A. Niemirowski, Warschau 1884, Bibliografia Powszechna notarjatu; en de door notaris H.A. Warmelink te Amsterdam aangelegde bibliographie. Deze laatste is zeer veel uitvoeriger dan de drie eerstvermelden. Het is te wenschen, dat deze bibliographie, die de eerste op dit

[pagina XII]
[p. XII]

gebied van dezen omvang in Europa is, spoedig voor een ieder verkrijgbaar zal zijn. Notaris Warmelink stelde zijn werk met de hem eigen welwillendheid voor mij open. Volledigheidshalve vermeld ik nog: M. Torres-Campos, Estudios de Bibliografia Espanola y estrangera del Derecho y del Notariato, Madrid 1876, verschenen als antwoord op een door de Madrileensche Notarieele Academie uitgeschreven prijsvraag.

De Naamrol der Rechtsgeleerde en Historische Schrijvers van B. Mourik, 1741, vermeldt geen auteur op notarieel terrein, die in mijn studie niet is betrokken.

Tenslotte wil ik nog melding maken van de zeer summiere en niet geheel feillooze opgave van notarieele litteratuur in het Overzicht van Oud-Nederlandsche Rechtsbronnen van S.J. Fockema Andreae (tweede druk, 1923, herzien door A.S. de Blécourt); zij houdt geen verrassingen in.

Uiteraard houd ik mij aanbevolen voor opmerkingen en aanwijzingen, waar ik verdere litteratuur kan vinden. Het is allerminst uitgesloten dat vermeldenswaardige boekjes of brochures in particuliere bibliotheken zijn verborgen. Aan een ieder, die mij raad ter vervolmaking dezer studie kan geven, zeg ik bij voorbaat mijn welgemeenden dank.

De gegevens aangaande de jaren van ambtsaanvaarding en van defungeering der notarissen heb ik ontleend aan Hartongs Protocollenregister.

Er is drieërlei materie, waaruit men de kennis over het oude notariaat kan opbouwen: de akten (die, ondoorzocht, bij tienduizenden in onze archieven rusten), de wetgeving en de oude litteratuur. Om zich een volledig beeld te vormen is bestudeering van alle drie deze bronnen vereischt. Ik heb in het tweede deel van deze studie een begin gemaakt met het verwerken van de stof, die de litteratuur biedt.

Niet meer dan een begin. In de eerste plaats heb ik mij beperkt tot dat wat de in deze verhandeling betrok-

[pagina XIII]
[p. XIII]

ken boeken meedeelen. Ook in de algemeene oud-Vaderlandsche rechtsliteratuur, bij Damhouder, Merula, de Groot, van Leeuwen, Huber, Voet, Bijnkershoek en Zurck, om een aantal van de voornaamsten te noemen, vinden wij plaatsen die over het notariaat spreken. Het paste niet in het kader van dit werk deze litteratuur in mijn beschouwing op te nemen. Evenmin heb ik anders dan bij uitzondering ter sprake gebracht de enkele beschrijvende werken over het oude notariaat die wij rijk zijn, zooals Koopmans Notariaat in Friesland voor 1811 en Schadee's Tweehonderd jaar notariaat en zeezaken. De behandelde notarisboeken zijn met het hier gegevene geenszins uitgeput. Stof ligt hier te over voor wien wetenswaardigheden over ons oude notariaat wenscht op te sporen. Wat ik hier aan den inhoud dier boeken heb ontleend, is niet meer dan een summiere behandeling van de belangrijkste kwesties die het notariaat in het algemeen raken.

Menig onderdeel, zooals sommige akten in het bijzonder, het testament, de inventaris, de attestatie, is een afzonderlijk onderzoek waard. Een volledige weergave van al hetgeen de hier te bespreken notarisboeken met betrekking tot het notariaat bieden, zou dit boek tot een zeer lijvig boek hebben gemaakt. Hiervoor ben ik huiverig geweest, want de beginneling - en wie is hier geen beginneling? - deinst terug voor lijvige werken. Mijn bedoeling is het geweest belangstelling te wekken voor dit nog vrijwel maagdelijk terrein. Daarvoor was het geraden de veelheid te toonen, maar de onderdeelen dier veelheid eer aan te stippen dan uit te putten.

Moge mijn studie aan haar doel beantwoorden: dat hier en daar iemand, begaafd met liefde voor het notariaat en met zin voor de historie, de oude notarisboeken aan een nader onderzoek onderwerpt, de algemeene rechtslitteratuur er op naslaat, oude wetteksten verzamelt of in de archieven gaat werken.

November 1947

A.P.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken