Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het fin-de-siècle in de Nederlandse schilderkunst (1955)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het fin-de-siècle in de Nederlandse schilderkunst
Afbeelding van Het fin-de-siècle in de Nederlandse schilderkunstToon afbeelding van titelpagina van Het fin-de-siècle in de Nederlandse schilderkunst

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (9.88 MB)

XML (1.20 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

proefschrift
non-fictie/kunstgeschiedenis


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het fin-de-siècle in de Nederlandse schilderkunst

(1955)–Bettina Polak–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

De symbolistische beweging 1890-1900


Vorige Volgende
[pagina 342]
[p. 342]

Catalogue raisonnéGa naar voetnoot1

Opmerking: de niet beschreven nummers van de catalogus komen in de tekst voor. De maten zijn in cm. uitgedrukt, hoogte × breedte.

J.Th. Toorop

1886

 

1. Seduction (= Schemeravond-idylle?), Op vg. tegen donkere bomen boerenjongen, pet op, in blauw wambuis en gele kiel, arm om middel van meisje. Zij leunt tegen hem aan met angstige uitdrukking in ogen, rh. bezorgd tegen hoofd. Op ag. r. grote zonnebloem, l. kruiwagen, waartegen spade; daarachter vergezicht: kerktoren en bomen.

Olieverf op doek; gepoint: 64 × 75; s.l.o. J Th Toorop; d.l.o. 1886.

Bijz.: ws. dat. 1889.
Litt.: Zilcken, p. 120, 121; Cat. Coll. Kr.-M., 1917, p. 52; Cat. Coll. Kr.-M., 1921, p. 106; Knipping, p. 15, afb. p. 11; afb. in BK, 5e jrg. no 59.
Tent.: XX, Panorama, Amsterdam, 1889, no 2? (cf. NG, 1889, 2e deel, p. 312); De Divisionisten, Rotterdam, 1936/37, no 61.
Herk.: E. Picard, Brussel?; Mevr. H. Kröller-Müller, Den Haag; Rijksm. Kröller-Müller, Otterlo (inv. 782).
Afb.: 3.

1a. Voorstudie voor Seduction. Op vg. boerenjongen en meisje als boven; bomen met fijn gebladerte, r. zonnebloem, waarlangs vleermuis vliegt, bij vijver met kikvorsen; l. spade in de grond naast kruiwagen. Wazig vergezicht: veld, bomen, kerktoren.

Tek., zw. kr. en potl.; 64 × 75; s.l.o. J Th Toorop, datering: ± 1886.

Herk.: E. Picard, Brussel?; Mevr. H. Kröller-Müller, Den Haag; Rijksm. Kröller-Müller, Haag; Bruikleen Sted. Museum, Amsterdam (no B. 834).

1887

 

2. Vóór de werkstaking.

Olieverf op doek, gepoint.; 65 × 77; s.l.o. Jan Toorop; datering ± 1887.

Litt.: Zilcken, p. 120; Plasschaert, Opmerkingen, p. 39; Plasschaert, p. 33, afb. pi. 5; Knipping, p. 24-25, afb. p. 20.
Tent.: Gron. 1896, no 4; Buffa, A'dam 1904, no 21 (cf. W. Vogelsang in Onze Kunst, 1904, I, p. 184); Lar. Kunsth., A'dam, 1909, no 42; Nederl. Kunst 1400-1900,

[pagina 343]
[p. 343]

1887

  Londen 1929; Pulchri Studio, Den Haag 1928, no 32; De Divisionisten, Rotterdam 1936/37, no 62a; Gem.Mus., Den Haag, Juli-Sept. 1940; Cen.Mus., Utrecht, 1941, no 30.
Herk.: Hidde Nijland, Dordrecht; W.J.R. Dreesmann, Amsterdam.

3. Nà de werkstaking.

Olieverf op doek, gepoint: 64 × 75; s.r.o. Toorop; dat. 1886-1887; ws. te Charleroi ontstaan.

Litt.: Zilcken, p. 120, afb. p. 108; Cat. Coll. Kr.-M. 1921, p. 109; Plasschaert, p. 33; Knipping, p. 25, afb. p. 21, afb. in BK, 3e jrg., no 33.
Tent.: Kunsth. Oldenzeel, Rotterdam, 1898 (zie ook Wereldkroniek, 15 Jan. 1898, no 42); Buffa, A'dam 1904, no 49 (zie ook W. Vogelsang in Onze Kunst, 1904, I, p. 184); Lar. Kunst., A'dam 1909, no 66a; De Divisionisten, Rotterdam 1936/ 37, no 63.
Herk.: Dr Titsingh, Den Haag; Mr. v. Valkenburg; Mevr. H. Kröller-Müller, Den Haag; Rijksm. Kröller-Müller, Otterlo.

4. Alcoholisme. In vertrek met matglazen raam, waardoor vaal licht, r. man op bed, hoofd naar achteren geworpen, roes uitslapend. Daarvoor stoel en paar laarzen. L. tegen kastje, waarvoor lege fles ligt, vrouwtje, muts op, met schouderdoek, ziet bezorgd toe.

Olieverf op doek, gepoint.; 72 × 63,5; dat. ± 1887; bijz.: op achterzijde een schildering op linnen in impression, trant: grijze muur, bomen, bosschage, vg.: in het wit geklede dame met witte hoed.

Litt.: Plasschaert, Opmerkingen, p. 39; Plasschaert, p. 8, afb. pi. 6.
Tent.: Lar. Kunsth. A'dam, 1909, no 41; Gem.Mus. Den Haag, Juli-Sept. 1940; Pulchri Studio, Den Haag 1928, no 20; Cen.Mus. Utrecht, 1941, no 29.
Herk.: Hidde Nijland, Dordrecht; W.J.R. Dreesmann, A'dam; G.J. Nieuwenhuizen Segaar, Den Haag.

1888

 

5. Before the house of refuge (Nachtasyl).

T., zw. kr. en kleuren, potl. en inkt; 43,5 × 70,5; s.l.o. Londres Jan Toorop; dat. l.o. 88. Op achterzijde: La porte d'un Refuge en Londres. J.Th. Toorop, rue van Eyck, 31, Brussel.

Litt.: Brom, p. 484; Plasschaert, Opmerkingen, p. 39; Plasschaert, p. 34, afb. pl. 7; Knipping, p. 13; De Boer, p. 11-16, afb. no 5.
Tent.: XX, Panorama, A'dam 1889, no 3 (cf. ook J. Staphorst = J. Veth, in De Nieuwe Gids, 1889, 2, p. 312; Lar. Kunsth. A'dam 1909, no 83.
Herk.: De hr. Böthlingk, Arnhem; RPK.
Ajb.: 6.

[pagina 344]
[p. 344]

1889

 

6. Melancholie (zie p. 91).

Olieverf op karton, kleur en potl.; 55 × 65; s.l.o. Jan Toorop; dat. ± 1889.

Litt.: Zilcken, p. 120; Cat. Coll. Kr.-M. 1921, p. 108; afb. in BK, 5e jrg. no 61.
Tent.: Utrecht, 1891 (cf. J. Veth in NG, 1891, 2, p. 476-477); HK, Den Haag, 1894, no 1 (cf. NS, 1894, p. 155).
Hert: J. Zürcher, Enkhuizen; Rijksm. Kröller-Müller, Otterlo (inv. 792).

6a. Eerste schets voor Melancholie. Potloodschets van een vrouwtje, en face, met schouderdoek.

T., potl.; 16 × 9; s.r.o. J Th Toorop; d. 89. Onderschrift (niet in Toorop's handschrift): Scheveningen, Torenstraat Eerste Schets voor zijne ‘Melancholie’ 13/6-'89. Bijz.: door Toorop in Scheveningen getekend, tijdens een wandeling met de heer Ahn.

Tent.: Gron. 1896, no 72.
Herk.: Louise Ahn-de Jongh, Den Haag; Mej. Mr. E.E. Belinfante, Den Haag.

7. De Nes. (Nachtleven. Uit de nes). Vrouw, en trois-quarts, muts op, met huilend kind in druilerige straat, kijkt meewarig naar meisje voor deur staande. Op ag. vrouwen, van wie één handen in de zij, met spottende blik. In verte: wazig raam, vrouwengestalte.

Olieverf op doek; gedivisioneerd; 67 × 77; s.l.o. Jan Toorop; d.l.o. 1889.

Litt.: Zilcken, p. 116; Plasschaert, Opmerkingen, p. 39; Plasschaert, p. 9; Knipping, p. 23, afb. p. 17.
Tent.: Pulchri Studio, Den Haag, 1928, no 22; De Divisionisten, Rotterdam 1936/37, no 69, afb. XXVII.
Herk.: E. Picard, Brussel; D. Hoogendijk, Amsterdam; Gem.Mus., Den Haag (inv. 34-39).

8. Vrouw met papegaai. (Vil animal). Vrouw, met aan de lijn een zwijntje en naast zich papegaai, op een stok, geketend aan een boek (titel: ‘Much ado about nothing’ van Shakespeare). De vrouw, op rug gezien, staart uit raam naar landschap. In kamer boeken met duidelijke titels; l. piano, waarop twee handen spelen. Op piano gebroken zuil, met slang om voetstuk. Op zuil: ‘De Toi vil animal à pétrir un génie, O fangeuse grandeur, sublime ignominie’. (Voorst, is toespeling op het tragisch einde van een Brussels musicus.) Zie p. 93.

T., kleur en waterverf; 53 × 33,5; s.r.o. Jan Toorop; dat. ± 1889.

Litt.: dB, p. 32; Plasschaert, p. 34; afb. zie Archief-Toorop (RKD, Den Haag).
Tent.: Buffa, A'dam 1904, no 40 (cf. W. Vogelsang in L'Art Flamand et Hollandais, 1904, I, p. 176 en in Onze Kunst, 1904, I, p. 184); Kunstzaal Kleykamp, Den

[pagina 345]
[p. 345]

1889

  Haag, in Arti et Amicitiae, A'dam, Febr. 1919, no 37; Pulchri Studio, Den Haag, 1928, no 33; RK, Rotterdam, 13 Mei-3 Juni 1928, no 8.
Herk.: J.H. de Bois, Haarlem;?

9. De zwervers in het duin. Op heuvel zit vrouw met kind op schoot, voor haar: een meisje, r. staat man, hand in zak, somber voor zich uitkijkend. R. boerderij met kerkhof; op pilasters van ingang doodskoppen. In verte duinen en zee. Aan de voet van duin voor telegraafpaal, tussen struiken, een kar met vaatwerk en kramerij, waaronder trekhond ligt.

T., kleur, O.I. inkt; 61.5 × 67; s.l.o. J Th Toorop; dat ± 1889.

Litt.: Zilcken, p. 122, Plasschaert, Opmerkingen, p. 40; Plasschaert, p. 9; Knipping, p. 18-19, afb. p. 12.
Tentt: Oldenzeel, Rotterdam, 1891 (cf. Zilcken, o.c.); Kunstzaal Kleykamp, Den Haag, Mei-Juni 1921, no 22; Pulchri Studio, Den Haag, 1928, no 28.
Herk.: Schilder Roll, Parijs; H. Cremer, Santpoort; Mr. W.C. Feltkamp, Leiden.

10. Sacred home.

T.; dat.: ± 1888-1889.

Bijz.: tek. ontstaan in dezelfde tijd als Orgelklanken (cf. Zilcken, p. 117 en 120).
Herk.: ?

11. Orgelklanken.

T., zw. kr., pastel op linnen; 54 × 69; dat. ± 1889/1890. Bijz.: de gothische zuil komt overeen met die op een schildering van 1887: ‘Doop van Toorop's oudste dochtertje, Surrey’ (coll. Mej. Dr F.H.A. van den Oudendijk Pieterse).

Litt.: Zilcken, p. 117, 120, 123, afb. p. 113; Plasschaert, Opmerkingen, p. 38, Brom, p. 485; Cat Coll. Kr.-M. 1921, p. 108; Plasschaert, p. 33, Knipping, p. 42, afb. p. 39; afb. in BK, 5e jrg. no 62.
Tent.: Keuzetent. Utrecht 1891; HK, Den Haag 1894, no 7 (cf. NS, 1894, p. 156); Gron. 1896, no 28.
Herk.: Kunsth. Biesing, Den Haag; De hr. Ahn, Den Haag; Rijksm. Kröller-Müller, Otterlo (inv. 794).
Afb.: 4.

1890

 

12. Tennisveld in Surrey (Engels park). Op vg. bij tennisveld man en vrouw liggend in gras; man hoofd in beide handen, kijkt naar meisje met sluiertje vóór hem. Op ag. geschilderde bomen in contour.

Olieverf op doek; 41 × 73; s.r.o. J Th Toorop; d.r.o. 1890; Bijz.: stijj komt overeen met Onder de wilgen.

Litt.: Plasschaert, p. 35, afb. pi. 9.

[pagina 346]
[p. 346]

1890

Tent.: Cen.Mus. Utrecht 1941, no 40.
Herk.: Kunsth. D'Audretch, Den Haag; Mej. Dr F.H.A. van den Oudendijk Pieterse, Den Haag.

13. Onder de wilgen (Herfstlandschap in Surrey. Oude eiken in Surrey), Op vg. tegen eik: liggende vrouw en profil perdu, paarse blouse, witte hoed op hoofd. Vlak landschap. Op ag. boerderij tussen paarsbruine stammen en smaragdgroene bomen. Voor boerderij grazend paard, r. koe; in verte schaapjes op heuvel.

Olieverf op doek; 64 × 76; s.r.o. J Th Toorop; dat. ± 1890.

Litt.: dB, p. 28; Plasschaert, p. 33, afb. pi. 4; Knipping, p. 19-20, afb. p. 13; E. Scheyer, in MBK, 1950, Nov./Dec. p. 289, afb. p. 287.
Tent.: Buffa A'dam 1904, no 36 (cf. W. Vogelsang in Onze Kunst, 1904, I, p. 183); Rotterd. Kunstkring, Rotterdam, 13 Mei-3 Juni 1928, no 4; Pulchri Studio, Den Haag 1928, no 26.
Herk.: Mevr. A. Toorop-Hall, Den Haag; Sted. Mus. Amsterdam.

14. De Hetaire. Venus der zee, Vrouw van de zee.

Olieverf op doek, tempermes; 76 × 66; s.r.o. J Toorop; dat. ± 1889/1890.

Litt.: Zilcken, p. 122; dB, p. 40; Plasschaert, p. 11, afb. pi. 8; Knipping, p. 34, afb. p. 31.
Tent.: Oldenzeel, Rotterdam, 1891 (cf. Zilcken, o.c.); HK, Den Haag 1894, no 6; Gron. 1896, no 26; Buffa A'dam 1904, no 52 (cf. W. Vogelsang in Onze Kunst, 1904, I, p. 184); Lar. Kunsth. A'dam 1909, no 43; Pulchri Studio, Den Haag 1928, no 25; Cen.Mus. Utrecht 1941, no 36.
Herk.: Hidde Nijland, Dordrecht; W.J.R. Dreesmann, Amsterdam; Mevr. Chr. van Spaendonck-Dreesmann, Tilburg.
Afb.: 7.

15. De tonnenlader. Man, blauw wambuis, beige broek, grijze pet, op rug gezien, laadt ton op schuit. L. in de hoek kopjes van vissersvrouwen, en profil en en trois quarts; r. boven mannenkop en profil naar 1.

T., zw. kr., waterverf en potl.; 50 × 36; s.r.o. J Th Toorop; d.r.o..1890 Katwijk a/Zee.

Litt.: Plasschaert, Opmerkingen, p. 40; Plasschaert, p. 34; afb. pl. 10; veilingcatalogus A. Mak, A'dam, 21 Dec. 1926, no 5.
Herk.: C.J. Nieuwenhuizen Segaar, Den Haag.

16. Cor Cordium. (zie p. 97-98).

T., zw. kr. en potl. op papier; 54 × 54; s.r.o. Naar de ‘Cor Cordium’ van Alb. Verwey J Th Toorop. Dat. ± 1890.

Bijz.: Over het midden der t., in de lengte, is een vouw. L. is stuk papier aangeplakt.

[pagina 347]
[p. 347]

1890

Litt.: Plasschaert, p. 34.
Tent.: Gron. 1896, no 17.
Herk.: Albert Verwey, Noordwijk a/Zee; Mevr. Dr. M. Nijland-Verwey, Santpoort.
Afb.: 8.

17. Tijd en Eemuigheid, zie p. (98-99).

T., zw. kr. en kleur op doek; 80 × 68; s.r.b. J Th Toorop; d.r.b. 1890-1904.

Litt.: Plasschaert, p. 35.
Tent.: Eretent. Jan Toorop, Kunstz. Kleykamp, Den Haag, in de zalen van Arti et Amicitiae, A'dam, Febr. 1919, no 42; afb. achterin; Pulchri Studio, Den Haag 1928, no 120.
Herk.: H. Cremer, Santpoort; L. Bisterbosch, Amsterdam.

18. Wanhoop (Vrouw aan de bron). Tegen ronde, gemetselde waterput leunt vrouw, hoofd op handen, gelaat bedekt door weelderige haren; deel van voorhoofd en rechterwenkbrauw zichtbaar, vingers met ringen; onder haren: gedeelte van geborduurd schouderstuk van japon. Op ag. drie ramen met groene luiken, bomen met groen loof.

T., potl. en kleur, wit gehoogd; 10,5 × 13; s.r.o. J Th Toorop periode ‘Tuin der Weeën’; d.r.o. 1890; onderschrift l.o.: Alle vreugde, die van God niet is, spoedig vergaat, besmeurt en schendt. Thomas v. Kempen (Leo Balet).

Litt.: Plasschaert, p. 11.
Tent.: Pulchri Studio, Den Haag 1928, no 34; veilingcat. Oeuvres de Jan Toorop, Coll. A. Nolet, A. Mak, A'dam, 4 Nov. 1924, no 15.
Herk.: A. Nolet, Nijmegen.

19. Oude bijgelovige dromers (Vieux songeurs crédules). ‘Twee vissers op een duin; een dorpje erbij; de zon schijnt. Het leven van den visser als hij oud wordt; de visser als de nog ruwe mens, zoekt naar hooger (de kerk in de verte). Zooals de zon ondergaat, zoo gaat hun leven; hun bijgeloovigheid; de hond die om ze blaft. Verder ziet ge er nog den arbeid’. (Volgens de verklaring van Toorop, opgemaakt met A. Plasschaert, 2 Maart 1902).

T., dat.: ± 1890.

Bijz.: is de tek. een eerste conceptie voor Hel en Twijfel?
Litt.: Brief van Albert Verwey aan Henriëtte van der Schalk, 2 Aug. 1892 (Mevr. Dr. M. Nijland-Verwey); Zilcken, p. 122; Plasschaert, Opmerkingen, p. 40, 41, 48; Plasschaert, p. 34, 35; Archief-Toorop (Kon. Bibl. Den Haag TC C 131).
Tent.: Oldenzeel, Rotterdam, 1891 (cf. Zilcken, o.e.); XX, Brussel, 1892 (cf. Plasschaert, Opmerkingen, p. 41; De Amsterdammer, Zondag 14 Febr. 1892).
Herk.: Schilder Roll, Parijs;?

20. Visser met paard bij viaduct.

[pagina 348]
[p. 348]

1890

T., zw. kr. en potl. met kleur; 18 × 22; s.r.o. Katwijk a/Zee, J Th Toorop; d.r.o. 1890.

Bijz.: in stijl overeenkomend met studie voor La femme éternelle.
Herk.: Mej. Dr. F.H.A. van den Oudendijk Pieterse, Den Haag.

21. ‘Admiratie’ (Katwijkse vrouw met kindje bij een bomscbuit). Op heuvelzit vrouw met kind op schoot. Om haar heen drie vissers: de r. geknield reikt aan kind een rond voorwerp, achter hem visser met armen over borst gekruist, ziet toe; l. gehurkte man met spade in hand. Op ag. l. gedeelte van bomschuit; r. toren van Katwijk en vogels onder bewolkte hemel.

T., zw. kr. op papier; 16 × 23; s.l.o. J Th Toorop; r.o. Admiratie; dat. ± 1890.

Herk.: Rijksm. Kröller-Müller, Otterlo (inv. 207).

22. Lustrum te Leiden.

T., krijt en pastel; dat.: 1890.

Litt.: Plasschaert, Opmerkingen, p. 40.
Tent.: Toorop, Gebouw voor Beeldende Kunst, Vondelstr. 80, A'dam 1924, no 11.
Herk.: Hidde Nijland, Den Haag;?

1891

 

23. Moeder met kinderen (Moederschap) (zie p. 102).

T. waskrijt en waterverf; 65 × 73; dubbel s.r.o. J Th Toorop; d.r.o. 91.

Litt.: Cat. Coll. Kr.-M. 1921, p. 108; Plasschaert, p. 10, 34; Knipping, p. 24, afb. p. 19; afb. in BK, 8e jrg. no 91; afb. in Ver Sacrum, 1902, p. 62 (kleurendruk).
Tent.: München 1893, no 1551; HK, Den Haag 1894, no 31 (cf. NS, 1894, p. 156); Loge-gebouw, Arnhem 1894, no 29; Gron. 1896, no 19; Wiener Secession, Wenen, 1902; Buffa, A'dam, 1904, no 12 (cf. W. Vogelsang, in Onze Kunst, 1904, I, p. 184); Lar. Kunsth. A'dam, 1909, no 81.
Herk.: Dr W.J.H. Leuring, Scheveningen; Rijksm. Kröller-Müller, Otterlo (inv. 797).
Afb.: 10.

24. Schets voor ‘La femme éternelle’ (zie p. 104).

T., zw. kr. en potl. op papier, overgeplakt op karton; 16, 2 × 20,5; s.l.o. J Th Toorop; d. 189. (?) (Dat. ws. 1890 of 1891, laatste cijfer is niet meer te lezen). Onderschrift: 1891 (?) O, thou my spirits made! (schets voor) ‘La femme éternelle’.

Bijz.: Op achterzijde van karton, waarop deze tekening is geplakt: foto van een fragment van Antonello da Messina's Kruisiging (Museum, Antwerpen).
Litt.: Brief van Toorop aan Mej. G.H. Marius, over ‘O Thou my spirits made’ (onged. brief ws. 1898, Gemeente Archief, Den Haag).
Tent.: Oldenzeel, Rotterdam, 1898 (cf. Wereldkroniek, 1898, 15 Jan. no 42).
Herk.: Rijksm. Kröller-Müller, Otterlo (inv. 573).
Afb.: 13.

[pagina 349]
[p. 349]

1891

 

25. De Tuin der Weeën (zie p. 99).

T., zw. kr.; s.r.o. (op een steen) Jan Toorop; dat. ± 1890-1891.

Litt.: Zilcken, p. 123, afb. p. 115; J. de Boer, in Onze Kunst, 1911, 1, deel XIX, p. 60-61, afb. t/o p. 58; Plasschaert, Opmerkingen, p. 48; afb. in Deutsche Kunst und Dekoration, 1899, p. 545; afb. in Ver Sacrum, V, 1902, p. 71; afb. in Wendingen, 1918, Dec., no 12, p. 9.
Tent.: Keuze-tent. A'dam 1892, no 123 a (cf. J. Veth, in NG, 1892, 2, p. 456 en J. Veth, Holl. Teek., p. 58-59); HK, Den Haag 1894, no 2; Gron. 1896, no 12; De Lakenhal, Leiden, 1902 (cf. J. de Boer, in De Kroniek, 8 Maart 1902, p. 80); Wiener Secession, Wenen, 1902 (cf. L. Hevesi, in Ver Sacrum, V, 1902, p. 65 e.V.); Toorop, Kunsth. Kruger en Cie, Noordeinde 37a, Den Haag, 1907, no 67; Lar. Kunsth. A'dam 1909, no 95.
Herk.: G.M. van Eelde, Utrecht; J.C.M. van Eelde, Den Haag;?.
Afb.: 9.

26. Meisje aan een vijver, zwaan en treurwilg. Bij treurwilg zit meisje op rug gezien, aan vijver, waarin zwaan. Op v. struiken, waarvan sommige op koraalriffen lijken. Exotische atmosfeer. Potloodlijnen: effect als zijde.

T., potl. op papier; 19 × 24; s.r.o. J Th Toorop; onderschrift l.o.: aan de poeet en vriend A. Verwey; dat. ± 1890-1891.

Bijz.: stijl komt overeen met die van De tuin der weeën. Dezelfde voorst, komt als houtgravure voor, ter illustratie van verhaal ‘De Zwaneridder’, bij p. 131 van Louise Ahn-de Jongh, Een Boek van Verbeelding (Elsevier, 1893). Ws. een studie hiervoor.
Herk.: Albert Verwey, Noordwijk a/Zee; Mevr. Dr M. Nijland-Verwey, Santpoort.

27. Eerste schets voor ‘De Drie Bruiden’. Voor ronde vijver, waaruit vrouwen oprijzen, zit in midden figuur, wenend, handen voor gelaat. L. staat lichte gestalte met viool in l. arm, op slip van haar kleed: C.L. R.: donkere vrouw, op slip van haar kleed: H.V.D.S. (Henriette van der Schalk?). Onder deze figuur: bloem, waarin Hv. Op ag., om een hartvorm: treurwilgen.

T., zw. Kr. op papier; 16 × 20,5; s.r.o. Eerste schets voor de ‘Drie Bruiden’ J Th Toorop; d.r.o. 1891.

Litt.: Plasschaert, p. 11.
Herk.: Rijksm. Kröller-Müller, Otterlo (inv. 1094).

28. Illusion.

T., dat.: ± 1891.

Bijz.: uit de periode van De Rôdeurs.
Litt.: Zilcken, p. 123; Th. Molkenboer, in Deutsche Kunst und Dekoration, 1899, Heft XII, p. 549.
Herk.: Prinses Ferdinand van Beieren, geb. Marie della Paz;?.

[pagina 350]
[p. 350]

1891

 

29. De Rôdeurs (zie p. 104-105).

T., waskrijt, pastel, en inkt op karton; 65 × 76; s.l.o. Jan Toorop; dat. ± 1889-1891/92.

Litt.: Notitie-blaadje van Toorop, 1908/09 (bezit van A. Nolet, Nijmegen); Zilcken, p. 123, afb. p. 117; J. de Boer, in Onze Kunst, 1911, 1, deel XIX, p. 61; Plasschaert, Opmerkingen, p. 49, VII; Brom, p. 486; Cat. Coll. Kr.-M. 1921, p. 109; afb. in Deutsche Kunst und Dekoration, 1899, Heft XII, p. 543; afb. in Ver Sacrum, V, 1902, p. 70; afb. in BK, 5e jrg, no 63.
Tent.: Keuze-tent, A'dam, 1892, no 123 (cf. J. Veth, in NG, 1891, 6e jrg., 2, p. 455 en Veth, Holl. Teek., p. 57-58); Tent. XX Brussel, Febr.-Maart, 1893 (cf. L'Art Moderne, 2 avril 1893, p. 108); Gron. 1896, no 16; De Lakenhal, Leiden 1902 (cf. J. de Boer in De Kroniek, 1902, no 376, p. 80); Wiener Sezession, Wenen, 1902; Lar. Kunsth. A'dam 1909, no 87.
Herk.: Frederik van Eeden, Bussum; Mevr. M. van Vloten; Rijksm. Kröller-Müller, Otterlo (inv. 799).
Afb.: 14.  

29a. Studie voor de Rôdeurs. Opschrift ‘Een leven’.

T., met kleur; s.J.H. Toorop 1891, Studie voor de Rôdeurs.

Bijz.: Opschrift ‘Een leven’, ws. gekozen naar de roman van Guy de Maupassant: ‘Une Vie’.
Litt.: dB, p. 48; J. de Boer, in Onze Kunst, 1911, 1, deel XIX, noot 3; Plasschaert, p. 35.
Tent.: Buffa A'dam 1904, no 13 (cf. W. Vogelsang, in L'Art Flamand et Hollandais, 1904, I, p. 176 en in Onze Kunst, 1904, I, p. 185).
Herk.: ?.

30. De Doodgeslagen Illusiën. Op boerenerf met wilgen, waarbij ezel, hoge berg van voorwerpen, die de ‘doodgeslagen illusiën’ verbeelden: boek, anker, bloem, kruis, hart enz. Boertje, pet op, verschrikt gelaat, staat er naar te kijken.

T., zw. kr. op geel papier; 31 × 29; s.r.o. Jan Toorop; d.r.o. 1891.

Bijz.: Dezelfde voorstelling, als houtgravure, ter illustratie van verhaal: ‘De Doodgeslagen Illusiën’, bij p. 265 in: Louise Ahn-de Jong, Een Boek van Verbeelding (Elsevier, Amsterdam, 1893). Is de tek. voorstudie hiervoor?
Tent.: Pulchri Studio, Den Haag 1928, no 37.
Herk.: Dames Ahn, Den Haag; Mej. Mr E.E. Belinfante, Den Haag.

31. Tekening van een vrouw en man, met fantasie-landschap. Aan straatweg met treurwilgen staan l., ieder bij boom geleund, man en vrouw. Man op rug gezien, in grijs costuum, slappe hoed; vrouw en trois quarts, naar l., witte japon met pofmouwen, gesnoerd middel, met witte matelot. Op ag.: fantasielandschap met kerktorens en koepels.

[pagina 351]
[p. 351]

1891

T., potl.; 27 × 33; s.l.o. J Th Toorop; d. 1891.

Afb.: Foto RKD, Den Haag (uit bezit van J.H. de Bois, Haarlem).
Herk.: J.H. de Bois, Haarlem;?.

1892

 

32. Hel en Twijfel (Les Calvinistes de Katwijck) (zie p. 107).

T., zw. krijt, blauw en wit gehoogd, op karton; 64,5 × 75; s.l.o. Jan Toorop; dat. ± 1892.

Litt.: Zilcken, p. 123; Plasschaert, Opmerkingen, p. 49; Knipping, p. 34, afb. p. 32; afb. in MBK, 1929, p. 4.
Tent.: Pulchri Studio, Den Haag 1928, no 36; Cen.Mus. Utrecht 1941, no 45.
Herk.: Arij Prins, Schiedam; H.P. Bremmer, Den Haag; Centraal Museum, Utrecht (Bruikleen H.P. Bremmer).
Afb.: 12.

32a. Voorstudie voor Hel en Twijfel (Les Calvinistes de Katwijck)? Voor café te Scheveningen zitten man en vrouw aan tafeltje; naast hen onder priëel groepje van vier mannen, die met trieste gezichten voor zich uit kijken.

T., pen op rose papier; 18 × 30; s.l.o. J Th Toorop; d.l.o. 1892.

Bijz.: deze tekening is ws. een voorstudie voor Hel en Twijfel.
Herk.: H.J. Donkers, Nijmegen.

33. ‘Katwijk’ (Vrouw met kind op de arm. Madonna met Kind). Op gestileerde heuvel zit als een Madonna vrouw, en face, met kind op arm. Achter haar schutting, waarvoor paartje loopt, l. visser houdt paard aan teugel. Hierachter rij schuttingen; r. vervoeren vissersvrouwen en profil met mutsjes op, grote zakken, vissers laden tonnen op. Geheel r. laadt visser hooi uit zolder, l. gluren twee meisjes over schutting. Ag.: toren van Katwijk, huisjes en duinen onder sombere lucht.

T., zw. kr. op papier; 29,5 × 37; s.r.o. Aan Henriette van der Schalk. J Th Toorop; d.r.o. 1892.

Tent.: Pulchri Studio, Den Haag 1928, no 40.
Herk.: Mevr. H. Roland Holst-van der Schalk, Bloemendaal;?.

34. Twee liggende figuren bij een kerkhof. Op heuvel liggen man en vrouw in rusthouding. Achter hen broodmandje en lege flessen. Op ag. kerkhofmuur, waar op postament l. schedel met beenderen. Over de graven treurwilg, waarover vlucht vogels. In verte treurwilgen en duin landschap.

[pagina 352]
[p. 352]

1892

 

T., zw. kr. en kleur; 29 × 37,5; s.r.o. Voor Henriette J Th Toorop; d. 92.

Bijz.: overeenkomst in stijl met De Rôdeurs.
Herk.: Sted. Mus., Amsterdam.

35. ‘Huwelijk’ (‘Aurore’). Geharnaste ridder doodt monster, dat kermend aan zijn voeten ligt. Naast hem staat naakte vrouw, die uit twee bekers vloeistof overgiet. Op ag. zonneschijf.

T., met kleur en dekverf; dat. 1892.

Bijz.: door Toorop gemaakt ter gelegenheid van het huwelijk van Floris Verster. De symboliek van het overgieten van de vloeistof vond Toorop ws. bij Papus, Traité méthodique de science occulte (1891), no 14. Tempérance, of bij Stanislas de Guaita, Le Serpent de la Genèse, p. 666. (De beker = het veranderlijke uiterlijk der dingen; de vloeistof = de eeuwig blijvende ziel).
Litt.: Plasschaert, Opmerkingen, p. 52; Plasschaert, p. 35; afb. in H. de Boer, Het naakt in de Moderne Hollandsche Kunst (Den Haag, 1919).
Tent.: HK, Den Haag 1894, no 17; Toorop, Loge-gebouw, Arnhem 1894, no 16, met uitleg; De Lakenhal, Leiden, 17 Nov.-9 Dec. 1923, no 3.
Herk.: Floris Verster, Leiden;?.

36. Ridder voor de poort. (Omslag van catalogus voor de Haagse Kunstkring). Bidder in Middeleeuwse wapenrusting, gesloten vizier, lans in lh. op fier ros; heeft zich weg gebaand door doornen-struweel, bezet met doodshoofden, gereed om, bij bloembed met roos en leliënpaar, donkere poort binnen te rijden, waarop schild met Haagse ooievaar. Op de ag. ornament van telkens drie evenwijdige lijnenbundels.

Litho; 17 × 20,5; s.r.o. J.T; d.r.b. Juli 1892.

Litt.: Jaarboek van de HK, 1890-1895 (Archief HK, Den Haag); Plasschaert, p. 35, afb. pl. 13; Knipping, p. 38/39, afb. p. 38.
Herk.: RPK, Amsterdam.
Afb.: 21.

37. Schemeravond.

T.; dat.: ± 1892.

Bijz.: tek. in stijl en onderwerp verwant met symbol. werken uit 1892 en 1893.
Litt.: Zücken, p. 123.
Tent.: München, 1893, no 1554; HK, Den Haag, 1894, no 10; Toorop, Loge-gebouw, Arnhem, 1894, no 9 (uitv. beschrijving).
Herk.: ?.

[pagina 353]
[p. 353]

1892

 

38. Fantasie: de oude en de nieuwe tijd.

Dat.: 1892.
Tent.: Lar. Kunsth. A'dam 1909, no 76.
Herk.: Hidde Nijland, Dordrecht;?.

39. De jonge generatie (zie p. 110).

Olieverf op doek; 96,5 × 110; s.l.o. Jan Toorop; d.l.o. 1892.

Bijz.: schildering ws. in 1890 geconcipieerd; stijl-overeenkomst met Legende (Lenore).
Litt.: Notitie van Toorop, 1908/09 (bezit A. Nolet, Nijmegen); Zilcken, p. 123; Plasschaert, Opmerkingen, p. 48; Brom, p. 486; Aeg. W. Timmerman, Tim's herinneringen (A'dam, 1938), p. 173; Jaarverslag Mus. Boymans, 1949, no 23, p. 4; Gids Mus. Boymans, 1951, no 945; afb. in MBK, 1929, p. 8.
Tent.: XX, Brussel, 1892 (cf. De Amsterdammer, Zondag 14 Febr. 1892); Keuze-tent., A'dam 1892, no 122 (cf. J. Veth, in NG, 1892, 2, p. 453-454 en Veth, Holl. Teek., p. 56-57); München 1893, no 1547; HK, Den Haag 1894, no 26; Gron. 1896, no 24; Oldenzeel, Rotterdam 1898 (cf. Wereldkroniek, 15 Jan. 1898); Buffa, 1904, no 1 (cf. W. Vogelsang in Onze Kunst, 1904, I, p. 185); Lar. Kunsth. A'dam 1909, no 47; Pulchri Studio, Den Haag 1928, no 38.
Herk.: Dr P.C. Boutens, Den Haag; Mus. Boymans, Rotterdam (inv. 2337).

40. Legende (Lenore, naar de ballade van G.A. Bürger, 1773) (zie p. 108).

Olieverf op doek (op hout geplakt); 55 × 57,5; s. dubbel l.o. Jan Toorop; dat. ± 1891/92.

Litt.: Knipping, p. 43, afb. p. 40.
Tent.: München, 1893, no 1553; Toorop, Gebouw v. Beeldende Kunst, Vondelstr. 80, A'dam, 1924, no 26; ‘De Drie Generaties’, Nieuwenhuizen Segaar, Den Haag, 30 Mrt-1 Mei 1937, no 10; Pulchri Studio, Den Haag 1928, no 54; Cen.Mus. Utrecht, 1941, no 116.
Herk.: J.W.H. Leuring, Mook; Mevr. W.M. Leuring-Dolk; D.F. Lunsingh Scheurleer, Den Haag.
Afb.: 18.

41. De Sphinx (zie p. 116 en p. 295).

T., zw. kr. en potl., met pastelkleuren, op linnen; 126 × 135; signatuur en datering, oorspr. l.o. J Th Toorop 1892, niet meer zichtbaar wegens beschadiging van de onderrand tijdens expositie in Indië.

Dat. 1892-1897.
Litt.: Brief van Toorop aan Van Eeden, 1897 (Kon. Bibl. Den Haag, 76 D 26, 11); Brief van Toorop aan Mej. G.H. Marius, ± 1898 (Gem. Archief, Den Haag); Zilcken, p. 126; afb. p. 127; Plasschaert, Opmerkingen, p. 50-51; Plasschaert, p. 37; G. Knuttel, in ‘De mannen van Tachtig’, Oudheidkundig Jaarboek, 1932, I, afl. 3-4, p. 167; Cat Gem.Mus. Den Haag, 1935, p. 259; Knipping,

[pagina 354]
[p. 354]

1892

  p. 36, afb. p. 35; afb. in Deutsche Kunst und Dekoration, 1899, Heft XII, p. 542; afb. in Die Kunst für Alle, 1897/98, p. 89.
Tent.: Oldenzeel, Rotterdam 1898 (cf. Wereldkroniek, 15 Jan. 1898); Werken vanVan Gogh en Toorop, Ver. ‘Voor de Kunst’, Utrecht, 28 Dec. '98-22 Jan. '99, no 28 (met explicatie; te koop aangeboden voor f 2000.-).
Herk.: H. van Warmelo; Gem.Mus. Den Haag(inv. T 37-31).
Afb.: 32.

42. ‘Apocalypse’ (naar L. van Deyssel, ‘Apokalyps’, 1891-1893). Tegen ag. van steile, trapsgewijze hellende rotsplateaux, welke in puntige vlammen overgaan, verheffen zich ter weerszijden vrouwen en profil, met gestileerde haren, wit gehoogd. Op vg. bij grijze muur ligt stervende gestalte, roos op naakte lichaam, aan hoofd- en voeteneinde medaillons in stenen omlijsting: hierin gehurkte figuurtjes, de r. wenend met hand voor gelaat. Onder deze stervende figuur staat verklarende tekst: ‘ “Apocalypse”. De twee figuren rechts en links onderaan de tekening is: “Het lijden op aarde” - de groote figuur is “het sterven” het afsterven van het aardsche lichaam - de maagden figuren links en rechts is “Het opstijgen van de ziel” - na dit afsterven, de hoogere stijgingen - op de achtergrond de vlammen die in steen veranderen is “het verdwijnen der aardsche passiën, het doodgaan, het verharden”.’

T., pen en sepia, wit gehoogd op bruin papier; 37,5 × 41,5; s.r.o. J Th Toorop; d.r.o. 1892.

Litt.: Plasschaert, afb. pl. 12.
Tent.: Gron. 1896, no 52 en 93; Toorop, Gebouw voor Beeldende Kunst, Vondelstr. 80, A'dam, 1924, no 58.
Herk.: Jac. Rustige, Amsterdam; L. Bisterbosch, Amsterdam.

43. ‘O grave where is thy victory’ (naar Hosea 13: 4; I. Corinth. 15: 55).

T., zw. kr. op geel karton; 62 × 76; s.l.o. Jan Toorop; d. 92.

Litt.: Notitie van Toorop, 1908/09 (bezit A. Nolet, Nijmegen); W. Paap, Vincent Haman (A'dam, 1898), p. 112; Zilcken, p. 124, afb. p. 119; Plasschaert, Opmerkingen, p. 50; Knipping, p. 35, afb. p. 33.
Tent.: XX, Brussel, Febr.-Mrt 1893 (cf. L'Art Moderne, 2 avril 1893, p. 108); München, 1893, no 1559; HK, Den Haag 1894, no 22; Buffa, A'dam 1904, no 23 (cf W. Vogelsang, in Onze Kunst, 1904, I, p. 185); Lar. Kunsth., A'dam 1909, no 70; Pulchri Studio, Den Haag 1928, no 41; Nederl. Kunst 1400-1900, Londen 1929; Gem.Mus. Den Haag 1940; Cen.Mus. Utrecht 1941, no 46.
Herk.: Hidde Nijland, Dordrecht; W.J.R. Dreesmann, Amsterdam.
Afb.: 23.

44. Vrouw met slangenkoppen en sylphiden. (Voorstudie voor De drie brui-

[pagina 355]
[p. 355]

1892

den?). L. naakte bovenlichaam van vrouw, uit wier hals zes slangen. R. naar haar toegewend en profil, drie sylphiden met lange haren, naar voren gebogen spitse elleboog. Achter hen in doornentwijgen sylphide met afgewend gelaat, lange neerhangende haren, kaars in rh.

T., sepia op papier; 26 × 29; s.l.o. J Th Toorop; d.l.o. 1892.

Bijz.: Waarsch. voorstudie voor De drie bruiden.
Herk.: H.J. Donkers, Nijmegen.
Afb.: 20.

45. Studieblad voor De Drie Bruiden (zie p. 118).

T., pen en kleur; 18,6 × 26; s.r.o. (verticaal) J Th Toorop; dat.: ws. ± 1892.

Herk.: Rijksm. Kröller-Müller, Otterlo (inv. 207).
Afb.: 24.

46. Definitieve voorstudie voor De Drie Bruiden (zie p. 119).

T., zw. kr. op papier; 63,5 × 74; s.l.o. J Th Toorop. Schets Drie Bruiden; d.l.o. 1892.

Litt.: Cat. Kunstveil. o.a. uit bezit van Jhr F. Teding van Berkhout, Haarlem e.a., Paul Brandt, A'dam, 28 April, 1953, p. 37, no 695, met afb.
Herk.: ?; Gem. Mus. Den Haag (na 28 April 1953).
Afb.: 25.

47. Klokkenklanken aan de zee. Boven rondingen van grote, golven zweven en profil naar l., twee sylphiden, naakt bovenlichaam, gordel met sleep, haren in wrong: voorste houdt klok. Grote galmlijnen gaan in aanrollende golf over. Een ag. in oranje van puntige lijnen en twee sterren.

T., pen, O.I. inkt en oranje kleurkr.; 11 × 21; s.l.o. J Th Toorop; dat.: ± 1892.

Bijz.: Toorop kan geïnspireerd zijn door Duparc's ‘La Vague et la Cloche’ (gedicht van François Coppée), o.a. op concerten van de XX te Brussel in 1889 uitgevoerd, of door Vincent d'Indy's ‘Le Chant de la Cloche’, o.a. uitgevoerd te Amsterdam, 30 Maart 1892.
Herk.: RPK, Amsterdam.

48. De Nijd. Vrouwenbuste, gelaat en trois quarts naar l., haren in golfwrong van gestileerde lijnen, gerimpeld voorhoofd, verbeten mond, loerende ogen, onder kin gebalde rechtervuist.

T., zw. kr., op geel papier; 31,5 × 17,5; s.r.o. J Th Toorop figuur voor de Nijd en Jalouzie voorkomende in de groote schilderij de ‘Sphynx’. Dat.: 1892/1893.

[pagina 356]
[p. 356]

1892

Bijz.: op achterkant tekening in O.I. inkt: schreeuwende kop (gelijkt op wajang-pop), cf. afb. 19.
Litt.: Cat. Coll. Kr.-M., 1921, p. 110.
Herk.: Rijksm. Kröller-Müller, Otterlo (inv. 804).
Afb.: 16.

1893

 

49. ‘Ik heb gezaaid, ik heb gesproken, ik heb geluid, rijs op, mijn ziel!’ (sluitstuk voor Van Nu en Straks, 1893, nr. II, p. 23 en nr. III, p. 30). In contourlijn zittende figuur, gestileerde haarwrong; van mond: reukwolklijn omlaag; vanuit lh. een bundeling punten omhoog; in rh: luidt zij klok, waaruit vijf evenwijdige lijnen.

Houtsnede.

Afb.: 30.

50. Twee sylpbiden luiden een klok (voorstelling in een cirkel). In twee concentrische cirkels verrijzen ter weerszijden en profil, twee Sylphiden, de rug naar elkander. In donkere l. helft: de ene sylphide, ogen gesloten, uit mond gaat lijn omlaag, armen achter haarwrong gelegd, luidt klok op de rug, waaruit galmen stijgen en dalen; boven hoofd vraagteken. Aan lichte r. zijde: de andere figuur: open ogen, uit mond stijgt breed lijn-ornament op tot bij vraagteken l.; de rh. geheven, in lh. luidt ze klok, waaruit dikke golflijnen. Tussen beide gestalten: twee sterren.

T., zw. kr. en kleur; 15,5 × 17; s.o.m.J.T.; dat.: ± 1893.

Bijz.: Stijlovereenkomst met Çakuntala en met slotversiering Ik heb gezaaid, in Van Nu en Straks, 1893.
Herk.: RPK, Amsterdam.
Afb.: Frontispice.

51. De Drie Bruiden. (Voor beschrijving, zie p. 119 e.V.).

T., zw. kr. en kleur (geel, groen), wit gehoogd; 78 × 98; s.r.o. J Th Toorop; d. 1893.

Litt.: J. Veth, in NG, 1893, 1, p. 432-434 (cf. Veth, Holl. Teek., p. 64-66); Brieven van Johan Thorn Prikker (1897), 10 Jan. 1893, p. 40; P.F., in Emporium, 1895, I, p. 119, afb. p. 118; Zilcken, p. 123-125, afb. t/o p. 105; A.G. van Hamel, in De Gids, 2, p. 473; Notitie van Toorop, 1902 (Kon. Bibl. Den Haag, TC C 169); Plasschaert, Opmerkingen, p. 50; Brom, p. 488, 489; Miek Janssen, Schets over het leven en enkele werken van Jan Toorop (A'dam, 1920), p. 15; Cat. Coll. Kr.-M. 1921, p. 109; Plasschaert, p. 9, 12; R.W.P. de Vries, in EGM, 1925, deel LXX, p. 362; Aeg. W. Timmerman, Tim's herinneringen

[pagina 357]
[p. 357]

1893

  (1938), p. 173; Knipping, p. 36-38, afb. p. 37; N. Pevsner, Pioneers of Modern Design (New York, 1949), p. 55-56, afb. p. 58; B. Nicholson, ‘Notes on Henri de Toulouse-Lautrec’, in The Burlington Magazine, 1951, Sept., p. 299; afb. in The Studio, 1893, vol. I, p. 247; afb. in BK, 14e jrg. no 60.
Tent.: Nederl. Etsclub, 1893 (cf. NS, 11 Maart, 1893, p. 78-79 en NS, 18 Maart, 1893, p. 85-86); München, 1893, no 1548; HK, Den Haag 1894, no 20 (cf. NS, 1894, p. 156); Toorop, Artibus Sacrum, Arnhem 1894 (cf. Brief van Toorop, 24 Juni 1894 aan A. Markus, Arnhem); Gron. 1896, no 27; Christ. Kunst, Düsseldorf, 1909 (cf. Maria de Klerk-Viola, in Hochland, VII, 1, 1909/ 10, p. 298-305); Holl. Impressionnisten en Symbolisten, Raadhuis Hilversum, 21 Juli-26 Aug., 1951, no 37; ‘Um 1900’, Kunstgewerbemus., Zürich, 28 Juni-28 Sept. 1952.
Herk.: Van Wisselingh en Co, Londen; Freiherr Von der Heijdt, Elberfeld; Mevr. H. Kröller-Müller, Den Haag; Rijksm. Kröller-Müller, Otterlo (inv. 800).
Afb.: 26.

52. Voorstudie voor De Sphinx (‘Zielen om de Sphinx’).

T., potl.; 30,5 × 37,5; s.l.o.J. Toorop; dat. 1893.

Bijz.: de tek. is tijdens de tweede Wereldoorlog verloren geraakt.
Litt.: J.th. T. (= Jan Toorop), in Bouw- en Sierkunst, I, 1898, p. 28, afb. pl. 41; Cat. Coll. Kr.-M. 1921, p. 110.
Tent.: Libre Esthétique, Brussel 1900 (cf. Plasschaert, Opmerkingen, p. 45).
Herk.: Mevr. H. Kröller-Müller, Den Haag; Rijksm. Kröller-Müller, Otterlo (inv. 803).

53. Fatalisme. (Voor beschrijving zie p. 136 e.V.).

T., zw. kr., wit gehoogd; s.l.o. J Th Toorop; d.l.o. 1893.

Litt.: Zilcken, p. 124; Plasschaert, Opmerkingen, p. 49; Cat. Coll. Kr.-M., 1921, p. 109; afb. in BK, 3e jrg., no 92.
Tent.: VIe tent. Nederl. Etsclub, A'dam 1893 (cf. NS, 11 Maart 1893, p. 79); München, 1893, no 1561; HK, Den Haag 1894, no 5; Gron. 1896, no 25.
Herk.: Mej. Saar de Swart, Amsterdam; Rijksm. Kröller-Müller, Otterlo (inv. 802).
Afb.: 34.

54. Le retour sur soi-même (Vrouw met kaars). In de r.helft figuur met gelaat en profil n.l., gestileerde haardos, lange neus en spleetogen, in rh. kaars, lh. in verering opgeheven. L. lelie-achtige bloem, waaruit reukwolkjes. Beneden gaan horizontale lijnen.

T., waterverf, O.I. inkt, kleur; 16,5 × 18; s. (op de rechterpols) J Th Toorop; d. (op linkerpols) 93.

Bijz.: overeenkomst in stijl met Fatalisme.
Litt.: Plasschaert, Opmerkingen, p. 41; Cat. Coll. Kr.-M., 1921, p. 176.
Herk.: Rijksm. Kröller-Müller, Otterlo (inv. 805).

[pagina 358]
[p. 358]

1893

 

55. Cakuntala (Treur-Sakuntala). In midden vrouw op stuk grond, waarop brokstukken van kruis; voeten gaan over in wortels, die omranding van stuk grond vormen. Zij (Cakuntala): gezicht en profil naar beneden gebogen, naar l.; achter haarwrong tot op grond afhangende haarstrengen; om naakte middel zijn stengels geslingerd, welke in ring boven haar hoofd samenkomen. Hierboven rijzen als takken uit een Treurboom, drie aan drie ter weerszijden symmetrisch van elkaar gestalten op, gelaat en profil naar achteren, armen omhoog strekkend tegen ag. van grote bol (de zon), drie sterren en de halve maan. De haren der bovenste gestalten gaan in golvende lijn op- en afwaarts, symmetrisch met de ‘reukwolk’-lijnen.

T., waskrijt; dat.: = 1893.

Bijz.: eerste conceptie van Çakuntala; een tweede dateert uit ong. 1897 (coll. Khnorr, München, cf. Ph. Zilken, p. 126).
Litt.: P. Schultze-Naumburg, in Die Kunst für Alle, 1897/98, Heft 6 (15 Dec. 1897), afb. p. 93: ‘Wehmütige Klage des Ideals auf Erden über das zertrümmerte Kreuz’; Zilcken, p. 125; Plasschaert, p. 36.
Tent.: München, 1893, no 1555; HK, Den Haag 1894, no 9; Toorop, Loge-gebouw, Arnhem 1894, no 9 (met uitvoerige tekst).
Herk.: Miss Lothrop Dunham, Amerika;?.

56. Verlangen en Bevrediging (zie p. 145-146). Zware, horizontale lijnen, langs de ogen van beide vrouwen, gaan in lijst over, evenals de tek. van het kruis bovenaan, en de golfstileringen met lelies beneden. In de r. hoek van lijst: een anker.

T. en kleur; s.r.o. J. Toorop; d. 93.

Litt.: Plasschaert, Opmerkingen, p. 41; Plasschaert, p. 36; afb. in Die Kunst für Alle, 1897/98, Heft 6, p. 92.
Tent.: HK, Den Haag 1894, no 23; Libre Esthétique, Brussel 1894; Gron. 1896, no 31.
Herk.: ?.

57. Dode non, twee vrouwen, zonnestralen en regenboog. Op vg. streng van evenwijdige lijnen, daarop jeugdig, naakt lichaam van dode non; boven oogholten van schedel kruisje; haren in golvingen om haar heen, bij uitgestrekte armen leliën, handen met stigmata. R. verrijzen ter halver hoogte uit ornament van lijnen, waaruit bloemen en leliën met wolkjes stijgen, twee naakte vrouwen en profil, haren in golvend ornament, geheven handen. Achter hen zware zonnestralen, waartegen twee geometrische ornamenten: Davidsster en twee ineengehaakte rechthoeken. L. regenboog langs wolken, waarin ster.

[pagina 359]
[p. 359]

1893

T., O.I. inkt en kleur (groen, rose, blauw en geel) op geel papier; 22,3 × 27,6; s.l.o. Jan Toorop; d. Juni 93; onderschrift: Aan Bremmer uit vriendschap en admiratie.

Herk.: H.P. Bremmer, Den Haag; Rijksm. Kröller-Müller, Otterlo (inv. 573).

58. Medusa-kop verschijnt boven een landschap met torens en Sphinx, Boven golvend landschap, waar sphinx ligt tegen ag. van kerk en Griekse tempel, verschijnt gelaat van Medusa en face; grote ogen zonder pupillen; langs naakte schouders bliksemschichten. B.l. twee profielgezichten met lelies en geheven handen; o. vrouwen met golvende haren, wegvluchtend. R. over hoogte van het tafereel: het scherp besneden profiel van man; naar hem zijn twee handen geheven; boven hem drie sterren.

T., potl. op bruin papier; 28,5 × 37; s.r.b. J Th Toorop; dat.: ± 1893.

Bijz.: stilistisch verwant met tekening Zielen om de Sphinx (Mus. Kr.-M., Otterlo, inv. 803). Is dit een der studies voor De Sphinx (Gem.Mus., Den Haag)?
Herk.: August Vermeylen, Antwerpen; Kunsth. Fr. Buffa en Zonen, Amsterdam; L. Bisterbosch, Amsterdam.

59. Opkomst, met tegenwerking, der moderne kunst. Gestileerde wajangpopachtige sylphide, met haren waaruit vier kleine Sylphiden komen die trompet steken, stormt (als symbool van de nieuwe kunst) door doornenhaag naar r. op olifant los. Deze en zelfgenoegzame kobolt symboliseren de tegenwerking van verouderde ideeën. Tek. loopt door in lijst.

T., potl. en pen, met kleur; 42 × 47, met lijst: 62 × 68; s.r.o. Jan Toorop; d.r.o. 93.

Litt.: Plasschaert, p. 36.
Tent.: Haagse Schilder- en Beeldh.kunst, 1898-1923, Pulchri Studio. Den Haag, Aug. 1923, no 87; Toorop, De Lakenhal, Leiden, 1923, no 4 (cf. J. Slachter, in EGM, 37e deel, 1924, p. 76-78); Toorop, Nijmegen, 1923, no 10 (cf. ArchiefToorop, Kon. Bibl. Den Haag, TC C 11); Pulchri Studio, Den Haag 1928, no 39 (cf. Mej. Dr Fr. van den Oudendijk Pieterse, in MBK, 1929, p. 8).
Herk.: Mevr. A. Toorop-Hall, Den Haag; Kunstzaal ‘Oud Holland’, Den Haag; G. Oudshoorn, Den Haag.

60. De Zang der Tijden (De Zangen van onzen Tijd) (zie p. 142 e.V.). Op de verzilverde en vergulde lijst zijn de lijnen doorgetrokken; beneden eindigen ze in doodskop, houweel en lelie; bovenaan omgeven ze sterren.

T., zw. kr. en kleur; 32 × 58; s.m.o.J. Toorop; d.m.o. 1893.

Litt.: HK, Den Haag, 1894, no 33; Gron. 1896, no 32; Oldenzeel, Rotterdam 1898 (cf. Wereldkroniek, 15 Jan. 1898); Kunstz. Kleykamp, Den Haag, in Arti et Ämicitiae, A'dam, Febr. 1919, no 44; Holl. Impressionnisten en Symbolisten,

[pagina 360]
[p. 360]

1893

 

Raadhuis Hilversum, 21 Juli-26 Aug. 1951, no 36; veiling-cat. Bisterbosch Apeldoorn, bij Hertzberger, A'dam, 30 April, 1935, no 88.

Herk.: L. Bisterbosch, Apeldoorn; Rijksm. Kröller-Müller, Otterlo (inv. 803).
Afb.: 37.

61. Verloren paradijs. Bovenaan: drie golvende vertakkingen in violet, blauw en groen omsluiten de witte haren van drie naakte, rood-bruine vrouwen: twee en face met verschrikte ogen; de rechtse en profil, handen voor gelaat.

T., potl., waterverf, dekverf, op karton; 28,5 × 26,5; s.l.o. J Th Toorop; onderschrift: ‘Fragment Verloren Paradijs’; dat.: ± 1893.

Bijz.: stijl en motief komen overeen met die van Boom der kennis, twijfel, overgave. Tek. is ws. voorstudie voor L'Annonciation du Nouveau Mysticisme.
Tent.: Gron. 1896, no 57; Cen.Mus. Utrecht 1941, no 52.
Herk.: H.P. Bremmer, Den Haag.

62. Boom der kennis, twijfel, overgave (Lijdende menschheid). Onder gestileerde vertakkingen tegen fond in blauw, verrijzen tegen witte bomen drie figuren met witte, gestileerde haren. L. vrouw en profil naar l.; r. vrouw en face, bedroefd. Achter haar figuur en profil n. 1.

T., waterverf, gouache, pastei-kleuren, wit gehoogd, op papier; 31 × 36; s.r.o. J Th Toorop; d.r.o. 1893.

Bijz.: stijl en motief komen overeen met die van Verloren paradijs. Tek. is ws. voorstudie voor L'Annonciation du Nouveau Mysticisme.
Tent.: Pulchri Studio, Den Haag, 1928 (buiten cat.); Gem.Mus. Den Haag. Juli-Sept. 1940.
Herk.: A.J. Boer; H.P. Bremmer, Den Haag.

63. L'Annonciation du Nouveau Mysticisme (De verkondiging van de nieuwe mystiek) (zie p. 147).

T. en kleur; s.r.o. J Th Toorop; d.r.o. 93.

Bijz.: de tek. was oorspr. voorzien van een witte lijst en bedoeld als ontwerp voor een muurdecoratie.
Litt.: P.F., in Emporium, 1895, I, p. 119, afb. p. 121; Zilcken, p. 119, 125; Plasschaert, Opmerkingen, p. 50; Brom, p. 487; R.W.P. de Vries in EGM, 1925, deel LXX, p. 362-365, afb. t/o p. 364; afb. in MBK, 1948, p. 177.
Tent.: XX, Brussel 1893 (aangekocht door de componist Ernest Chausson); HK, Den Haag 1894, no 27 (cf. NS, 1894, p. 155); Buffa, A'dam 1925 (cf. R.W.P. de Vries, o.c., p. 362).
Herk.: Ernest Chausson, Parijs; Kunsth. Fr. Buffa, Amsterdam; Part, coll., Heemstede.
Afb.: 40.

[pagina 361]
[p. 361]

1893

 

64. Illustraties voor Louise Ahn-de Jongh, Een Boek van Verbeelding (Uitg.-mij. ‘Elsevier’, Amsterdam, 1893), 4o. Vijf illustraties voor ‘Mary en de Aardmannetjes’: bij p. 9: ‘Wat wou je?’ vroeg hij (meisje aan welvoorziene tafel zittend, waarop bloempot, karaf met wijn en gebak. Op ag. piano. Bij haar twee kabouters); bij p. 16: ‘Ik zou graag een kusje van je hebben mijn poesje’ (meisje zit op canapé, kabouter tegen haar aangevlijd; tweede kabouter zit op stoel, derde staat in deuropening); bij p. 27: ‘Mary bukte zich over vader heen, kuste hem innig en begon toen weer bitter te schreien’ (bij bed van stervende man zit meisje voorover gebogen; aan hoofdeinde van bed zit kabouter, armen over elkaar gekruist); bij p. 39: ‘Eens op een dag, dat Mary weer zoo bedroefd neerzat, werd er zacht aan de deur geklopt’ (bij raamkozijn zit meisje, handen voor gezicht, schreiend; bij venstergordijnen: twee kabouters; een derde is in de opening van de deur verschenen); bij p. 51: ‘Juist op dat oogenblik schoot Cupido onder een hartelijk gelach een paar pijlen af’ (op vg. meisje met man; op ag. Cupido).

Twee illustraties voor ‘De Zwaneridder’: bij p. 131: ‘Toen zij er een poosje gezeten had, kwam er een groote, sneeuwwitte zwaan statig aangezwommen’. (Bij zware treurwilg met diep afhangende twijgen zit meisje op rug gezien, aan vijver, waarin zwaan. Op vg. groeit fijn struikgewas. Deze voorst. is dezelfde als die op de tek.: Meisje aan een vijver, zwaan en treurwilg (bezit Mevr. Dr M. Nijland-Verwey, zie cat. no. 26); bij p. 136: ‘Daar verscheen opeens de oude vrouw’. (Voor struikgewas met zonnebloemen duikt jongen op; r.: gesticulerende, oude vrouw).

Illustratie voor ‘De Doodgeslagen Illusiën’. (Op boeren-erf met bomen, waarbij een ezel staat, is hoge berg van ‘doodgeslagen illusiën’: met voorwerpen als boeken, hand, anker, kruis, bloem, hart enz. Man met pet op staat er verschrikt bij te kijken). Deze voorst. is dezelfde als op de tek.: ‘De Doodgeslagen Illusiën’ (bezit Mej. Mr E.E. Belinfante, zie cat. no. 30).

Bijz.: de illustr. zijn houtgravures van Romagnol, naar tek. van Toorop uit ± 1891.

64a. Bandontwerp. Vrouwen en profil met spleetogen en lange haren. 28,5 × 22; s.l.o. J.T. Afb. 36.

Litt.: Zilcken, p. 123.
Herk.: N.E.H.J.J. Zon, Den Haag.

1894

 

65. De Anarchie (Anarchisme). (Voor beschrijving zie p. 292).

[pagina 362]
[p. 362]

1894

 

T., zw. kr. op geel karton; 39,5 × 60,5; s.r.o. J Th Toorop; dat.: ± 1893-1894.

Litt.: Zilcken, p. 125; Plasschaert, Opmerkingen, p. 41, 50; Plasschaert, p. 36, no 2; Cat. Cen.Mus., Utrecht, 1933, p. 229, no 490; afb. in BK, 17e jrg. 1930, no 72.
Tent.: Pulchri Studio, Den Haag 1928, no 42; Cen.Mus. Utrecht 1941, no 51.
Herk.: Kunsth. W.C.A. Huinck, Utrecht; Centraal Museum, Utrecht (inv. 6381).
Afb.: 41.

66. Dalende Geloven (Geloofsinzinking). (Zie p. 292-293).

T., zw. kr., wit gehoogd; 93,5 × 77; s.r.o. J Th Toorop; d.r.o. 1894.

Litt.: Plasschaert, Opmerkingen, p. 52; Miek Janssen, Schets over het leven en enkele werken van Jan Toorop, p. 9-10; N. Pevsner, Pioneers of Modern Design (1949), p. 51-52, afb. p. 51; afb. in dB.
Tent.: Gron. 1896, no 38; Espos. Internaz. d'Arte della Città di Venezia, 1928 (no 1521); Gem.Mus. Den Haag, 1940.
Herk.: Hidde Nijland, Den Haag: W.J.R. Dreesmann, Amsterdam.
Afb.: 42.

66a. Psyche op twee zwanen verschijnend (Graalsage), zie Dalende Geloven.

 

67. Vierde schets voor de sphinx. In stevige lijn is heuvel geschetst, waarachter twee gebukte gestalten, waarop liggende sphinx; r. boven gier, in neergaande lijnen, waaraan vissen; vooraan twee golven. L. twee gestalten met geheven armen.

T., zw. kr. op karton; 58, 5 × 69; s.m.o. J Th Toorop Sphinx 4e Schets; d. 1894.

Herk.: L. Bisterbosch, Amsterdam.

68. Panis Angelicus (litho). Op vg. knielt vrouw, in japon met vierkante halsuitsnijding, pofmouwen en strakke taille, waarop bloempatroon, rok in vlakke plooien uitgespreid, gezicht en trois quarts naar r., lange haren langs voorhoofd, dromerige uitdrukking in ogen, handen voor schoot gevouwen. Achter haar twee rhythmisch-aanzwevende vrouwen, gelaat en profil naar l., gestileerde haarwrong. Onder hen weide met wuivende bloemstengels, waarachter in vijver zwanen. Een vlucht vogels v.r.n.l. Op ag. inhammen van weiden, met water, waarin zwanen.

Litho in kleur (geel, groen, bruin, oranje); 26,5 × 21; s.l.o. (verticaal) Toorop; d. 1894. Een exempl. (bruine litho) met opdracht: ‘Aan Mevrouw Drucker J Th Toorop’.

Litt.: Zücken, p. 126; Plasschaert, Opmerkingen, p. 41; Plasschaert, p. 36; afb. in Die Kunst für Alle, 1897/98, Heft 6 (15 Dec. 1897), p. 90.
Tent.: Gron. 1896, no 47.

[pagina 363]
[p. 363]

1894

 

69. Moderne Laokoön. In midden staat naakte man, dikke tranen rollen over wangen, grote slang heeft hem omstrengeld en sist giftige adem tegen kind vóór hem, eveneens door slang omstrengeld. L. staat vrouw in het wit, vinger op lippen; r. vrouw in wit gewaad, neergeslagen ogen; naast haar hetaire in korte onderjurk die zwarte kousen met knieband laat zien; zij kijkt angstig naar de slang; vóór haar op de grond: slangetje. Op vg. lelies.

T., zw. kr. en potl., groen en wit gehoogd; 27 × 20; s.r.o. J Th Toorop; dat.: ± 1894-1895?

Bijz.: Mannenfiguur (Laokoön) toont invloed van William Blake's figuren.
Litt.: Cat. Coll. Kr.-M. 1921, p. 110; Knipping, p. 43; afb. in BK, 6e jrg., no 67.
Herk.: Rijksm. Kröller-Müller, Otterlo (inv. 806).

70. Le Passeur d'Eau. (Naar gelijknamig gedicht van E. Verbaeren, uit ‘Les villages illusoires’, 1894). R. zit man in roeiboot, lichaam voorover, gelaat en profil tussen de naar voren gestrekte, gespierde armen, welke roeispaan omklemmen. Hij roeit verbeten. Om boot spatten grote golven. Aan de wal op de ag. zien twee figuren, de knieën opgetrokken, vol angst naar hem. L. gothische kerkramen.

T., zw. kr. op karton; 33 × 53,5; s.r.o. J Th Toorop; dat. ± 1894-1895,

Bijz.: De man in roeiboot met opspattende golven als ill. op omslag van maandschrift voor Litteratuur en Kunst: De Arbeid, onder red. van Eduard Verburgh, le jrg., 1898, afl. 3 (ed. van Arthur van der Stempel te Amsterdam) en op omslag van afl. 7, le jg, 1898/99 (ed. C.A.J.v. Dishoeck, Amsterdam, 4o).
Litt.: Zilcken, p. 126; A.G. van Hamel, in De Gids, 1907, I, p. 144; Plasschaert, p. 36; afb. in Max Creutz, Johan Thorn-Prikker (München-Gladbach, 1925), foutief aan Prikker toegeschreven.
Tent.: Gron. 1896, no 35 en no 39; Oldenzeel, Rotterdam 1898 (cf. Wereldkroniek, 15 Jan. 1898); Cen.Mus. Utrecht 1941, no 56; Rotterd. Kunstkring, Rotterdam, 13 Mei-3 Juni, 1928, no 10.
Herk.: Mevr. A. Toorop-Hall; Mej. Dr F.H.A. van den Oudendijk Pieterse, Den Haag.

71. Vier illustraties voor Nederlandsche dichters. Jacob Maerlant. Met proza van Albert Verwey. Vignetten van J. Toorop (S.L. van Looy en H. Gerlings, Amsterdam, 1894), 12o. Vóór in boek vier vignetten: twee titelbladversieringen en twee kleine vignetten:

1.Titelblad: in trapeziumvorm; tegen brede golflijnen: vrouw geknield voor opengeslagen boek; onder haar bloeit lelie, waaruit reukwolk opstijgt. Boven: de letters van de tekst: ‘Duutsch, Brabants, Vlaemsch, Zeeus, Walsch, Latijn, Griex ende Hebreeus’. Onderaan tussen twee klaverblaadjes: ‘Om de rime’.
[pagina 364]
[p. 364]
1894
2.Tweede titelblad: In bovenste helft van de bladz. rijst kruis op, waarvoor en profil de kop van Christus met aureool en doornenkroon; daarboven: zwaard. Aan ene zijde monnik met boek, achter hem duiveltje; aan andere: lekebroeder met pen in hand. Op benedenhelft, ter weerszijden van de titelopschriften: gebogen figuurtjes, elleboog op knie gesteund; langs hen stijgen uit lelies wolkjes op.
3.Derde vignet: bij gothisch kerkraam staat bedelaar aangeblaft door hond. In midden monnik, hand uitgestrekt naar zak met geld, hem toegereikt door man met baard en mantel, muts op. In lh. draagt hij kaarsenhouder, onder arm crucifix. Onderschrift: ‘Dat die aerme sterft in de strate. Ende die kerke heeft ghuldine vate? Ende du sout seggen: der kerken scat Twi sou die vercopen dat?’ L. lelie en signatuur: J.T.
4.Vierde vignet: binnen rand van dikke contour zit vrouw gehurkt, hoofd in handen; met rh. schrijft ze in open boek. Aan ene zijde wilg in duingrond, aan andere ornament van golven. Bovenaan de tekst: ‘Die erdt ende zait buten dunen Hine caent ghediken no ghetunen, Hen neemt hem die zoute zee’. Laatste deel van tekst staat op de benedenrand, boven klaverblaadjes. L. gesigneerd: J.T.

71a. Bandontwerp voor Jacob Maerlant. Rood linnen fond, met voorst. in goud. Naakte vrouw zit tegen kruis, waarvoor twee zuilen. Onder haar lelies en drie doodskoppen. Voorst. omlijst door bloemstengel-motief. Bovenaan monogram, 1. JM, r. JT. Op onderrand tussen klaverblaadjes: Maerlant.

Litho, 17,8 × 4,5; dat. 1894.

Bijz.: zittende vrouw is dezelfde als die van L'Annonciation du Nouveau Mysticisme, zie afb. 40.
Litt.: G. Colmjon, De oorsprongen van de renaissance der litteratuur in Nederland in het laatste kwart der 19e eeuw (Arnhem, 1947), p. 281; M. Uyldert, De Jeugd van een dichter. Uit het leven van Albert Verwey (A'dam, 1948), p. 305.
Afb.: 38.

72. Illustratie voor ‘Nederland-Lombok’ (F.B. van Ditmar, Rotterdam, 1894), 4o. Naakte vrouw met vleugels, waarop patroon van pepervruchten. L. twee vrouwenkopjes en het gelaat van vrouw en face met geloken ogen bij klapperboom.

Bijz.: de illustr. verscheen in ‘Nederland-Lombok’ met vele andere tekeningen en artikelen, ter herdenking aan de Nederlandse soldaten, in de nacht van 25 op 26 Aug. 1894 door Balinezen vermoord.

[pagina 365]
[p. 365]

1894

  Betekenis van deze voorstelling: naakte vrouw is de Humaniteit, die aan de uitgeteerde Sasakse vrouwen, - uitgebuit door de Balinezen - weer voorspoed en voedsel komt brengen.
Litt.: De Amsterdammer, 25 Nov. 1894, en 2 Dec. 1894; afb. in De Amsterdammer, 2 Dec. 1894, p. 6.
Herk.: RPK, Amsterdam.

73. Affiche voor de ‘Delftse Slaolie’. Voorst. op wit papier, in paarse lijn, gele en groene binnentekening. Onder bovenrand met letters ‘Delftsche Slaolie’ en fles olie: twee vrouwen in lange japon met zeester-patroon, vierkant uitgesneden hals, pofmouwen en plooirok, haren in slingerornament gegolfd. L. vrouw zit voor bak salade, bezig de bladen uit de oliefles te bedruppelen; de r. staat en profil, handen geheven. Het vierkant van l. bovenhoek is gevuld met olienootjes, waarnaast wapenschild met kroon van de Nederlandse Olie Fabrieken.

Litho, paars en geel; 85 × 54; s.r.o. J.T.; dat.: ± 1894-1895, of vroeger.

Litt.: Zilcken, p. 126; Brom, p. 490; G. Knuttel, in Meded. van den Dienst voor Kunsten en Wetenschappen der Gemeente 's-Gravenhage, II, no 1, April 1920, afl. IV, p. 44; afb. in Dekorative Kunst, 1898, p. 5; in Deutsche Kunst und Dekoration, 1902, Heft XI, p. 529; in Ver Sacrum, V, 1902, p. 77; in Wendingen, 1918, Dec. no 12, p. 39; in Jo de Jong, De nieuwe richting in de kunstnijverheid in Nederland (Rotterdam, 1929), p. 70.
Tent.: Gron. 1896, no 112; Lar. Kunsth. A'dam 1909, no e; Wiener Sezession, Wenen, 1902 (cf. Ver Sacrum, V, 1902); Intern. Tent. van moderne dekoratieve kunst, Turijn, Mei-Nov. 1902 (cf. G. Fuchs, in Deutsche Kunst und Dekoration, 1902, Heft XI).
Herk.: Gem.Mus. Den Haag en Sted. Mus., Amsterdam.

74. Kundry en Parsifal. R. staande, hoofd afgewend: Parsifal. Hij maakt afwerend gebaar naar half-naakte liggende Kundry. Ag.; rozen. Aan voeten van Parsifal: kelk, waaruit roos met kruis (embleem van de Rozenkruisers).

T., houtskool, zw. kr. en potl., rose kleur; s.l.o. J Th Toorop; onderschrift: r.o. Kundry et Parsifal. Péris! funeste femme; dat.: ± 1894/95.

Bijz.: moment uit de voorstelling van Wagner's muziekdrama ‘Parsifal’ (tweede bedrijf: Parsifal tot Kundry: ‘Ten verderve met U, onzalige vrouw’).
Litt.: Zilcken, p. 126.
Tent.: Cen.Mus. Utrecht 1941, no 55.
Herk.: H.P. Bremmer, Den Haag.

75. Schetsen voor Andromède et Persée, naar Jules Laforgue, Moralités Légendaires.

T., dat.: ± 1894/1895.

Litt.: Zilcken, p. 126.
Herk.: ?.

[pagina 366]
[p. 366]

1895

 

76. The Sower (De Zaaier, Berusting en Verlangen). Op vg. tweemaal hetzelfde vrouwengelaat: en face (als Berusting en Weten) en en profil (Verlangen), met loshangend haar, lange neus, ernstige ogen. Van de achterste figuur is deel van naakte schouders zichtbaar, waaromheen uitgeschulpte japon. Op ag. aan donkere vijver is oude man bezig te zaaien, om hoofd aureool, waarboven drie sterren. Van r. vliegen hem vogels tegemoet, l. bij boomstam twee zwanen.

T., s.l.o. Toorop; dat.: ± 1895.

Litt.: Zücken, p. 126; J.Th.T. (= Toorop), in Bouw- en Sierkunst, le jrg., 1898, Sept. p. 28, afb. pl. 42; Plasschaert, p. 37.
Tent.: Gron. 1896, no 42; Oldenzeel, Rotterdam 1898 (cf. Wereldkroniek, 15 Jan. 1898 en W. Steenhoff, in NG, 1898, p. 289); Buffa, A'dam 1904, no 27 (cf. W. Vogelsang, in Onze Kunst, 1904, I, p. 185); Lar. Kunsth., A'dam 1909, no 96.
Herk.: Douairière Gravin van Limburg Stirum; Mevr. Tiefenthal;?.

76a. The Sower (De Zaaier, Berusting en Verlangen; litho). Dezelfde voorst. als de tek. in spiegelbeeld; profielgelaat is naar l. gekeerd, zaaier op ag. 1.

Litho; 22 × 33; s.r.o. Toorop; dat. ± 1895.

Litt.: Plasschaert, Opmerkingen, p. 42; Plasschaert, p. 14, 36.
Tent.: Cen.Mus., Utrecht, 1941, no 57.
Afb.: 45.

77. Fantasie. Aan vijver, waarin zwaan, twee zittende vrouwen. Tegen ag. van fijne boomstammen met rijk loof, waartussen gothische kerk zichtbaar is, staar r., bij treurwilg, als beeld, naakte gestalte met lier in lh.

T., zw. kr. op papier; 16 × 18; s.r. J Th Toorop; dat.: ± 1895.

Litt.: Cat. Coll. Kr.-M., 1921, p. 110.
Herk.: Rijksm. Kröller-Müller, Otterlo (inv. 808).

78. Nirwana. R.: vrouw met naakt bovenlichaam, l. arm tot hoogte van middel zichtbaar, gelaat en trois quarts naar l., lange haren over schouders. Op ag. dunne boomstammen, waarvoor r. ridder in harnas, helm op, gelaat naar l.; zwaard in lh.

T., dat.: ± 1894-1895.
Bijz.: ridder op ag. is ongeveer dezelfde als die van Fernand Khnopff's Dier en engel (Prentenk. Brussel), zie afb. 39.
Litt.: Zilcken, p. 126; afb. in Die Kunst für Alle, 1897/98, Heft 6, p. 91.
Herk.: ?.

[pagina 367]
[p. 367]

1895

 

79. Meditatie. Door ijle takken van boomstammen, waartussen horizon met heuvels zichtbaar, verschijnt vrouwengelaat en profil naar r., hoog voorhoofd, lange neus, groot, in verte starend oog; het suggereert een kijken zonder zien (symbool van meditatie). B. gelaat vliegen drie vogels.

T., zw. kr. blauw gehoogd; 46 × 38; s.l.o. (verticaal) en r.o. J Th Toorop; dat.: ± 1895.

Bijz.: dit profiel is ws. ontleend aan dat onderaan op Khnopff's Arum Lily (1895).
Litt.: Cat. Coll. Kr.-M. 1921, p. 110.
Herk.: Rijksm. Kröller-Müller, Otterlo (inv. 807).

80. De Nijd en een jonge vrouw tegen een achtergrond van arcaden. Tafereel door zuil in tweeën gedeeld. R. Nijd: oude vrouw, woedende blik, verbeten mond, voor haar gebalde rechtervuist; achter haar twee meisjes, gewaden van bloempatronen, twee en profil, handen omhoog. L. jonge vrouw met ontbloot bovenlijf, in rh. margriet, vóór haar wuivende bloemen met puntige bladeren; l. van haar vrouwengelaat en profil naar r., bloempatroon op haren. Vanuit de grote zuil met Romaans kapiteel gaan arcaden in perspectief naar verte; onder eerste arcade: deel van toren, waarvoor mensen met paarden; door tweede arcade als décor: huizen, waarachter torens.

Ets, 19 × 24; s.r.b. (gedeeltelijk in spiegelschrift): Eerste proefje van etsen, Toorop; d. 1895.

Bijz.: (zie De Nijd). Onuitgegeven ets. Eerste staat door Toorop met rood krijt gekleurd, s.l.o. in inkt J Th Toorop (bezit F. Lugt, Den Haag).
Tent.: Cen.Mus. Utrecht 1941, no 54.

81. De Anarchie (ets). Tegen ag. van puntig lijnornament verrijst naakte man met verbeten gelaat, haren in wilde vertakking naar alle zijden omhoog; stampt met moker geldkist (de Staat) en kruis (de Religie) in. R. angstig gelaat van gekroonde koning, met geldzak op nek. L. bij kruis somber gezicht van gemijterde bisschop. L. en profil, vrouwe Justitia, geblinddoekt, met weegschaal en zwaard.

Ets, 33 × 24; dat. ± 1895.

Bijz.: deze figuur der Anarchie ook in tek. Anarchie (Cen.Mus. Utrecht) en op illustr. in Constantinopel Scheveningen, enz. (uitg. H.J.W. Becht, A'dam 1895).

81a. De Anarchist (illustr. in Constantinopel Scheveningen, uitg. H.J.W. Becht, A'dam, 1895). Woeste figuur van Anarchist rijst uit golven op, haren

[pagina 368]
[p. 368]

1895

 

in wilde vertakking omhoog, moker in hand, gereed om op golven te beuken.Ter weerszijden naakt meisje met lange haren en vissersvrouw met biddend gevouwen handen. Tegen ag. van puntig lijnornament meeuwen.

Bijz.: illustr. in artikel van Dr H. Blank, ‘De afslag der Nederlandsche kust bij westelijke stormen’, in Constantinopel Scheveningen, uitgeg. ten voordeele der slachtoffers van de aardbeving te Constantinopel en de storm te Scheveningen, H.J.W. Becht, A'dam 1895 (exempl. RPK, A'dam, 46-C-36).

82. ‘Knulersprookje’ (Twee meisjes). Voor bloemen staan twee meisjes in jurken met pofmouwen; de ene met blond haar blikt naar beneden; de andere met donker haar kijkt met grote ogen omhoog. R. boom met vogel. Ag.: tegen donkere heuvel, ondergaande zon en ster.

Houtsnede, 10,5 × 6,5; s.l.o. J Th Toorop; dat.: ± 1895.

Bijz.: ws. invloed van houtsneden van Lucien Pissarro: ‘The Queen of the Fishes’ (1895).
Litt.: Plasschaert, Opmerkingen, p. 43; Plasschaert, p. 14.
Tent.: Gron. 1896, no 49.

83. Portret van Mevrouw M. Snijder van Wissenkerke. Tegen ag. van vijver met bomen: het gelaat van Mevr. Snijder van Wissenkerke, en trois quarts naar l.; deel van vierkante halsuitsnijding der japon zichtbaar.

[Mevr. M. Snijder van Wissenkerke, geb. Clant van der Mijll, later Mevr. Limburg, schreef onder het pseudoniem M. Constant toneelstukken, o.a. ‘Lotos’ (1893)].

Litho, 12 × 9; s.r.o. J Toorop; d.r.o. 1895.

Bijz.: dit portret verscheen in photogravure naast de titelpagina van het boek der schrijfster: ‘Zwarte Vlinders’ (ed. Elsevier, Amsterdam, 1895).
Litt.: Plasschaert, Kritieken, I, serie IV (Ooltgensplaat 1912), p. 9; Plasschaert, Opmerkingen, p. 42; Plasschaert, p. 14.
Herk.: Mus. Boymans, Rotterdam.
Afb.: 43.

84. Portret van een Engelse (Tête d'une Anglaise). Tegen ag. van vijver waarlangs steile boomstammen verrijst vrouwengelaat en trois quarts naar 1. Strak naar achteren gekamd haar, oorknopje in linkeroor. Japon met schoudervolants en hoge halssluiting, waarop bloempatroon.

T., potl.; 41 × 23; s. (dubbel) l.o. en r.o. J Th Toorop; r.o. tête d'une Anglaise; l.o. ‘aan mijn vriend Boutens’; d.l.o. 1895.

Bijz.: portret is identiek met Portret van Miss Janet Hall (1899).
Litt.: Knipping, p. 29, afb. p. 27.
Herk.: P.C. Boutens.

[pagina 369]
[p. 369]

1895

 

84a. Portret van Miss Janet Hall (Tête d'une anglaise). Idem.

T., potl.; 41 × 23; s.l.o. J Th Toorop. Miss Janet Hall, Den Haag; d.l.o. 1899.

Litt.: Plasschaert, p. 14-15; Toorop, De Lakenhal, Leiden, 17 Nov.-9 Dec. 1923, no 8; Pulchri Studio, Den Haag 1928, no 52.
Herk.: Mevr. A. Toorop-Hall, Den Haag; Mem. Charley Toorop, Bergen (N.H.).

85. Boekband voor M. Snijder van Wissenkerke, ‘Zwarte vlinders’ (ed. Elsevier, Amsterdam, 1895), 8o. Bovenrand: versiering van kapellen en vleugels van libellen. Benedenrand: symmetrisch vlindermotief in paars, waarop doodskoppen.

Litho, 19,5 × 14; s.l.o.J.T.; dat. 1895.

Bijz.: naast titelpagina: portret in photogravure van Mevr. M. Snijder van Wissenkerke, zie Portret van Mevr. M. Snijder van Wissenkerke, no 83.
Litt.: Zilcken, p. 127.
Herk.: Univ. Bibl. Leiden.

86. Omslag voor het Delfts studenten tijdschrift ‘In den Nevel’ (zie p. 294).

Litho op linnen; 21,5 × 14,5; 1e jrg., 1896, J. Waltman, Delft. 8o; dat. 1895.

Bijz.: Eerste nummer van tijdschrift in Kon. Bibl. Den Haag (Archief Toorop T.C. A. 7). Nummer van Maart 1897, afl. 11 in Gem.Mus. Den Haag (inv. P. 331-39). Toorop ontwierp voor de omslag in 1895 twee houtsneden, in rode afdruk, s.l.o. J Th Toorop en d.l.o. 1895, en in zwarte afdruk (beide Mus. Boymans, Rotterdam). -Een potloodtek. op papier, zonder vermelding van titel, 14,2 × 14,5 in RM. Kr.-M., Otterlo (inv. 207, kl. 54), waarsch. uit 1895.
Litt.: Plasschaert, Opmerkingen, p. 43.
Tent.: Gron. 1896, no 111.
Afb.: 46.

86a. Omslag-ontwerp voor het Delfts studenten tijdschrift ‘In den Nevel’. Zie vorig nummer.

T., potl. op papier; 14,2 × 14,5; dat.: ± 1895.

Bijz.: tek. een der eerste ontwerpen voor de omslag van het Delfts Studenten Tijdschrift ‘In den Nevel’ (J. Waltman, Delft, 1897), zie aldaar.
Herk.: Rijksm. Kröller-Müller, Otterlo (inv. 207, kl. 54).

87. Omslag voor de almanak van het Leidsche Studenten Corps, 1895. Versiering in rood op wit fond. In midden, tussen twee vrouwen: embleem van het Leidse Studenten Corps: vijf pijlen gebundeld in banderolle, waarop ‘Virtus,

[pagina 370]
[p. 370]

1895

 

Concordia, Fides’. Boven: vijf uilen. Onder: uit letters ‘Almanak, Leidsch Studentencorps’ groeien vijf bloemen. Ter weerszijden een paar sleutels.

20,5 × 13,5.

Tent.: Gron. 1896, no 109.
Herk.: H.P. Bremmer, Den Haag.

88. Affiche voor het toneelstuk van Thomas Otway ‘Venise Sauvée’, voor het Théatre de l'Oeuvre, 1895, R. bovenhoek: titel van stuk en dramatis personae; beneden: gedeelte van gezicht met loerende ogen in paarse kleur, vanuit voorhoofd groeien als vlammen puntige lijnornamenten omhoog, waaruit twee vrouwen verrijzen met geheven handen, gezichten en profil naar r., smalle neus, spleetogen, gestileerde haarwrong. Benedenstrook: de letters L Oeuvre, tassen bloem- en grasmotieven. Aan drie zijden in omlijsting: sterren, vlinders en toneelmaskers.

Venise Sauvée. Pièce en 5 actes d'Otway.
Conférence de M. Laurent-Tailhade
3 e saison, le soirée.

Bijz.: Door bemiddeling van Ph. Zilcken kreeg Toorop ws. deze affiche te maken (zie prospectus van het Théatre de l'Oeuvre, Rue Turgot 23, Paris, ‘Pour la Hollande correspondre avec M. Ph. Zilcken, Bezuidenhout, La Haye’; tentoongest. op ‘Um 1900’, Kunstgewerbemuseum Zürich, 28 Juni-28 Sept. 1952).
Litt.: Zilcken, p. 126-127; Plasschaert, Opmerkingen, p. 42; F. Prince, André Antoine et le renouveau du théâtre hollandais, (1880-1900) (A'dam, 1941), p. 36; H.R. Hope, The Sources of Art Nouveau, p. 211; afb. in The Studio, 1897, vol. X, p. 242.
Herk.: ?.
Afb.: 35.

89. Affiche voor de cantate van Wagenaar, ‘De Schipbreuk’, naar de Schoolmeester. Op vg. l. zitten man en vrouw met zuigeling; man met benen over elkaar, steunt hoofd met geeuwende mond in handen; vrouw, zuigeling met beringde hand omvattend, heeft verschrikte ogen en opengesperde mond. Achter vrouw: gelaat van koksmaat met puilende ogen. Van r. zweven vier naakte vrouwen aan, twee gelaat en trois quarts, twee en profil naar l., spleetogen, haar in ornament van evenwijdige lijnen; de voorsten bespelen lier, de achtersten viool. Tegen hen in vliegen twee vogels.

Litho; s.l.o. Toorop; d.l.o. 1895.

Litt.: C. Veth, Geschiedenis van de Nederlandse caricatuur (Leiden, 1921), p. 255, afb. p. 304; Plasschaert, p. 37, no 13; afb. in Wendingen, 1918, Dec. no 12,

[pagina 371]
[p. 371]

1895

  p. 40; afb. in Jo de Jong, De nieuwe richting in de kunstnijverheid in Nederland (Rotterdam, 1929), p. 71.
Herk.: ?.

90. Affiche voor de staatskas, ‘Herziening de rpersoneel belasting. De haardsteden’, bijvoegsel van de Kroniek, 2 Juni 1895. Voorst, is in tweeën gedeeld door grote boven- en smalle benedenstrook. Boven: staat voor lessenaar waarop open muziekboek, een dirigent als caricatuur-portret (minister Sprenger van Eyk); groot hoofd en profil met bril, onderkin en klein lichaam; rh. heft dirigeerstok naar ag., waar bij wijze van orkest, violen staan tegen vele steile schoorstenen, waaruit rookwolken opstijgen in ronde kronkelingen. Op vg.: planten in bloempotten. Bovenaan letters ‘Staatskas’ (de S in spiegelbeeld getekend). Op onderrand: halffiguren. L. gehurkte vrouw, gelaat tussen de knieën; twee vrouwenkoppen, en een derde met geheven handen, sterren op het haar. In m. dreigende man met vleugels. R. profiel van man met snor, vrouwengezicht met golvende haren en vrouwekopje met starende ogen, gebogen naar de pofmouw van de r. schouder, waarop Davidsterren. Onder de voorst. een 17de-eeuws penningrijm.

Litho; 37 × 27,5; s.r.o. J. Toorop.

Litt.: Zilcken, p. 126; De Kunstwereld, 1895, Juni, no 25, p. 387-388.

1896

 

91. Studie voor De Sphinx. Op vg. ronde heuvel, waarop liggende figuur, hoofd achterover, armen uitgespreid, lichaam met doornen bedekt. Vooraan schedels. L. mensen met geheven handen; r. vrouwen met naar voren gestrekte handen, waarachter gier. In midden: vijver met twee treurwilgen, waarachter bomen, tussen pyramide en Grieks tempel-fronton.

T., potl. en kleur (rood, groen, blauw); 8,7 × 14,5; s.r.o. J Th Toorop; verticaal: ‘aan mijne groote Eugenie’ (?); dat. ± 1896?

Litt.: Knipping, p. 36.
Herk.: Rijksm. Kröller-Müller, Otterlo (inv. 207).
Afb.: 33.

92. Evolution. Op vg. ligt slapend meisje in nachtjapon; l. twee vrouwen: de voorste met geloken ogen, zoete glimlach, golvende haren, bezwerend gevouwen handen uit kanten halflange mouwen. Achterste vrouw kijkt angstig naar slapend kind. Achter meisje brandt kaars, waarboven vlinder. Op ag. donkere trap.

[pagina 372]
[p. 372]

1896

 

T., zw. kr. en kleur; 62 × 47; s.r.o. J Th Toorop Evolution; dat.: ± 1896.

Bijz.: ws. geïnspireerd op litho van Redon, met mysterieuze trap: ‘Je vis une lueur large et pâle’, uit album met lithographieën naar vertaling van Bulwer-Lytton, La Maison Hantée (1896).
Litt.: Cat. Coll. Kr.-M. 1921, p. 111.
Herk.: Rijksm. Kröller-Müller, Otterlo (inv. 809).

93. Meisje met zwanen (Dolce) (zie p. 293).

Litho in kleur; 23,5 × 19,5; s.l.o.J.T.; dat.: ± 1896.

Tent.: Gron. 1896, no 46 (‘Dolce’.); Lar. Kunsth. A'dam 1909, no b.
Afb.: 47.

94. Pants Angelicus (naar César Franck; houtskoolrekening). Tegen ag. van zee, r. grote harp, waarvoor twee vrouwen met lange haren, en profil: de ene zit met geloken ogen onder harp op orgel te spelen, de andere staat in japon met pofmouw, blik omhoog. L.: een profiel.

T., houtskool en krijt; s.r.o. J Th Toorop. Voor Panis Angelicus; dat.: ± 1896.

Litt.: Zilcken, p. 126; Plasschaert, Opmerkingen, p. 51; afb. in Wereldkroniek, no 42, 15 Jan. 1898.
Tent.: Oldenzeel, Rotterdam, 1898 (cf. Wereldkroniek, 15 Jan. 1898).
Herk.: Gravin C. van Limburg Stirum, Oosterbeek; Mevr. Dyserinck, Haarlem;?.

95. Vrouwengezichten met zonnebol, waarin namen: Palestrina, Bach en César Franck. Vrouwengezichten en trois quarts, en en profil. Hun gestrekte armen wijzen naar zonnebol l. met namen: Palestrina, Bach en Cesar Franck.

T., pen; 16 × 20; s.r.o. J Th Toorop; d.r.o. 1896.  
Herk.: L. Bisterbosch, Amsterdam.

96. Wir müssen durch viel Trübsal in das Reich Gottes eingehen. Profielen van vrouwen met korte haren, gericht naar l., waar zonnebol met opschrift: ‘Wir müssen durch viel Trübsal in das Reich Gottes eingehen’.

T., pen met sepia op papier; 16 × 20; s.l.o. J Th Toorop; dat.: ± 1896.
Herk.: L. Bisterbosch, Amsterdam.

97. Divine extase (Goddelijke extase) (zie p. 295-296).

T., zw. kr. op doek; 220 × 164; s.r.o. J Th Toorop; d.r.o. 1896.

Bijz.: In de eerste conceptie heeft meisje triangel met zaag in de hand; r. verschijnt hondenkop; de gestalte r. met brandende kaars heeft vleugels. Deze voorst.,

[pagina 373]
[p. 373]

1896

  vermeerderd met harpspelende vrouw, als litho in Liederboek van Groot-Nederland 1899 (verzameld door F.R. Coers, ed. C.A.J. van Dishoeck, Amsterdam), zie afb. 49.
Litt.: Zilcken, p. 126; J.Th. T (= Toorop), in Bouw- en Sierkunst, 1898, Sept. p. 28, afb. pl. 43; Plasschaert, Opmerkingen, p. 51; Brom, p. 491; Knipping, p. 42.
Tent.: Oldenzeel, Rotterdam, 1898 (cf. Wereldkroniek, 15 Jan. 1898); Hedend. Monum. kunst. Sted. Mus. A'dam, 14 Sept.-13 Oct. 1935, no 56.
Herk.: J. Goudstikker, Amsterdam; L. Bisterbosch, Amsterdam.

98. Gang der stille verlangenden.

T., dat.: ± 1896-1897.

Litt.: Zilcken, p. 126; Plasschaert, Opmerkingen, p. 51.
Herk.: ?.

99. Tuin der meditatiën.

T., dat.: ± 1896.

Litt.: Zilcken, p. 126.
Herk.: ?.

100. Boekband voor Betsy Juta, Jonge Ranken. Sonnetten en Verzen (Leiden, Blankenburg & Co, 1896), 8o. Groen ornament op paars linnen. In twee ovalen: Jugendstilornament van dooreengeslagen lijnen. Bovenrand en l. benedenhoek in lusvormig Jugendstil-ornament, l. gothisch kerkraam; r. lelie.

S.l.o.J.T.; 19 × 14,5.

Litt.: Zilcken, p. 127.

101. Affiche voor de heide-ontginning: Het Hooge Land, Beekbergen. Voorst. op blauw fond, figuren in groen met bruine contourlijn. In midden tussen twee boomstammen staat als reddende engel gevleugelde vrouw, in japon met vierkant uitgesneden hals, pofmouwen, middel strak gegord; zij steekt beschermend handen uit naar twee arme naakte mannen, gehurkt ter weerszijden onder boomstammen; de l. met baard kijkt bezorgd voor zich, de r. blikt smekend op naar de vrouw. Opvulling van ag.: twee spittende mannen en werkgereedschap als zaag, schaar en nijptang. Ter weerszijden onder gebladerte met vogels: schop met hamer. Bovenaan de letters ‘Het Hoogeland’, op onderrand tussen ornament van vogels en bloemen ‘Beekbergen’.

Kleurenlitho op papier; 87,7 × 65,5; s.r.o. J Th Toorop; boven, op de kop s. met inkt: J Th Toorop; d. 1896.

[pagina 374]
[p. 374]

1896

Litt.: Brief van Toorop aan Mej. G.H. Marius, 8 Sept. 1896 (Gem. Archief, Den Haag); Zilcken, p. 126; afb. in Dekorative Kunst, 1898, April, no 7, p. 5; afb. in Deutsche Kunst und Dekoration, 1902, Heft XI, p. 529.
Tent.: Intern. tent. van moderne en dekoratieve kunst te Turijn, Mei-Nov. 1902; Lar. Kunsth. A'dam 1909, no d; ‘Um 1900’, Kunstgewerbemus. Zürich, 28 Juni-28 Sept. 1952.
Herk.: Rijksmuseum, Amsterdam en Mus. Boymans, Rotterdam.

1897

 

102. Liefde en Mysterie. Twee gezichten, l. gelaat van vrouw en face met lange haren, open ogen; r. gelaat en face van man, met gesloten ogen.

T., zw. kr.; 43,5 × 58; s.l.o. (in rood krijt) J Th Toorop; d.l.o. 1897.

Bijz.: stijl komt overeen met die van Evolution en Divine extase.
Litt.: Zilcken, p. 126; Plasschaert, Opmerkingen, p. 51; afb. in Wendingen, 1918, Dec.no 12, p. 11.
Herk.: Aegidius Timmerman, Den Haag; C.J. Lieshout, Den Haag.

103. Lioba. Borstbeeld van de reine vrouw (Lioba), en profil naar l., geheven gelaat met geloken ogen, naar voren vallende haren in wrong van gestileerd lijnornament, lh. uit pofmouw omhoog, met rh. houdt zij haarlok. L. staat stram, en trois quarts, oude man in wapenrusting (koning Harald) tegen de ag. van Romaanse toren. R, bij boom, jonge man (Tancolf) naast paard. In verte zeilschepen op zee, waarboven wolken en vogel.

Bas-relief in harde pâte uitgestoken; s.l.o. Uitgestoken en gesneden door J. Toorop; d. 1897; onderschrift r.o. Lioba van Fred. van Eeden.

Bijz.: De illustr. heeft niet betrekking op een speciale passage, maar op de inhoud van Van Eeden's drama in het algemeen (Fr. van Eeden, ‘Lioba’. Drama, Amsterdam, W. Versluys, 1896, 12o).
Litt.: Zilcken, p. 126, afb. p. 125; Plasschaert, Opmerkingen, p. 43; afb. in Dekorative Kunst, 1898, April, no 7, p. 6.
Tent.: Oldenzeel, Rotterdam, 1898 (cf. Wereldkroniek, 15 Jan. 1898).
Herk.: ?.

104. Boekband voor L. Couperus, Metamorfoze (L.J. Veen, Amsterdam. 1897), 8o. Donkerbruin ornament op geel fond. Achterzijde en rug: ovaal en cirkelvormig lijnornament.

Litho; 20,5 × 15.

Litt.: Brief van Couperus aan Toorop, 19-XI-97, Dresden (Kon. Bibl. Den Haag, Archief-Toorop, TC C 156); Zilcken, p. 127; afb. in Deutsche Kunst und Dekoration, 1899, Heft XII, p. 549.
Afb.: 50.

[pagina 375]
[p. 375]

1897

 

105. Affiche ‘Verheugd Gouda’, bijvoegsel van De Kroniek, 2 Mei 1897. Illustr. stelt voor: huidebetuiging van Gouda aan Prinses Wilhelmina, bij haar bezoek aan Gouda. Op vg. profielkoppen van vrouwen en mannen, rhythmisch naar r., geloken ogen, geheven gelaat; gevouwen handen, brandende kaarsen of Goudse pijpen dragend. Voorsten: met golvende haren, achtersten: met haartooi van bloemen en sterren. Uit kaarsen en pijpen gaan wolkjes in lijngolven, langs getekende portretten van Koningin-Regentes Emma, en Prinses Wilhelmina; achter vorstinnen: ramen van de St. Janskerk. L. vlaggen uit huizen, in verte landschap met weide, huizen en molens, bomen en vogels; daarachter mensen. Onderaan op rand: ‘Gouda in vreugde’.

Litho, 29 × 39; s.r.o. J. Toorop; d.l.o. April 1897.

Litt.: C. Veth, Geschiedenis van de Nederlandse caricatuur (Leiden, 1921), p. 254-255.

1898

 

106. Vrouw met sphinxeklauw op het hoofd, bij een spiegel. Voor ronde spiegel: vrouwengelaat en trois quarts naar l., grote ogen en spitse kin, donkere haren hangen langs l. wang steil naar beneden tot op geplooide rand van japon; op hoofd ligt klauw van sphinx met drie puntige nagels; lh. geheven, toont binnenkant der handpalm, met gebogen duim; gedeelte van naakte schouder met gebloemde japonrand zichtbaar.

T., zw. kr. en kleur; 26 × 20; dubbel s.l.o. J Th Toorop; d.l.o. 1898; onderschrift: aan het museum Boijmans Rotterdam.

Bijz.: tek. is ws. voorstudie voor illustr. waarop vrouw als Noodlot, met hetzelfde handgebaar, in W.G. van Nouhuys, Egidius en de Vreemdeling, ill. t/o p. 43 (ed. 1899).
Herk.: Mus. Boymans, Rotterdam (inv. no 4).

107. De Dwaze en de Wijze Maagden.

T., dat.: ± 1898.

Litt.: W. Steenhoff, in NG, 1898, nieuwe reeks, p. 290; A. Plasschaert, Opmerkingen, p. 51.
Tent.: Oldenzeel, Rotterdam 1898 (cf. W. Steenhoff, o.c.).
Herk.: ?.

108. Eeuwige Lente. Tegen treurwilg, waarbij grijsaard ligt, staat jonge naakte vrouw en face. Voor haar voeten: bloemen; kopje steekt l. boven de aarde. R. staat tweede jonge vrouw, gelaat en trois quarts naar l., aureool om

[pagina 376]
[p. 376]

1898

 

haar. In verte zaaiende boer, en met twee paarden ploegende boer. R. is geschreven: ‘Eeuwige Lente’.

T., pen, O.I. inkt op papier; 12 × 16,5; s.l.o. (in potl.) J Th Toorop. Vergaan van de winter, opstaan van de Lente, krabbel voor een grootere conceptie; dat.: ± 1898?

Herk.: Rijksm. Kröller-Müller, Otterlo (inv. 573).

109. De aankomst der muzen bij de architectuur. Over golven komt van l. boot aanvaren, waarop vier muzen (Toonkunst, Schilderkunst, Woordkunst en Beeldhouwkunst), resp. met haar attributen (lier, palet, boek en beitel), gehuld in sluiergewaden, aureool om haarwrong. Zij varen naar in aanbouw zijnd huis, waar metselaar arbeidt. Man met omkranst hoofd steekt beide armen naar muzen uit. Op vg. meisje. In verte schepen op zee.

T., pen en zw. kr.; 20,5 × 24,5; s. (dubbel) r.o. en l.b. J Th Toorop; boven: De aankomst der Kunstmuzen bij de architectuur; d.l.b. 1898.

Litt.: Plasschaert, p. 34; Knipping, p. 44; veiling-cat. A. Mak, A'dam, 21 Dec. 1926, no 13, met afb.; veiling-cat. Oeuvres de Jan Toorop, A. Mak, A'dam, 15 Mei 1928, no 20, met afb.
Herk.: ?

100. Vignet voor een verhaal van J. Vriesendorp, ‘Het schaap’ (in Woord en Beeld, 1898, p. 135). Tek. als vignet op p. 135: hoofden van vader, moeder en kinderen in midden, omgeven door twee profielkoppen. Bovenaan, in vijver, zweeft schaap, omgekeerd getekend. Lissen en bloemen omgeven de vijver. Voorst. duidt op verhaal in tekst, p. 135-137.: een arm gezin, dat gaat verhuizen, en geen plaats meer heeft voor het enige, dierbaar geworden schaap, ziet zich genoodzaakt, dit te slachten. Maar droefheid belet hen het gedode schaap te eten.

 

111. Boekband voor L. Couperus, Psyche (L.J. Veen, Amsterdam, 1e druk, 1898), 8o. Versiering voor de eerste druk: op een steigerend paard met brede vleugels ligt een naakt meisje. Onder en boven: stengels met gekartelde bloembladen.

Litho, zwart op wit; 21 × 16.

Litt.: Boekbespr. in De Hollandsche Revue, 1898, p. 809 e.V., afb. p. 811; afb. in Deutsche Kunst und Dekoration, 1902, Heft XI, p. 532; afb. in Jo de Jong, De nieuwe richting in de kunstnijverheid in Nederland, p. 88.
Tent.: Intern. tent. van kunstnijverheid te Turijn, 1902 (cf. G. Fuchs, in Deutsche Kunst und Dekoration, 1902, Heft XI, p. 527-534); Cen.Mus. Utrecht 1941, no 76.

[pagina 377]
[p. 377]

1898

 

112. Affiche voor de Arbeid voor de Vrouw. Voorst. in roodbruin op wit. In midden staat lange vrouw, gelaat en trois-quarts naar l., donkere haren, in japon met pofmouwen, strak middel; in handen hamer, welke op aambeeld rust, waarop woorden: ‘Arbeid voor de vrouw’. Ter weerszijden kleinere vrouwen in gebloemde blouses, op hoofden rusten klauwen van veelborstige Sphinx, die met dreigende oogopslag ligt uitgestrekt. Vrouwen ter r. zijde hebben zorgelijke blik (bevangen in de macht van het dier en de prostitutie), angstig profiel der voorste vrouw, bloemen zijn uit haar handen geglipt. Vrouwen l., kijken blijmoedig, of hebben ogen geloken (overtuigd van het arbeids-ideaal).

Litho, roodbruin op wit papier; 87,5 × 64,4; s.l.o. J. Toorop; dat.: 1898.

Bijz.: gelaat van grote vrouw in midden hetzelfde als dat op een droge naald: 15 × 17, dubbel s.r.o. J Th Toorop; d.r.o. 1897 (Gem.Mus. Den Haag; G.J. Nieuwenhuizen Segaar, Den Haag; RPK, Amsterdam), cf. Grafiek uitgegeg. door G.J. Nieuwenhuizen Segaar, Leiden, 1930, afb. p. 10, no 4. Zelfde gelaat ook op potl.tek. voorstellende Mej. M.H. (cf. Zilcken, afb. p. 124).
Litt.: Th. Molkenboer, ‘Jan Toorop-im Haag’, in Deutsche Kunst und Dekoration, 1899, Sept. Heft XII, p. 550, afb. t/o p. 556; afb. in Ver Sacrum, V, 1902, p. 64; afb. in Wendingen, 1918, Dec. no 12, p. 39.
Tent.: Wiener Sezession, Wenen, 1902; Lar. Kunsth. A'dam 1909, no c.
Herk.: Gem.Mus. Den Haag (inv. p. 86-22).

1899

 

113. Dorst naar Rechtvaardigheid (Werkstaking).

T., zw. kr. en kleur op karton; 63,5 × 76,5; s.r.o. J Th Toorop; d. 1899.

Litt.: Plasschaert, Opmerkingen, p. 44; Brom, p. 491; afb. in De Tuin, 1899, I, afl. 1, pl. VI; afb. in Plasschaert, pl. 21.
Tent.: Toorop, Kunsth. Kruger en Cie, Den Haag, 1907, no 66; Pulchri Studio, Den Haag, 1928, no 51; Gem.Mus. Den Haag, Juli-Sept. 1940; Cen.Mus. Utrecht 1941, no 68.
Herk.: A. Oppenheim, Den Haag; Kunsth. J.H. de Bois, Haarlem; Museum Boymans, Rotterdam.

114. Frontispice voor L. Couperus, Psyche (L.J. Veen, Amsterdam, 2e druk, ± 1899), 4o. L.: grote Sphinxenkop met loerende ogen, smalle neus, samengeperste lippen; over hoge voorhoofd is haar naar weerszijden strak weggetrokken en hangt, langs hoekige gelaatslijn, tot op hals; op plaats der schouders zijn grote klauwen: de r. steekt met vier puntige nagels naar voren en laat l. borst zien, welke op het water ligt; tegen l. klauw, waarop van opzij twee nagels uitsteken, staat naakte Psyche, neergeslagen blik, lange

[pagina 378]
[p. 378]

1899

 

blonde langs r.-schouder golvende haren. Op ag. stromen de beekjes van Psyche's tranen door de zandvlakte als serpentines.

T.; 18,3 × 14; s.r.o. J. Toorop; d.r.o. 1899.

Bijz.: Voorst. is een ill. bij p. 49 van de tekst.
Litt.: Plasschaert, Opmerkingen, p. 44; Knipping, p. 43; afb. in Reforme (Geïllustr. Artistiek Maandschrift), 1903, I, no 1, April; afb. in Wendingen, 1918, Dec. no 12, p. 19.

115. Omslag voor het Liederboek van Groot-Nederland (verzameld door F.R. Coers, ed. C.A.J. van Dishoeck, Amsterdam, 1899), 8o. Uit spleet l. komt brede waterstraal, waarin vrouw haar handen houdt, zij staat met geheven gelaat, en profil naar l., geloken ogen, lange over schouders golvende haren, nauwsluitend om het middel gegorde japon. Hiernaast op smalle strook: titel in willekeurig afgebroken letters: ‘Uitvoering van Liederen uit het Liederboek van Groot-Nederland 1899’. Op achterkant gestileerd ornament van lussen tegen licht fond van bladmotief.

Litho; 23 × 13; s.l.o. (in spiegelschrift) J Th Toorop; achterzijde: s.l.o.J.T.; dat.: 1899.

Bijz.: los exempl. litho (RPK, Amsterdam, coll. S.H. de Roos).
Litt.: Brom, p. 491; Knipping; p. 42.

116. Divine Extase (frontispice voor Het Liederboek van Groot-Nederland).

Litho; 15,7 × 13,3; s.r.o. J Th Toorop; dat. ± 1899.

Bijz.: los exempl. 16 × 13; s.r.o. J Th Toorop (coll. A. Nolet, Nijmegen).
Litt.: Brom, p. 491; Knipping, p. 42.
Afb.: 49.

117. Illustraties voor W.G. van Nouhuys, Egidius en de Vreemdeling (De Erven F. Bohn, Haarlem, 1899), 4o. Eerste illustr., t.o. p. 9: over kalme zee, aan horizon zeilschip, zweeft vrouw (de Liefde), beide handen vooruitgestrekt, hoofd en profil, geloken ogen, haren over schouder samenvallend met gewaad, dat in vlakke plooien eindigt. Boven: wolken; beneden: duinen.

Litho; 14 × 21,8; s.r.o. J Th Toorop.

Bijz.: illustr. heeft betrekking op p. 8-9 van tekst.
Voorstudie: potl.tek.; 20,5 × 31; s.r.o. J Th Toorop; dat.: ± 1898 (bezit Erven Bohn, Haarlem). Zie Tent. Vereeniging ‘Voor de Kunst’, werken van Van Gogh en Toorop, Utrecht, 28 Dec. '98-22 Jan. '99, no 9.
Afb.: 52.

[pagina 379]
[p. 379]

1899

 

Tweede illustr., t.o. p. 43: over hoogte van tafereel: vrouw en face, met. dreigende blik, in strak gegorde japon; rh. gebiedend geheven, lh. tot vuist gebald. R. achter haar: mannenfiguurtje (Egidius), handen voor gelaat. Ramen van huis zichtbaar. In verte: rotsen, zee en wolken, waarachter bliksem.

Bijz.: illustr. heeft betrekking op p. 43-44 van tekst.
Voorstudie voor deze illustr. is ws.: Vrouw met sphinxeklauw op het hoofd (Mus. Boymans), no 106.

117a. Bandversiering voor W.G. van Nouhuys, Egidius en de vreemdeling. Voorzijde: terracotta ornament op licht papier. In midden tussen de E. van Egidius (in Jugendstil) vrouw en face in japon met vierkante halsuitsnijding, brede ceintuur, plooien in platte vouwen. De titel omlijst door halve cirkel met lus-ornament. Achterzijde en rug: lus-ornament.

Voorzijde: 27,5 × 17,5; s.m.o. Toorop.

Litt.: Plasschaert, Opmerkingen, p. 44; Plasschaert, p. 38.
Tent.: Cen.Mus. Utrecht, 1941, no 75.

118. Versiering van de letter D, van ‘De Wekker’ (vrouw met klok). Versiering voor De Wekker, leverancier voor Reform-kleding, Zeestraat 31, Den Haag. Vrouw in japon met grote mouwen luidt in geknielde houding een klok, waaraan touw in lusvormig ornament.

Zwart op geel papier; s.l.o.J.T.; dat.: 1899.

Bijz.: betekenis: vrouw wekt, door het luiden van de klok, op tot het dragen van meer hygiënische en practische kleding der vrouw.
Litt.: Brief van Toorop aan Mej. G.H. Marius, 9 Aug. 1899, Oxford (Gem.Archief, Den Haag); Brief van Toorop aan Mej. G.H. Marius, 1 Mei 1900, Katwijk a/Zee (Gem.Archief, Den Haag); Plasschaert, Opmerkingen, p. 44; Plasschaert, p. 39, no 24; afb. in ‘Schoonheid door Gezondheid’, Maandblad ter verbetering der vrouwenkleeding, Juni 1902, no 3.
Herk.: Gem. Archief, Den Haag.

119. Affiche voor Levensverzekering Maatschappij ‘Arnhem’. In bruin, groen, blauw en rose op geel fond uitgevoerd. Voor de letters ‘Arnhem’ in Jugendstil, waarvan A en M tevens afsluiting der zijkanten vormen, staat vrouw met peinzend mannel. gelaat, donkere haren, in japon met ruime mouwen; lh. rust beschermend op geheven rh. van jonge vrouw, vóór haar geknield, gelaat en profil naar r., haren in wrong. Plooien van japon vullen in

[pagina 380]
[p. 380]

1899

 

gestileerde vouwen l. benedenhoek. Tussen beide vrouwen zandloper (symbool v. voorbijgaande tijd). Verticale l. bovenstrook gevuld met vlinders en bloemen. Bovenaan letters: Levensverzekering Maatschappij; onder voorst.: volteekend kapitaal: één millioen gulden.

Kleurenlitho op geel papier; 89 × 67; s.r.o. J. Toorop; dat.: ± 1899.

Bijz.: Stijl komt overeen met affiche voor Het Hooge Land, Beekbergen. Op achterzijde van ex. Stedel. Mus. A'dam staat: ‘Tevergeefs aangevraagd aan de Maatschappij te Arnhem in 1899 - 28 November. 15 Juni 1900. de heer Serlijn. A. Brom.’
Afb.: in Jo de Jong, De nieuwe richting in de kunstnijverheid in Nederland, p. 71, no 163.
Herk.: Sted. Mus. Amsterdam en Mus. Boymans, Rotterdam.

1900

 

120. Zielegang langs de Oceaan. Langs opkruivende golven van oceaan met zeilschepen gaan v.r.n.l. en profil, op schouderhoogte, vier vrouwen voorbij. R. het meisje als jong kind en volwassene, moeder met baby op arm en oude berustende vrouw.

T., zw. kr.; 17,5 × 28,5; s.r.o. J Th Toorop; dat.: ± 1900.

Litt.: Plasschaert, Opmerkingen, p. 51-52; Brom. p. 491, Miek Janssen, Schets over het leven en enkele werken van Jan Toorop, p. 15; Plasschaert, p. 15; Knipping, p. 42-43; afb. in Ver Sacrum, V, 1902, p. 69; reprod. van Vorst en Tas, A'dam, no 150.
Tent.: Wiener Sezession, Wenen, 1902 (cf. Ver Sacrum, 1902, p. 65-76).
Herk.: Nat. Galerie, Berlijn.
Afb.: 53.

121. I sit and look out (naar het gedicht van Walt Whitman, uit Leaves of grass).

Pastel op doek; s. J Th Toorop; dat.: 1900?

Litt.: W. Vogelsang, in Onze Kunst, 1904, I, p. 187; Plasschaert, Opmerkingen, p. 45 en 52; Plasschaert, p. 15 en 39.
Tent.: Buffa A'dam, 1904, no 32 (cf. W. Vogelsang, o.c.).
Herk.: ?.

122. De Pornocratie verenigt zich met de kunst (‘Die Pornocratie mischt sich unter die Kunst’).

T. of schildering?; dat.: ± 1900.

Bijz.: genoemd in brief van Keller en Reiner, Berlijn, 11 Nov. 1900, cf. Archief-Toorop (Kon. Bibl. Den Haag TC C 156).

[pagina 381]
[p. 381]

1900

 

123. Frontispice voor L. Couperus, Fidessa (L.J. Veen, Amsterdam, 2e druk, ± 1900), 4o. Tegen ag. van rotspunten, waarlangs wolken, gelaat van meisje en face: hoofd naar l. schouder geneigd; haren in golving; weemoedige uitdrukking. Langs gelaat: bliksem.

T.; 20,5 × 16,8; s.l.o. J Th Toorop.

Bijz.: voorst. is ill. bij p. 48 van de tekst.
Litt.: Knipping, p. 43; afb. in Wendingen, 1918, Dec.no 12, p. 19.
Tent.: Cen.Mus. Utrecht 1941, no 77.
Afb.: 44.

124. Boekband voor L. Couperus, Babel (L.J. Veen, Amsterdam, z.j. geschr. 1900-1901). L. de titellers. R.: vrouw en profil, beide handen voor zich strekkend. De haren en japon-rand omgeven door wolkachtig ornament.

21 × 15,5.

Tent.: Intern. tent. van kunstnijverheid, Turijn 1902; afb. in Deutsche Kunst und Dekoration, 1902, Heft XI, p. 530; afb. in Jo de Jong, De nieuwe richting in de kunstnijverheid in Nederland, p. 88.

125. Boekband voor Henri Borel, Een droom (P.N. van Kampen & Zoon, Amsterdam, 1900), 8o. Bovenrand: titelletters in Jugendstil-ornament, met twee vrouwen. Benedenrand: twee vrouwenfiguurtjes te paard. Figuren in paars op geel fond.

21,5 × 15,5; s.m.o.J.T.; dat. ± 1900.

Tent.: Intern. tent. van kunstnijverheid, Turijn 1902; afb. in Deutsche Kunst und Dekoration, 1902, Heft XI, p. 530.

126. Illustraties en Boekbandversiering voor Netty Spanjaard, Louise Geertsma Verheulen. Een Meisjesleven (Abrahamson & Van Straaten, Amsterdam, 1900), 8o. Frontispice: op vg. profiel-figuurtjes van dame, jonge meisjes, jonge man en heer; de vrouwen in jurken met pofmouwen, jonge man in rijbroek, heer met bolhoed. Zij wuiven naar schip in verte, waarachter wolken, heuvels en stralen der zon. Slot-vignet: twee gestileerde bruidjes, en face, met lange sluiers. Boekband: bovenaan rechthoek met titel; l. hiervan meisje en profil naar r., matelot op, jurk met pofmouwen. Vlàkvulling: lijnen in Jugendstil.

Herk.: Kon. Bibl. Den Haag (Archief-Toorop, TC A 87).

[pagina 382]
[p. 382]

1900

 

127. Kalenderschild voor Mouton & Co, Den Haag, folio. Omlijsting in groen en bruin. Bovenaan: gestileerde schepen; l. vrouw en profil met doek om hoofd; r. vrouwen en profil naar l. Onderaan vogels en gewond konijn, waaruit twee vrouwen vol tederheid pijlen trekken.

Litho; 50 × 30; s.r.o. J Th Toorop; d.r.o. 1900.

Herk.: H.P. Bremmer, Den Haag.

1901

 

128. Jong meisje en oude vrouw bij de zee. Meisje en oude vrouw ter halver hoogte en profil naar 1. Op ag. zeestrand en zeilschepen op zee. Meisje kijkt ernstig, draagt band om strak naar achteren gekamd haar, lh. rust op ceintuur. Achter haar de oude vrouw, hetzelfde gelaat als meisje, nu gerimpeld; langs gezicht in hoofddoek, vallen grijze haren, uiteinden hoofddoek als sjaal om schouders.

T., potl. op papier; 16 × 20; s.l.o. J Th Toorop; d.l.o. 1901.

Bijz.: de tek. toont grote overeenkomst naar onderwerp en stijl met Zielegang langs de Oceaan.
Herk.: RPK, Amsterdam.

129. De Dorpelwachters aan de zee.

Olieverf op doek, gediviseerd; 130 × 150; s.l.o. J Toorop; d.l.o. 1901.

Bijz.: de schildering vertoont reminiscentie aan Hel en Twijfel (cf. Mej. Dr F.H.A. van den Oudendijk Pieterse, in MBK, 1929, p. 6-7).
Litt.: Plasschaert, Opmerkingen, p. 46 en 52; Gids Mus. Boymans, Rotterdam 1951, no 945a; afb. in MBK, 1929, p. 5.
Tent.: Buffa, A'dam, 1904, no 34 (cf. W. Vogelsang, in Onze Kunst, 1904, I, p. 186); Pulchri Studio, Den Haag, 1928, no 59 (cf. MBK, 1929, p. 6); Mus. Boymans, Rotterdam, 23 Dec. '36-25 Jan. '37, no 69; Cen.Mus. Utrecht 1941, no 79.
Herk.: J.H. Jurriaanse, Rotterdam; Mus. Boymans, Rotterdam (bruikleen J.H. Jurriaanse).

130. Affiche voor de Vereeniging ter bevordering van Vreemdelingenverkeer Katwijk aan Zee. Uitgevoerd in zwart Pruisisch blauw, geel; gelaat en hand in terracotta, op wit fond. Over gehele tafereel is op halve hoogte afgeb. stoere figuur van Katwijkse visser, bruin gelaat en profil naar r., donkere haren, in geel wambuis, uit paarse hemdsmouw steekt gespierde rh., welke net omvat. Boven op ag. in sterke contourlijn zwarte zeilschepen op gestileerde halve cirkels der golven.

[pagina 383]
[p. 383]

1901

 

Kleurenlitho; 100 × 70; s.l.o. Toorop; dat.: 1901.

Bijz.: stijl komt overeen met Zielegang langs de Oceaan.
Litt.: Plasschaert, Opmerkingen, p. 46; Plasschaert, p. 40; G. Knuttel, in Meded. van den Dienst voor Kunsten en Wetenschappen der Gemeente 's-Gravenhage, 1920, April, no 1, afl. IV, p. 70; afb. in Ver Sacrum, 1902, p. 63; A. Plasschaert, Muurschilderingen (De Toegep. Kunsten, Rotterdam, 1926), p. 23; afb. in Jo de Jong, De nieuwe richting in de kunstnijverheid in Nederland (Rotterdam, 1929, p. 71.
Tent.: Wiener Sezession, Wenen, 1902 (cf. Ver Sacrum, 1902, p. 65-76); Lar. Kunsth. A'dam, 1909, no f.
Herk.: Gem. Mus. Den Haag (inv. 128).

131. Affiche voor het toneelstuk van H, Heijermans, ‘Het Pantser’. Onder groot lichtblauw blok ligt een soldaat verpletterd. Hoofd en handen komen onder dit pantser uit. Donkerblauwe uniform met rode distinctieven zichtbaar. Gelaat, handen en uniform: in zwarte contourlijn.

Litho in kleur (zwart, blauw, rood en geel); 89 × 67; s.l.o. J Toorop; dat.: ± 1901.

Bijz.: het toneelstuk van H. Heijermans, Het Pantser, werd 30 Nov. 1901 opgevoerd, cf. B. Hunningher, Toneel en werkelijkheid (Rotterdam, 1947), p. 174.
Litt.: Plasschaert, Opmerkingen, p. 46; Brom, p. 493; afb. in Wendingen, Mei 1919, p. 5.
Tent.: Lar. Kunsth. A'dam 1909; no g.
Herk.: Gem.Mus. Den Haag.

1902

 

132. Geloof en Loon. In vertrek staat visser, met kroezend haar, ontevreden blikkend, in hand geldstukken. Bij hem staat vissersvrouw met kapje over strak gekamde haren, armen over elkaar geslagen, in ogen vroom vertrouwen. Achter hen gelaat van oude vrouw, aan andere zijde ernstig gelaat van vissersmeisje. Aan de muur afbeelding van Christus achter glas, dat dreigt te barsten, symbool van het aan 't wankelen gebrachte geloof des vissers. Voor raam: zee met zeilschepen; langs strand spoedt meisje zich voort.

T. met waterverf op papier; 103 × 94; s.l.o. J Th Toorop; dat.: 1902.

Bijz.: de voorst. komt in stijl overeen met Zielegang langs de Oceaan.
Litt.: Plasschaert, Opmerkingen, p. 46 en 52; Miek Janssen, Schets over het leven en enkele werken van Jan Toorop, p. 17; Die Weltkunst, 1 Aug. 1952, no 15, p. 18; afb. in Repr. Vorst en Tas, A'dam, no 154.
Tent.: Oldenzeel, Rotterdam, Febr. 1902; Libre Esthétique, Brussel, 1902; Lar. Kunsth. A'dam, 1909, met afb.
Herk.: Museum Wiesbaden; Dr Max Stern (Galerie Stern, Düsseldorf); Dr M. Stern, Dominion Gallery, Montreal (Canada).

[pagina 384]
[p. 384]

1902

 

133. Versiering voor het Maandblad ter verbetering der vrouwenkleeding: ‘Schoonheid door Gezondheid’, 1902, Juni, no 3. Beginversiering bij titel van maandblad: naast de letters ‘Schoonheid door Gezondheid’ staat vrouw in japon, met plissé's in vlakke plooien, waarop bloemstengels; vanuit schouders gaan twee brede banden, welke zich met de zwaaiende heuplijn tot lusornament in Jugendstil verenigen.

Houtsnee; 15,5 × 12; s.l.o.J.T.

 

1903

 

134. Boekband voor L. Couperus, God en Goden (L.J. Veen, Amsterdam, 1903), 8o. In midden: titelletters in perspectivisch naar l. toelopende omlijsting. L. in halve ovaal staat naakte vrouw en profil, gebogen hoofd. Langs haar handen rijzen stervormige bloemen.

Litho; 21 × 15; s.r.m.J.T.

Bijz.: stijl is dezelfde als die van de boekband voor L. Couperus, Psyche.

voetnoot1
Men raadplege de lijst van afkortingen op p. 339.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken