Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ydelheyt des werelts (1645)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ydelheyt des werelts
Afbeelding van Ydelheyt des wereltsToon afbeelding van titelpagina van Ydelheyt des werelts

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.36 MB)

Scans (19.30 MB)

ebook (4.67 MB)

XML (0.39 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

emblematiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ydelheyt des werelts

(1645)–Adriaen Poirters–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 24]
[p. 24]

'Ten is hier niet al Goudt datter blinckt.



illustratie
Non omne, quod hic micat, aurum est.
Phls de Mallery fecit. Ioan. Cnobbaert exc. cum Priuilegio.


Dit gheniet, dat ghy siet,
Is verdriet, anders niet.
[pagina 25]
[p. 25]
 
WIe heeft dit kindt soo wijs ghemaeckt,
 
Dat het terstondt de waerheydt raeckt?
 
En dat het kendt billioen uyt goudt,
 
En dit voor gheen oprechten houdt;
 
En dat het is van buyten schijn,
 
En binnen gheen Ducaten zijn;
 
Maer valsche munt die niet en gaet,
 
Ghelijcker veel ghenaghelt staet.
 
Wel! dit en is gheen kindts verstandt:
 
Dees wijsheydt komt van hoogher handt;
 
Want groote lie die wetens niet,
 
Ghelijck-men in veel menschen siet.
 
Den ouden Focker heeft sijn gelt
 
Op alle bancken uyt-ghestelt,
 
En heeft Facteurs aen alle kant,
 
En wissels oock in alle landt,
 
En schepen die zijn in de straet,
 
En een dat op Guinea gaet;
 
Behalven dat hy by sich houdt
 
Noch vele koffers vol van goudt.
 
En is soo rijck naer ieders gis,
 
Ghelijk het diepste water is,
 
En even wel den ouden geck
 
Blijft even vroedt en even vreck.
 
De kleeders van sijn eyghen lijf
 
Die staen van dobbel lappen stijf,
 
Te merckt te gaen is verr' van daer,
 
Dat doet hy quaelijck op een jaer;
 
En dan is't noch om penserij,
 
Dat houdt den gast voor leckernij;
 
Sijn ammelaken is een tijck,
 
Is desen Focker niet wel rijck?
 
Eylaes! die soo maer geldt vergaert,
 
En altijdt pot, en altijdt spaert,
[pagina 26]
[p. 26]
 
En maer het sien daer af en heeft,
 
Dat is den ermsten diër leeft.
 
Het sien en maeckt den rijckdom niet,
 
Want anders hadd' den blinden niet;
 
Maer het ghebruyck op sijnen tijdt,
 
Soo heeft-men rijckdom met profijt.
 
Ick weet den Focker blinckt ghenogh,
 
('T billioen dat blinckt, maer 't is bedrogh)
 
En daerom meent hy rijck te zijn:
 
Och-erm! 't en is maer enckel schijn.

Wonderbare monsters heeft de nature op alle tijden in diversche Landtschappen voort-ghebracht; wonderbarigher nochtans die het menschen verstandt heeft versiert. Wat isser nochtans dat eenigh-sins ghevoeghlijck, ende volkomenlijck soude uyt-beelden den aerdt vande gierigheydt? Het serpent Hydra soude hebben ghehadt vijftigh hoofden, Bria-reus hondert handen; nochtans ende alle dese handen conden ghevult worden, ende den buyck van Hydra versaedt. Maer al hadde den gierigen hondert monden, ende daer-en-boven duysent handen, en soude nochtans noyt ghenoegh connen by een raspen, noyt worden versaedt. De voesters pleghen aen de cleyne kinderen te verhalen, om te thoonen de grootte vande fabuleuse Reusen, dat eenen van desen ontrent den oever vande zee stickende by-na van dorst door de brandende Son, den mondt aen het water gheleyt heeft, ende ghevraeght, soo daer t'samen een schip met volle seylen in sijn kele schoot, wat hoppe-saeyken daer ghepasseert was. Maer al kreegh eenen dorstighen Eucho niet een schip, niet alleen eene caravelle, maer boven-dien alle de kraecken die oyt de zee beseyldt hebben, hem soude niet teghen-staen-de duncken dat het een hoppe-saeyken, een cleyn

[pagina 27]
[p. 27]

sandeken, jae dat al niet het minste soude wesen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken