Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De andere stad (2009)

Informatie terzijde

Titelpagina van De andere stad
Afbeelding van De andere stadToon afbeelding van titelpagina van De andere stad

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.94 MB)

Scans (0.76 MB)

ebook (2.87 MB)

XML (0.35 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De andere stad

(2009)–Sybren Polet–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Een labyrint


Vorige Volgende
[pagina 183]
[p. 183]

33

Dikke vette regendruppels joegen hem een portiek in van een kledingwinkel waar meer mensen hun toevlucht hadden gezocht, als was het een bovengrondse schuilkelder in vredestijd, regendruppels als zich uitrekkende droppen glycerine, doorzichtige olieachtige kikkervisjes met kleine afwerpstaartjes. Hij keek ernaar. Soms leek het of ze niet neerkwamen, de druppels, maar statische kralengordijnen vormden die in de lucht bleven hangen.

Donder rolde en rommelde vlak boven hun hoofd, als van duizend autobotsingen tegelijk; de meeste schuilenden keken geschrokken schuin omhoog alsof het gebeuren daar concreet zichtbaar was zolang het gerommel duurde, waarna een vertraagde of tweede bliksem volgde, een weerlichten als supersterke cameraflitsen. De weerschijn bliksemde in tientallen spiegelruiten. Typisch stadsonweer, dat hij beleefde als een vorm van geïntensiveerd vermaak. De winkelchef van het kledingmagazijn zette de muzak van de weeromstuit nog wat luider.

Nog een flits in veelvoud en het onweer was even plotseling voorbij als het opgekomen was. In de regengordijnen vielen al grotere gaten, waarna het restant werd opgetrokken.

Het zou hem niet verwonderen als het wegdek, zoals vaker, in de volgende straat droog was. Puur voor zijn plezier had hij er wel eens mee gespeeld: stap terug: regen - stap vooruit: droog. Stadnatuur en kinderspel. Had vanzelfsprekend invloed op je humeur: stadhumeur. Een vorm van cultuur.

Een kudde alpaca's draafde voor hem uit door de Kalverstraat en ontlokte gilletjes aan het winkelende publiek, wollige glimlachjes aan taartjes etende dames in een tearoom.

Zijn stemming verbeterde op slag.

[pagina 184]
[p. 184]

Een zwerm parkieten vloog uit de deuropening van de Bonneterie, alsof ze er sinds de vestiging in opgezette vorm gevangen hadden gezeten en nu de vervlogen tijd moesten inhalen.

Op de brede stoep voor de Munttoren was het druk als op een dorpsplein. Muzikanten natuurlijk. Studenten aan het conservatorium die in de buitenlucht oefenden en daar nog geld voor vingen ook. Een gitarist met een versterker overspeelde alle anderen met zijn weggeworpen decibellen en natuurlijk was er de onvermijdelijke mimespeler die een onbeweeglijk standbeeld uitbeeldde, de arm met open hand naar voren gestrekt - je trof ze op de pleinen van alle wereldsteden aan -, de starre blik in de oneindige verte van de winkelstraat gericht; en kijk, over de wenteltrap van wolken rond de Munttoren klom een klein wolaapje omhoog, nagewezen door een oogappeltje in een wandelwagen met een gekleurd plastic brilletje op.

- Wat zie je dan? vroeg zijn moeder. Maar het oogappeltje hield het aapje wijselijk voor zichzelf, hij kende de reacties van de mensen en zei: - Tata.

- Dan is het goed, zei de moeder.

Vlak langs hem voerde een vrouw aan een touw een man met zich mee alsof ie een koebeest was dat ze naar de wei bracht. Ook hem keek het oogappeltje na en wees.

De vrouw was een jaar of vijfenveertig, vijftig, proper gekleed naar de mode van twintig jaar geleden, maar met een vroegoud gezicht. Op de hoek bij de bloemenmarkt hield ze stil, waarna ze de man, die zo te zien debiel was en duidelijk jonger dan zij, onder het ongelovige gelach van de toeschouwers een berliner bol voerde, er hapklare brokjes van afbrekend. Na hem even over de rug geaaid te hebben en haar vette handen aan zijn bontjasje afgeveegd, beval ze hem te dansen.

En de idioot danste, danste als een beer, logge onhandige voetbewegingen makend en met zijn bovenlichaam wie-

[pagina 185]
[p. 185]

gelend, wat het beoogde effect sorteerde en munten in de hoed deed regenen.

- Dansen! riep ze. Dansen!

En de beer danste, rinkelbelletjes om zijn enkels en hals. Op zijn lippen verschenen wat speekselbelletjes en zo nu en dan bubbelden er klanken uit de mondspleet die op woorden leken.

- Dans! riep ze, met een kleine zweep klappend en hem zo nu en dan een suikerklontje of een ander stukje snoepgoed in de mond stoppend, waarop hij kwijlend begon te kauwen. Toen zijn bewegingen te traag werden pakte ze met haar hand, dezelfde waarmee ze het touw vasthield, een afstandsbedieningapparaatje uit haar jaszak en knipte naar hem als was hij een tv-apparaat; en meteen begon hij weer als een wildeman te hossen en te springen en met zijn voeten te stampen. Zapp, zapp. Al wilder en wilder ging hij tekeer, de haren voor zijn glansloze ogen, de wijduitstaande oren flapperend als olifantsoren. Maar in plaats van medelijden te hebben begonnen de mensen te lachen. Zapp, zapp.

En toen, plotseling, bleef hij stokstijf staan, wachtte enkele seconden, opende toen zijn mond en begon te brullen, hoewel zij hem dit nooit geleerd had. En hoe ze ook zappte, de beer brulde tot hij alle omstanders op de vlucht dreigde te jagen. De vrouw hief haar zweepje en sloeg op hem in. Maar de beer bleef brullen.

Om hem heen leek het donker te worden, een uur of zes te vroeg, als een soort lokale avond. En op dat moment drong het pas goed tot hem door dat de man - haar zoon? - weliswaar een dansende idioot was die voor beer speelde, maar dat zijn gebrul echt was, zo echt dat het zelfs zijn dompteur schokte; hem joeg het de rillingen over de rug en dit deed het nog toen hij al een halve straatlengte verder was.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken