Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De noodzaak van het overbodige (2014)

Informatie terzijde

Titelpagina van De noodzaak van het overbodige
Afbeelding van De noodzaak van het overbodigeToon afbeelding van titelpagina van De noodzaak van het overbodige

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.04 MB)

Scans (3.14 MB)

ebook (2.94 MB)

XML (0.40 MB)

tekstbestand






Editeur

Laurens Ham



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De noodzaak van het overbodige

(2014)–Sybren Polet–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

36

De duim

De duim is het eerste uitstekende lichaamsdeel dat ons genot verschaft en uitgerekend op die duim mogen we niet zuigen.

Wie op zijn duim zuigt fantaseert, schept zich een fantasiewereld. En ook dat wordt niet toegestaan door volwassenen. Wellicht is deze genotontzegging de werkelijke bron van onze ‘castratie’-onlust.

De kinderlijke repressie vindt vooral plaats in de orale fase: eerst wordt het kind de borst - of fopspeen - onthouden: de borst als verboden terrein (wordt de verboden duim later ook als verboden tepel of begeerde fopspeen ervaren?), daarna de overheerlijke duim zelf, met alles waar die voor staat. (Een

[pagina 71]
[p. 71]

tijdlang is het ook de grote teen die als duim fungeert.)

Vervolgens, in de anale fase, wordt de boreling opnieuw iets ontnomen wat van hem zelf is, ja dat wezenlijk deel van hem uitmaakt (de bolus of drol, die vaak nog op een duim lijkt ook): je mag er niet mee spelen en je mag hem niet in de mond stoppen.

Ten slotte, in de genitale fase, mag althans de jongen niet spelen met zijn andere uitsteeksel dat genot verschaft; hij moet opnieuw bang zijn dat het hem afgenomen wordt.

Het ‘castratie’-complex, dat dus verder teruggaat dan de genitale fase, aardt misschien vooral in een duimcomplex, want het is en blijft een complex.

Zo ook bij dichters: zij zijn permanent bang dat hun de pen wordt ontnomen, zoals ze eveneens vaak bevreesd zijn dat deze droog komt te staan, althans in de voor-computerfase. Waar zijn ze nu bang voor? Voor de delete-toets en een onbeheersbare vinger?

 

*

 

Het recht van bestaan van hyperpersoonlijke lyriek.

Tenslotte werken sommige inrichtingen voor geestelijke gestoorden ook 1 op 1, een heel ziekteleven lang, en dan doet het er niet toe wat het kost. Zelfs de slechtst verkochte dichters werken beter dan 1 op 1 en ze krijgen daarvoor oneindig minder dan de mentaal zieke of ziekenverpleger. Toch geldt in beide gevallen dat ze goed en vakbekwaam moeten zijn, ik bedoel als (ver)pleger én als zieke.

 

*

[pagina 72]
[p. 72]

Oertaal

En dan de oorsprong van de taal: de grote vraag die de taal zichzelf stelde nadat er taal was.

De Egyptische farao Psammetichus (664-610 v.Chr.) zocht achter de oertaal te komen door twee kleine kinderen in de bergen in absoluut isolement te houden: ze werden toevertrouwd aan een verzorger die gedood zou worden als hij ook maar één woord in hun nabijheid uitte.

Het verhaal luidt dat het eerste woord dat de kinderen spraken bekos was, dat in het Frygisch ‘brood’ bleek te betekenen.

Daar deze taal sinds lang uitgestorven was concludeerde men dat Frygisch de oertaal geweest moet zijn.

Soortgelijke experimenten met kleine kinderen werden in later eeuwen uitgevoerd o.a. door James iv van Schotland (vijftiende eeuw) en Frederik ii van Hohenstaufen (1194-1250). De kinderen van de eerste bleken vloeiend Hebreeuws te spreken, die van de tweede stierven voor ze aan taal toe waren: kinderen opgeofferd aan de taalwetenschap.

(In de moderne tijd is men minder gaan zoeken naar de oertaal als wel naar een eindtaal.)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken