Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het masker van de wereldt afgetrocken (1935)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het masker van de wereldt afgetrocken
Afbeelding van Het masker van de wereldt afgetrockenToon afbeelding van titelpagina van Het masker van de wereldt afgetrocken

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.57 MB)

Scans (19.17 MB)

ebook (7.34 MB)

XML (0.89 MB)

tekstbestand






Editeurs

Edward Rombauts

J. Salsmans



Genre

proza
sec - letterkunde

Subgenre

emblematiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het masker van de wereldt afgetrocken

(1935)–Adriaen Poirters–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina XIX*]
[p. XIX*]

Tot het boecksken

 
GAet Boecksken gaet vry uyt, en laet de menschen praten,
 
Die schorft is op sijn hooft, die sal den kam wel haten:Ga naar voetnoot1.
 
Gaet henen even-wel, en spreeckt met stouten mond',
 
Daer sachte Meesters zijn, daer blijft een vuyle wond'.Ga naar voetnoot2.
 
Maer dat ghy u wel wacht van niemandt niet te laken;
 
Ghy mooght de fouten wel, maer niet de menschen raken.
 
Straft vry de Ydelheyt, en wat de Wereldt doet,
 
Maer dat ghy nimmermeer treedt iemandt op den voet.
 
Als ghy u daer voor wacht, dan isser gheen verwijten,
 
Maer in den gribbel vat, en in den grabbel smijten:Ga naar voetnoot3.
 
En of ghy somtijds noemt ons Claesje, Griet, of An,
 
Dat is van niemandt niet, dat is van Alle-Man.Ga naar voetnoot4.
 
Men magh nu anders niet; soo teer zijn onse ooren,
 
Dat niemandt niet en wil de platte waerheydt hooren.
 
Al waer het uwen vriendt, nijpt ghy hem wat te fel,
 
Stracks is hy op syn peerdt, en springht schier uyt sijn vel.
 
Soo dat-men hedensdaeghs moet als Chyrurgijns leven,
 
Die strijcken eerst den arm, eer sy een steecksken gheven,
 
En trecken soo het bloedt dat in de ader sit,
[pagina XX*]
[p. XX*]
 
Op dat het heele lijf ghenese door een lit.
 
Nu merckt ghy immers wel hoe dat ghy u moet draghen,
 
Op datter noyt met recht kom' iemandt van u klaghen:
 
Daarom siet wat ghy doet eer dat ghy u verbrant,
 
Want daer is over-al soo menigh vies verstandt:
 
Ga naar voetnoot1. Maer wat een Lichte-veegh en Venus-jancker smallen,
 
Ga naar voetnoot2. Of wat een Kiecken-hooft wil van u ligghen rallen,
 
Of ievers een Doctoor met herssens van papier,
 
En past op hunnen klap en snaeter niet een zier.
 
Ga naar voetnoot3. Spreeckt kloeck dan uyt de borst, gheen woorden gheven tollen,
 
Maer watje doet oft niet, en spaert gheen Sotte-bollen;
 
Dat Volckje wordt te mal, gaet die eens aen hun vel,
 
Ga naar voetnoot4. Streelt die op 't hekel-bert, en pluckt de voghels wel.
[pagina XXI*]
[p. XXI*]
 
O Lieve pijn, ô soete smert!
 
O blijde wonde van mijn hert!Ga naar voetnoot1.
 
O suchtjens vol van honigh-soet!
 
O druck dat suyckert mijn ghemoet!
 
Ey! voelt eens hoe mijn hertjen jaeght,
 
Om dat het koele vlammen draeght:
 
Ey! tast eens hoe mijn polsken slaet,
 
Het tuyght mijn sieck-ghesonden staet,
 
Mijn ooren en mijn blindt ghesicht
 
Die scheppen binnen klaerder licht.
 
Den smaeck en mijnen bleecken mondt,
 
Die suyghen honigh uyt de wondt.
 
Mijn flauw ghevoelen is verheught:
 
Waerachtigh dit is hemels vreught!
 
Ey! seght my Enghel wat ick voel,Ga naar voetnoot2.
 
Wie kiest mijn hert voor eenen doel?
 
Wie is't die mij neemt metter handt,
 
En die't lancet daer binnen plandt?
 
Ick voel de letters, en ick spel:
 
'Tis Iesvs Naem, dat merck ick wel.
 
'Tis Iesvs, Iesvs, mijnen Heer!
 
Hy snijdt, hy quetst, hy wondt al meer.
 
Beschrijft het wit van mijn ghemoet
 
Met dierbaer purper van u Bloedt.
 
Druckt Iesvs Naem die ick bemin
 
Daer hondert duysent reysen in.
 
O Naem voor wiëns grootheyt beeftGa naar voetnoot3.
[pagina XXII*]
[p. XXII*]
 
Hel, Hemel, en al watter leeft!
 
O schoonder Naem als dagheraet,
 
O soeter Naem als honigh raet!
 
O groender Naem als't Levens-hout,
 
O rijcker Naem als't fijnste gout!
 
O sachter Naem als tortel-duyf,
 
O verscher Naem als wijngaert-druyf!
 
O klaerder Naem als Sonne-strael!
 
O sterker Naem als louter stael!
 
O grooter Naem als Keysers-rijck,
 
O Naem die noyt hadd' zijns ghelijck!
 
Duyckt Bloemkens wie ghy oock meught zijn,
 
Want ghy verliest hier uwen schijn:
 
En ghy Rivierkens loopt van my,
 
Gheen sil'vre nat en heeft hier by:
 
Ghy trotse Kruykens buyght u neer,
 
Gh'en rieckt soo soet niet als den Heer.
 
Sluyt Voghelkens u beckskens toe,
 
Ick ben u singhen nu al moe;
 
Al wat ick sagh, of heb ghehoort,
 
Dat is vergheten door een Woort.
 
O Iesu, Iesu, Iesu soet!
 
O Naem ghedruckt in mijn ghemoet!
 
Ick ben bewaert, en oock vereert.
 
Ga naar voetnoot1. 'Tis Vidit, en Gheparapheert:
 
Laet vry de Wereldt nu voort-aen
 
Eens komen met haer Masker aen;
 
En d'Ydelheydt met soet ghevley,
 
Ick hou den spot met alle bey.
 
Al komt Ghenucht ghelijck sy plagh,
 
Ick ben ghewapent tot den slagh.
 
Weet als ick dees Hoogh' Naemen draegh,
 
Ga naar voetnoot2. Dat ick naer Doodt noch Duyvel vraegh.
voetnoot1.
Schurftig.
voetnoot2.
Dubbele ontkenning, dus: wacht u van iemand te laken (zie het vlg. vers).
voetnoot3.
Gribbel = grabbel; vgl. in (of) op de gribbel gooien, in 't algemeen, zooals het valt. Vat staat in de gebiedende wijze; daarneven: smijten, in de onbepaalde wijze, maar met gebiedende beteekenis.
voetnoot4.
Niet van iemand in 't bijzonder; twee verzen verder staat niet als volksche en nuttelooze herhaling.
voetnoot1.
Venusjanker = die ontuchtig praat en zingt (= jankt); vgl. bij De Harduyn: Venusghejancksel. Verder komt Venusjoncker voor.
voetnoot2.
Snappen, babbelen.
voetnoot3.
Vgl. boven; vry-tollighe namen.
voetnoot4.
Hekelbord, hekelbank.
voetnoot1.
Dit gedicht duidt op mystische vereeniging met Christus, in liefdelijden en onuitsprekelijk geluk.
voetnoot2.
In zekere drukken staat hier een prentje: ‘De Godtminnende Siele’, voorgesteld als een knielende religieuse vrouw in vervoering, wordt ondersteund door een engel; haar hand, vastgehouden en bewogen door Christus zelf, grift op haar borst den naam Iesus. Vgl. Hoogl. VIII, 6.
voetnoot3.
Zekere verzen schijnen metrisch onjuist: dikwijls verdwijnt de moeilijkheid door een monosyllabisch voornaamwoord voor twee lettergrepen te doen tellen, b.v. hier: wi-ens, zooals trouwens in zekere drukken staat.
voetnoot1.
Het is als een verdrag, gesloten tusschen Christus en de ziel, met de gebruikelijke naamteekeningen en formulen, als Vidit, hij zag (en keurde goed).
voetnoot2.
Noch om dood, noch om duivel bezorgd ben.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken