Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Af-beeldinghe van d'eerste eeuwe der Societeyt Iesu (1640)

Informatie terzijde

Titelpagina van Af-beeldinghe van d'eerste eeuwe der Societeyt Iesu
Afbeelding van Af-beeldinghe van d'eerste eeuwe der Societeyt IesuToon afbeelding van titelpagina van Af-beeldinghe van d'eerste eeuwe der Societeyt Iesu

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (17.95 MB)

ebook (20.85 MB)

XML (1.31 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

monografie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Af-beeldinghe van d'eerste eeuwe der Societeyt Iesu

(1640)–Adriaen Poirters–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het derde capitel.
Hoe, en uyt vvat reden, de Societeyt soo menighen ouerlast nae haere bevestinghe ghedraghen heeft.

Als nu de Societeyt van den Apostolijcken Stoel bevestight was, ende onder 'tghetal van de Religieuse Ordens ghestelt, in plaetse van ruste (diese eenighsins verhopen moghte) is dies te harder aenghetast gheweest, hoese nu stercker ghewapent, ende opentlijcker te velde ghebraght wierdt, om den strijdt aen alle boosheden ende ketterijen te leueren. Eens voor al wil ick hier in't korte de redenen bybrenghen van soo menighvuldighe aenstooten, Ga naar margenoot+ treckende die principaelijck uyt onsen historie-schrijuer Orlandinus.

d'Eerste ende vernaemste hebben wy nu ghemelt in't voorgaende Capitel, te weten den bitteren haet ende nijdt van den duyuel der hellen: den welcken sijne maght ghebruyckende ouer het rijck der boosheyt, doet sijn' uyterste best, om al watter goedt ende heyligh onder de menschen oprijst, in sijn' eerste beghinselen (dit sijne ghewoonte zijnde) te verdrucken. Ouersulcks hy altijdts, niet alleen boose menschen, maer oock by wijlen goede Catholijcke, uyt misverstandt oft ongherechte voor-oordeelen, teghen de Religieuse Ordens opgheruydt heeft.

Wt den seluen wortel spruyt den haet van de ketters,Ga naar margenoot+ende den pick van de boose menschen, teghen de Socie-

[pagina 318]
[p. 318]

teyt: want klaerlijck siende, datse recht teghen hunnen handel inghestelt is, om Godts eere en vreese te verbreyden, soo schijnt het, datse (menschelijck sprekende) niet min en konnen doen, als haer op alle manieren soecken te verdrucken, ende te vervolghen. 'tWelck dies-haluen niet meer te verwonderen en is, dan dat hitte en koude teghen een strijden. 'tghene soo langh dueren sal, als 'teen en 'tander sullen in wesen zijn.

Ga naar margenoot+Vanden boosen is d'afkeerigheyt al mede, door blaeme vande quaede tonghen, tot de goede voorghekropen, alsse hen uyt ongunst lieten wijsmaken, dat dese Orden tot verderffenisse van het Christendom, en tot verminderinghe van d'andere Religien was: iae, sonder voorder insicht, meynende datse het met hun oordeel wel voor hadden, hebben met een oproerigh toestemmen onder den anderen ghesloten, datse ghehouden waeren den voort-gangh van dese familie oft heel te beletten, oft immers nae vermoghen te stutten. Onder dese waeren oock al Bischoppen, Doctoren, Religieusen, ende andere Gheestelijcke persoonen. 'tWelck dies te min te verwonderen is, hoe men in die sorghelijcke tijden, met meerder reden, achterdencken van alle nieuwicheyt hadde.

Misschien waerender noch andere redenen, die elck een in't besonder, met schijn van ghewight, verweckten om ouer al ons 'thooft te bieden. Want soo vele menschen, soo vele sinnen, ende niet mindere verscheydenheyt en isser in eens ieders ghesindtheyt ende vonnisse van binnen, als in't wesen ende ghelaet van buyten: iae dat meer is, noyt en saghmen ghebeuren, dat eene sake van alle menchen voor goedt ghehouden wierdt.

Wat eenighe Religieusen belanght, die ons hier en daer wat vremt beieghent hebben, daer en sullen hen gheene

[pagina 319]
[p. 319]

wijse lieden aen stooten: want behaluen dat de quaede tochten oft passien met de wereldtsche kleederen niet terstont afgheleght en worden, soo is't datse op hun oude maniere van leuen ghewent, d'onse nieuwe (die heel verscheyden was0 quaemen te misachten en te laken. te meer om dat de Societeyt schier alle soorten van godts-dienstigheyt ende goede wercken omhelsende, ende met Godts gratie de selue loffelijck uytvoerende, scheen met haere oeffeninghen d'onachtsaemheyt van d'andere Gheestelijckheydt te straffen: welcker sommighe doen ter tijdt de selue niet seer ter herten en trocken. Hier uyt, menschelijck nae onse kranckheyt sprekende, moeste wat ialoesije rijsen: wantter weynigh dat ruym herte vanden Apostel in hun lijf draghen, om te moghen segghen: VVat light daer aen? Als inGa naar margenoot+ alle manieren, 't zy oft door occasie, oft door de waerheydt Christvs verkondight wordt; daer in verblijde ick my oock ende ick salder oock noch blijde om zijn. Iae selfs hy was een vande liefste discipelen Christi, die daer seyde: VVy hebbenGa naar margenoot+ eenen ghesien in uwen naem duyuelen uytworpende, ende wy hebben't hem verboden, want hy en volght met ons niet. Een ieghelijck blijft al te gheerne by het sijn, ende acht min dat een ander doet. iae komt by wijlen soo verre, dat hy eens anders wel-vaeren houdt voor sijn naedeel, eens anders winste voor sijn verlies, ende laet sich onbedachtelijck voorstaen, dat eens anders verheffinghe sijne vernederinghe is: principalijck als men vreest, dat het op interest van sijn eyghen profijt, ghemack, eere oft autoriteyt aenkomt.

Wt dese dan ende dierghelijcke oorsaken zijn d'opvallen ghesproten, die de Societeyt nu eene ronde eeuwe ghedraghen heeft, ende noch daghelijcks draghen moet; sonder hope datse van de selue oyt ontslaghen sal worden: min

[pagina 320]
[p. 320]

noch meer als het schipken Petri, de H. Kercke, in dese werelt noyt in ruste en sal wesen, den boosen vijandt altijdt sijn beste doende, om dese familie te verdrucken: door welcker hulpe hy siet dat de heylighe Kercke (nae het belijden vande Pausen, iae der ketteren selue) onderset ende verheuen wort. te meer noch, mits hy bemerckt datse soo groot gheacht wort om d'uytnemende deughdt ende gheleertheydt van soo menighe weerdighe mannen; soo soeckt hy de selue in meerderen haet te brenghen, om alsoo alle hare aenslaghen te beletten, diese heeft om Godts eere te verbreyden. Of hy dit door Catholijcke, oft door ketters, door Gheestelijcke oft wereldtlijcke doet, dat komt hem ghelijck, als hy maer tot sijn voornemen en magh gheraken. 't Is onghelooffelijck, wat valscheydt hier toe niet versiert en is, ende met wat lasteringhen behanghen. Laet ons maer eens in't kort eenighe landen doorloopen.

margenoot+
Part. 1. Hist. Soc. lib. 15. num. 34.
d'Eerste reden van den ouerlast der Societeyt, den haet van Satan;
margenoot+
de tvveede, den haet der ketteren en godtloose;
margenoot+
de derde, d'afgunstigheyt.
margenoot+
Phil. 1. v. 18.
margenoot+
Luc. 9. v. 49.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken