Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De noodzaak van het overbodige (2014)

Informatie terzijde

Titelpagina van De noodzaak van het overbodige
Afbeelding van De noodzaak van het overbodigeToon afbeelding van titelpagina van De noodzaak van het overbodige

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.04 MB)

Scans (3.14 MB)

ebook (2.94 MB)

XML (0.40 MB)

tekstbestand






Editeur

Laurens Ham



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De noodzaak van het overbodige

(2014)–Sybren Polet–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 181]
[p. 181]

102

Tegenstelling en paradox

Ook de opdracht van het culturele denken is: ernaast te denken en niet uitsluitend in Ideeën en concepties, laat staan teleologisch te denken of denkstelsels te construeren van louter archimedisch-metafysische steunpunten, methodologische acupunctuurpunten.

Ernaast denken en ontdenken is ook denken en dat zal vaak naast het bestaande zijn. Voor het individu houdt dit in de sprong uit de Idee, de abstractie, het cyclische, het dwingende organisatieprincipe, ook al maken we zelf deel uit van die Idee (onder andere van het idee Mens) en dat organisatieprincipe.

De sprong hier is die van het onpersoonlijke in of naar het persoonlijke, van het onbewuste naar het bewuste en dat is zowel een reddende als een culturele sprong, en onder bepaalde voorwaarden een ethische.

Eigenlijk gaat het om een sprong zowel in als uit het onbewuste, of beter, van een ononderbroken heen en weer springen, zoals er ook sprake is van een sprong uit en in ‘de’ taal.

Toch is het niet de taal die spreekt in ‘een’ mens (Foucault), maar zijn taal en daarnaast nog iets anders, iets wat zich niet altijd in woorden laat vangen en coderen of wat tussen de woorden spreekt. (Het is ook niet zijn ‘Andere’ dat spreekt, want dat zogenaamd Andere is hij.) Ook al heeft de taal de mens gemaakt en al spreekt de taal in het dagelijks leven veelal (in) een mens, dit houdt niet in dat uitsluitend de taal het individu zou bestemmen, want het scheppende individu maakt dat óók zijn taal hem maakt, een wederzijdse beïnvloeding die doorgaat tot het einde, d.i. tot aan de ontbinding van de privétaal, na een miljoenenvoudige terugval in de taal van het onbewuste.

Het resultaat van scheppend taalgebruik van welke aard ook is

[pagina 182]
[p. 182]

niet dat de mens of het individu ‘verdwijnt’ (Foucault), maar dat hij verschijnt en wel op variabele wijze, als transformationele mens. (De individueel-menselijke verdwijnactes van structuralisten als Foucault en Lacan zijn te eenzijdig en anti-creatief. Bovendien bestaat het onbewuste niet alleen maar uit taal (Lacan), noch maakt het onbewuste, evenmin als de droom, gebruik van een grammatica: het brein in zijn onbewuste of voorbewuste staat selecteert wel neuronaal-hiërarchisch, maar structureert nevenschikkend.)

De taal en de mens (zijn brein) realiseren zich wederzijds, wat ruimte laat aan het individu, zij het een beperkte.

Het tweede fundamentele bezwaar tegen structuralistische theorieën als de bovenstaande is dat ze, evenals de maatschappij dat vaak doet of beoogt, de mens te zeer tot tegenstelling van zichzelf maken, althans theoretisch; zeker van de creativiteitstheorie en de werking van het brein uit gezien is een te scherpe scheiding tussen subject en object niet houdbaar; hier de identiteit tussen die twee te onderkennen is iets anders dan het klassiek-filosofische identiteitsdenken aanhangen.

Leven en denken bewegen zich tussen identificatie en differentiatie, tussen het zoeken naar identiteit, het ervaren ervan en het ontwijken, de oplossing ervan; tussen ik en het, of tussen Ix en Ex. Ik is een ander, niet alleen een ander ik, en jij is weer een ander.

Kierkegaard: ‘Zolang ik leef, leef ik in tegenstellingen’, maar vooral ook tussen tegenstellingen: psychologische, culturele, sociale.

Kierkegaard schrijft terecht niet - ook al hanteert hij als goede en vooral goed-christelijke negentiende-eeuwer graag de paradox - dat hij in paradoxen leeft. Hij leeft in tegenstellingen en hij denkt in paradoxen, want de paradox is door de menselijke geest geschapen: het zijn tegenstellingen die de mens zelf oproept, of liever waarmee hij zich niet wenst te verzoenen, niet mee wenst te leven en die hij nu in een paradox pro-

[pagina 183]
[p. 183]

beert te ontkrachten of op te heffen. Maar paradoxen kunnen alleen opgeheven worden door de natuurlijke tegenstellingen te erkennen als normaal, of door onszelf, door de menselijke geest, op te heffen. Met tegenstellingen moeten we (leren) leven, met paradoxen hooguit leren omgaan, in geverbaliseerde vorm.

Ook de zen-koans behoren hier in feite toe: het zijn enigszins uitgerekte metaforen. Het doel ervan is de geest te ontrukken aan logica & syllogisme en via creatieve replieken terug te voeren naar het prelogische, het spontane, de bewustzijnswereld van ongescheidenheden en indifferenties, of de identiteit tot stand te brengen tussen gedachte en handeling (denker). Dit overigens in tegenstelling tot de - typisch westerse - paradox, die geen wezenlijke opheffing van (schijn)tegenstellingen nastreeft, alleen een tijdelijke; in feite handhaaft de (schijn)tegenstelling zich in en door de verbale paradox.

Kierkegaard: ‘Zolang ik in de tijd leef is het identiteitsprincipe een abstractie’; anderzijds schuilt onvolmaaktheid niet zozeer in het bestaan van het tegenovergestelde van iets, als wel in het feit dat men ‘niet in staat is een ding en zijn tegendeel tegelijk te zien’ (Dagboeken, v a 68 en IV a 57).


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken