| |
| |
| |
I
Literatuur vroeger en nu
Waarom lees je? Waarom kijk je naar films en series op de tv? Meestal gaat het om verzonnen verhalen, die lang niet altijd goed aflopen. Maar ook als ze dat wel doen, wat heb je er eigenlijk aan? Toch zijn er heel wat mensen verslaafd aan lezen en kijken. En een beetje minder komt ook veel voor.
Om te beginnen biedt fictie (verzonnen verhalen) een aantrekkelijke mogelijkheid om weg te dromen uit de dagelijkse werkelijkheid. Vooral als die zo nu en dan wat eentonig en saai is, mag je graag lezen over mensen met het interessante leven van kunstenaar, chirurg of directeur van een multinational. Je vlucht tijdelijk weg in de droom van hun leven, met het voordeel dat je er meteen weer uit kunt stappen als het misgaat met hen. Van dat laatste kun je overigens ook genieten. Het is niet alles koek en ei in de wereld van de jet-set, het brengt een hoop ellende mee om tot de rijken en machtigen der aarde te mogen behoren, televisieseries en de schandaalbladen vertonen het wekelijks.
Een reclamespot laat een huisvrouw zien die de stekker van de stofzuiger uit het contact trekt om zich op de bank te vlijen met zo'n slappekaftboekje uit de sigarenwinkel. Meteen gaat het beeld zachtjes golven en daar staat ze ineens in een operatiekamer enge messen door te geven bij een harttransplantatie. Als dat maar goed gaat! Hoe het afloopt, horen we verder niet, maar we zien nog wel hoe ze met frisse moed weer aan het stofzuigen slaat na haar spannende avonturen.
Nu is het zeker niet zo dat de vlucht uit de werkelijkheid alleen maar bij ‘goedkope’ literatuur of tv-series behoort. Ook ‘moeilijke’ verhalen bieden zulke mogelijkheden in overvloed voor een publiek dat daarvoor gevoelig is. Maar er is meer. Je kunt ook behoefte aan fictie hebben omdat je daarin bevestiging vindt van opvattingen en ideeën die je al hebt of meent te hebben. Of sterker nog, door de manier waarop standpunten en gevoelens in een verhaal verbeeld worden, krijg je een beter begrip van wat je zelf al vaag
| |
| |
voor ogen stond. Je bent niet alleen, je kunt je problemen en visies delen met anderen die zich in vergelijkbare situaties blijken te bevinden.
En dan dient zich vanzelf een derde mogelijkheid aan. De herkenbare problemen en ervaringen krijgen dimensies die je zelf nog nooit hebt overwogen of meegemaakt. Fictie brengt je in contact met situaties waarvan je niet eens gedroomd hebt, maar die eigenlijk op grond van de herkenbaarheid van de verzonnen personages heel goed in je eigen leven zouden kunnen voorkomen. Op zo'n moment wordt je eigen horizon verbreed: er is veel meer in de wereld te koop dan je dacht, het is allemaal veel ingewikkelder, moeilijker en aantrekkelijker dan het leek. Op grond van zulke ervaringen met fictie kun je echt honger krijgen naar meer, je nieuwsgierigheid met betrekking tot de mogelijkheden van het bestaan moet door steeds nieuwe verbeeldingen bevredigd worden.
| |
Andere wereld
Deze verklaringen voor de behoefte aan fictie spelen doorgaans alle drie tegelijk een rol, de ene wat meer dan de ander. Voorop blijft staan dat je geboeid moet raken door wat je leest, omdat je het spannend vindt, opwindend of gewoon mooi en ontroerend. Soms is het moeilijk om afstand te doen van een boek als het uit is. Je zou over de hoofdpersonen nog veel meer willen horen nu ze tijdelijk zo'n belangrijke plaats in je leven hebben ingenomen. Je doet het boek dicht en met één klap ben je je vrienden en vijanden kwijt. Vaak blijven ze nog een tijd lang in je hoofd rondspoken. Soms imiteer je hen. Of je herkent hen in situaties die je daarna in het echte leven meemaakt. Vooral na een film die je aangegrepen heeft, wil je graag als Jane Fonda of David Bowie de straat oplopen.
Niet onbekend is het effect dat je de werkelijkheid met wat andere ogen gaat bekijken. En het inzicht in je eigen werkelijkheid wordt verscherpt. Fictie heeft je wereld een verdieping en verbreding gegeven, zowel door de herkenbaarheid als door het onbekende. Beide spelen een rol. Op alleen maar herkenbaarheid en bevestiging raak je gauw uitgekeken. Aan de andere kant moet het onbekende wel te verbinden zijn met je eigen werkelijkheid of je fantasieën daarover. Maar dat ligt natuurlijk bij iedereen anders.
Zodra teksten uit een andere tijd of een andere streek komen, kunnen er al meteen problemen ontstaan. Er zijn veel dingen die je niet begrijpt of die je verkeerd opvat. Literatuur uit de Derde Wereld kan je pas iets zeggen als je meer van die wereld af weet. Maar omgekeerd raak je daarmee evenzeer vertrouwd door juist kennis te nemen van de emotionele verbeelding van de situaties en problemen uit die wereld in de literatuur. Die andere tijd levert vergelijkbare moeilijkheden en voordelen op. Dat laatste moet er nadrukke- | |
| |
lijk bijgezegd worden. Of het nu elders is of vroeger, steeds gaat het om werelden waarmee je direct te maken hebt.
Die andere tijd begint trouwens al heel gauw. Als je nu de roman Turks fruit van Jan Wolkers uit 1969 leest, zul je nauwelijks geschokt zijn door de erotische hoogstanden en de medische horror waaronder de hoofdfiguren gebukt gaan. Misschien vind je het wel wat ouderwets, nu er in onze tijd nauwelijks meer een taboe rust op het praten over kanker en seksualiteit. Maar het boek hoort thuis in een tijd waarin men nog maar net begonnen was om zich van zulke taboes te bevrijden. En daarbij speelde juist dat boek - en wat later ook de film - vooral voor jongeren een belangrijke rol: het is niet toevallig dat Wolkers in de jaren zestig een typische school-auteur wordt, zoals Maarten 't Hart dat nu is. Gezien tegen die historische achtergrond kan het boek aan belang winnen, vooral omdat je je gewapend met die kennis beter kunt identificeren met de emoties en problemen van de hoofdfiguren. En omgekeerd maken ze je vertrouwd met een fase in ontwikkelingen waarvan je zelf ook een produkt bent.
| |
Oudere literatuur
Nu kun je natuurlijk ook gewoon blijven lezen zonder die historische of regionale belangstelling. Vaak is er dan niet zoveel aan. Je leest alles gewoon naar je toe. Je bent zelf de maatstaf van alle dingen. Wat je niet begrijpt, sla je over of je interpreteert het naar je toe, zonder er acht op te slaan of het zo bedoeld is of zo gelezen werd in de tijd of streek van ontstaan.
Laten we maar meteen een sprong maken naar de middeleeuwse literatuur. Die staat het verst weg in onze Nederlandse literatuur. Je wordt meteen geconfronteerd met andere manieren van schrijven (verhalen op rijm) en andere ideeën (standenmaatschappij). Bovendien is er nog de extra barrière van een andere taal, die in het gunstigste geval een beetje op het huidige Nederlands lijkt.
Stel nu dat je daar allemaal geen probleem van maakt en zo maar de Beatrijs probeert te lezen. Die tekst, meer dan zes eeuwen oud, gaat over een non die ontzettend verliefd is op een jonge edelman buiten het klooster. Ze houdt het niet uit en ze verlaat het klooster om met hem de wereld in te trekken. Ze krijgen twee kinderen, maar na zeven jaar houdt die jongeling het verder voor gezien. Om voor zichzelf en de kinderen te kunnen zorgen, weet Beatrijs niets beters te doen dan hoer te worden, ook al vindt ze dat buitengewoon onaangenaam. Weer na zeven jaar, nu vol ellende, komt ze in de buurt van haar oude klooster. En ze krijgt in een droom de opdracht om haar oude baan van kosteres daar weer op te nemen. Tot haar stomme verbazing heeft dan niemand in het klooster iets in de gaten: in al die
| |
| |
veertien jaren blijkt Maria, de moeder van Jezus, haar taak ongemerkt overgenomen te hebben. Maar daarmee is de kous niet af: uit wroeging biecht Beatrijs alles op, doet boete en daarmee komt ze ten slotte toch nog voor het eeuwige leven in aanmerking.
Zo'n verhaal zul je, zonder meer, algauw raar, flauw en kinderachtig vinden. Bovendien heb je allerlei vragen. Waarom gaat ze niet gewoon werken? Waarom laat die jongeling haar zo maar zitten? Waarom biecht ze alles op? En vooral, waarom bewijst Maria haar eigenlijk die toch niet geringe dienst? Als je zulke vragen hebt, sla je in feite al meteen een brug naar de middeleeuwse wereld met al die op het eerste gezicht onverklaarbare zaken. En het ligt nogal voor de hand dat kennisneming van de middeleeuwse ideeënwereld een heleboel van die vragen zal kunnen oplossen, waardoor de tekst heel wat begrijpelijker en attractiever wordt. Want het gaat om problemen die toen onder veel mensen leefden. En van die mensen en die problemen stammen wij af. De resten van kloosters, kastelen en stadsmuren zien we nog om ons heen, de gedachten van de mensen die daarin leefden zijn nog aanwezig in onze manieren van denken. Door kennisneming van het verleden verscherp je je inzicht in het heden. En de literatuur heeft een belangrijke rol gespeeld in het historische ontwikkelingsproces. We leren niet alleen hoe wisselende groepen mensen hun gedachten en emoties neerlegden in allerlei vormen van literatuur, we kunnen ook constateren hoe literatuur invloed uitoefent op de meningsvorming.
1. De koopman, in een standenboek uit 1483.
| |
| |
En dat is dan een andere manier om teksten uit het verleden te benaderen. Hoe deden en dachten mensen vroeger en welke rol speelde hun literatuur daarbij? Dan blijkt de Beatrijs geregeerd te worden door uitgesproken gedachten over wat wel en wat niet hoort in bepaalde kringen. En ook door de propaganda voor de extreme mogelijkheden op redding die er toch nog voor de zondige mens zijn, op voorwaarde dat hij zijn godsvertrouwen niet verliest. Zowel dat sterk vastliggende gedrag per maatschappelijke groepering als de vrees om te bezwijken voor de verleidingskunsten van de duivel staan thans ver van ons weg. Maar er gaapt niet zo maar een kloof tussen de middeleeuwen en nu. De generatie van vóór de oorlog kan zich bij deze zaken (standsverschil, christelijke denkwereld) uit ervaring meer voorstellen. Er loopt een ononderbroken lijn van vroeger naar nu, waarlangs de ontwikkelingen zich afspelen. Ogenschijnlijk zitten we op het eindpunt, maar in feite bewegen we natuurlijk mee. Hoe meer inzicht we in die ontwikkelingslijnen krijgen, hoe beter we onze positie onderweg kunnen peilen.
Het is kortzichtig om dingen vreemd, gek of saai te vinden die niet lijken op wat je in je eigen omgeving gewend bent. Over de volgende cartoon kun je heel lang nadenken. Je ziet twee missionarissen in de rimboe, met lange pijlen en kruisen om hun hals waaraan Jezus vastgespijkerd hangt. Ze slaan zich op de dijen van het lachen om negers die rondom een offerblok dansen. Zonder woorden. Waar slaat dit op? De vraag is natuurlijk wie er nu eigenlijk gek doet, die negers of die missionarissen. Over honderd jaar zullen kortzichtige mensen zich vermaken met onze vermeende onnozelheden. Maar er zullen er ook zijn die proberen te begrijpen wat onze tijd heeft aangericht in het historisch ontwikkelingsproces, om hun eigen positie beter te doorgronden.
Daar komt nog iets bij. Die lijnen uit het verleden lopen niet recht, maar met golven, hortend en stotend. Soms lijken processen heel erg op elkaar en is alleen de verschijningsvorm anders. Als je in de Beatrijs vaste rolpatronen herkent zoals het adellijk milieu die voorschreef aan Beatrijs en de jonge edelman, dan is de afstand veel minder groot als je denkt aan de in onze tijd traditionele taakverdeling tussen mannen en vrouwen. Dat is zeker niet hetzelfde, maar er zijn wel degelijk overeenkomsten in de problemen die vastliggende rolpatronen in heden en verleden oproepen. En vervang die angst voor de duivel eens door angst voor een kernoorlog, die ook de massa in beweging zet en hele machinerieën om de opinie te beïnvloeden. En ook daarbij speelt, in onze tijd, fictie een voorname rol. Om een voorbeeld te geven: de gedachte dat de Tweede Wereldoorlog voor eens en voor altijd getoond zou hebben wie een goede vaderlander is en wie een slechte wordt sterk bevorderd door Mulisch' succesboek De aanslag.
| |
| |
| |
Barrières
Het is duidelijk dat deze manier van omgaan met oudere teksten heel wat inspanning kost. Je moet allerlei barrières nemen. In de eerste plaats is er het probleem van de taal. Gelukkig worden steeds meer teksten uit de middeleeuwen in een moderne vertaling gegeven. Maar iedereen weet dat er veel verloren gaat door dat vertalen. Hoe moet je die typische verteltoon van de ridderroman in verzen overbrengen? Er wordt een stijl gebruikt die te maken heeft met de mondelinge voordracht van deze teksten: een beetje van ‘en toen en toen en toen...’ In modern Nederlands overgebracht, doet dat algauw wat kinderachtig aan. Denk aan je schoolopstel van vroeger over een dagje naar de dierentuin.
Maar wat moet je dan? Je kunt er moeilijk geschreven literatuur van maken, in een stijl die wij daarvoor passend vinden. Misschien is het toch beter om maar die oorspronkelijke taal te geven, met allerlei verklaringen onder aan de voet van de bladzij. Een bij-effect is dan dat Middelnederlands vaak een wat grappige indruk maakt, terwijl dat natuurlijk helemaal niet bedoeld is. Datzelfde geldt bijvoorbeeld ook voor Zuidafrikaans.
De grootste problemen bij het historisch lezen van oudere literatuur worden echter gevormd door de onbekendheid met de wereld en ideeën waarnaar verwezen wordt. Die teksten zijn eenvoudig niet voor ons geschreven. Allerlei toen vanzelfsprekende dingen zien wij helemaal niet meer. Draai een plaat van de cabaretier Wim Kan uit de jaren zestig en je begrijpt er bijna niets meer van, terwijl je de zaal op de plaat steeds hard hoort lachen. Niet alleen allerlei zakelijkheden en namen zijn we vergeten, ook ideeën, visies, taboes uit die tijd kennen we nauwelijks meer. Is Wim Kan dus flauw? Zo'n oordeel is gewoon niet aan de orde. Tenzij je die hele wereld waaraan zijn teksten refereren weer probeert op te roepen.
Neem nu het volgende tekstje, dat een klerk van graaf Willem V van Holland in 1351 noteerde in de marge van het dikke rekeningenboek dat hij moest bijhouden:
Ghebenedijd zo moet hi zyn
die vanden water maecte wyn
Verder niets. Eerst moeten we de taalvormen oplossen. Dat is in dit geval niet zo moeilijk: ‘Gezegend moet hij zijn/die van het water maakte wijn’. Je begrijpt dat er woordenboeken en grammatica's van het Middelnederlands bestaan. Nu verder. Wie is eigenlijk die ‘hij’? Een historicus uit onze tijd had daar geen moeite mee. Hij verbond het tekstje onmiddellijk met zijn eigen wereld, want hij las het als ‘leve de man die het bier uitvond!’ Dat zou dan volgens hem een soort grap zijn, in de lijn van onze carnavalsliedjes, van een
| |
| |
2. Bladzijde uit Middelnederlands handschrift: barrières.
klerk die zich de hele dag zat te vervelen bij het opschrijven van inkomsten en uitgaven van de graaf.
Deze interpretatie zegt meer van die historicus dan van dat tekstje. Want iemand uit de middeleeuwen zou het onmiddellijk heel anders begrijpen.
| |
| |
Die ‘hij’ is namelijk Jezus, van wie elke middeleeuwer wist dat hij allerlei wonderen had verricht, zoals het veranderen van water in wijn op de Bruiloft in Kana. Die klerk noteerde dus een vrome gemeenplaats in de marge bij zijn werk, te vergelijken met de spreuken die sommige mensen nu op bordjes in de huiskamer hebben hangen.
| |
Andere ideeën
Maar het is nog wat ingewikkelder. Dat zien we pas als we ons vanuit dit tekstje verder oriënteren in die middeleeuwse denkwereld. Iets vrooms, dat toch ook een zekere humoristische kant lijkt te hebben. Tot onze verbazing kunnen we dan vaststellen dat deze combinatie in de middeleeuwen in brede kringen van de bevolking zeer geliefd was. Voor ons is grappen maken over godsdienstige zaken taboe, tenzij je de kerk belachelijk wilt maken. Maar in de middeleeuwen is het een geaccepteerd middel om de goddelijke boodschap naar buiten te brengen. We merken dat als we veel duidelijker voorbeelden vinden van humoristisch gepresenteerde vrome boodschappen. Jezus wordt voorgesteld als een herbergier, die kannen vol wijn schenkt zodat de bezoekers van zijn herberg dronken worden en lallend om meer vragen: ‘leve de herbergier’ zingen ze in een ander lied en Jezus schenkt weer in.
Natuurlijk is dat beeldspraak. Maar die is geënt op alledaagse praktijken van wereldse aard. De vrome gemeenplaats van die klerk zinspeelt ook op de vrolijke gedachte dat Jezus bij bruiloften en partijen in een handomdraai voor de drank kon zorgen. En zo iemand verdient ook om populair te worden onder de eenvoudigste boeren en burgers.
Door zulke gegevens over de leef- en denkwereld van het bedoelde publiek van die Middelnederlandse literatuur kun je niet alleen de teksten beter begrijpen maar ook inzicht krijgen in de rol die zij gespeeld hebben in de maatschappij van toen. Daarbij kun je ze natuurlijk best mooi of ontroerend blijven vinden. Het is zelfs mogelijk dat bepaalde teksten zonder die historische omgeving je toch direct aanspreken. Iedereen die wel eens oudere teksten leest of bestudeert zal je kunnen vertellen dat sommige teksten voor hen direct over de tijd heen reiken, omdat ze iets bijzonders voor die lezer heel mooi verwoorden!
Egidius, waar ben je gebleven,
Ik verlang naar je, lieve vriend....,
begint een l4de-eeuws lied over een gestorven vriend. Dat vinden velen een heel mooi lied, zonder zich druk te maken over de vraag wie Egidius kan zijn
| |
| |
en hoe ze over de dood denken in de veertiende eeuw. Ga je op historisch onderzoek uit, dan kom je misschien op heel andere punten uit met betrekking tot de interpretatie van dat lied door de tijdgenoot. Maar wat die er ook van gevonden mag hebben, voor menigeen blijft het een ontroerend lied. En daar kan, ten slotte, niemand iets op tegen hebben.
|
|