Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De poppen van het Abbekerker Wijf (1983)

Informatie terzijde

Titelpagina van De poppen van het Abbekerker Wijf
Afbeelding van De poppen van het Abbekerker WijfToon afbeelding van titelpagina van De poppen van het Abbekerker Wijf

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.87 MB)

Scans (7.59 MB)

ebook (2.92 MB)

XML (0.31 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De poppen van het Abbekerker Wijf

(1983)–Sybren Polet–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 175]
[p. 175]

Situaties & Variaties/Veranderingen I

(1)

In de Nacht van de Poëzie werd haar baby geboren. Als ideale lezer noemde zij hem naar de geestelijke vader die ook háár geestelijke vader was. Zo kwam, op afstand, toch een bevredigende relatie tot stand, die, tot op zekere hoogte, van een ander geluksgevoel niet was te onderscheiden.

 

En zij: - Toen ik nog geen eigen kamer had, had ik al wel een eigen boek.

- Zo jong al?

- Zo lang al.

Zij noemde het daarom met een letterkundige woordspeling Baas in eigen Boek. Want het wás haar eigen boek. En misschien was haar baby wel een woordspeling, of een zetfout, of een verspreking. - Misschien ben ik zelf wel een kwestie van semiologie, zei ze. Iedereen is tenslotte het produkt van zijn taalomgeving. En wat haar taalomgeving was, daarover bestond geen twijfel.

 

- Een boek is de werkelijkheid niet.

- O nee?

[pagina 176]
[p. 176]

- Ben jij dan 'n boek?

- Ben jij werkelijk?

 

- Hij bewaart zijn kinderen in zijn mond als loodsvisjes.

- Je bedoelt zijn woorden?

- Nee.

 

- Hoe mooi is dit. Hoe mooi!

- Mooi?

- Heel mooi, ja. Moe en mooi.

- Vind je dit werkelijk mooi?

- Als het werkelijk is zoals het er staat, ja.

- Vraag het aan S, vraag het aan H, vraag het aan mij.

- Mooi?

- Ja, mooi, mooi.

- Heel mooi?

- Ja, mooi... moe en mooi.

 

- Bij mij gaat de hele literatuur in een holle kies.

- Bij mij de hele wereld.

- Dat is aan je te zien.

- Wat bedoel je daarmee?

- Precies wat ik zeg.

 

- Er zit geen ontwikkeling in.

- Waar niet in?

- In de in. En evenmin in de ing.

- En in de ont?

- Niet in de ont en de na, noch in de o en de a.

[pagina 177]
[p. 177]

- Waar ben je geweest?

- In nummer 7.

- Ook in nummer 10?

- Ja, ook in nummer 6.

- En in nummer 8?

- Ook in nummer 5 plus en in de letters A en P.

- Wat heb je ervaren?

- De 7 en de 6 en de 5+ en de letters A en P.

- En hoe was het?

- Wat bedoel je?

[pagina 178]
[p. 178]

(2)

- Zo ben je net een bijziende opticiën.

- Jij 'n halfblinde keisnijder zonder bril.

- Jij 'n dronkaard die nog nooit sterke drank gedronken heeft.

- Jij 'n bedelaar die zijn aalmoes steeds bij zichzelf moet halen en hem niet krijgt.

- Jij 'n agrariër die gras teelt op de rug van een koe.

 

- Ik dacht, wat een vervelende dag vandaag, laat ik de radio 's aanzetten en zien of er iets leuks te beluisteren valt. En toen drong het pas tot me door dat ie de hele tijd al aanstond.

 

- Sta ik op een middag naar zo'n waterpasbelletje te kijken, begint het belletje plotseling te hellen, steeds verder, steeds verder... Als ik doorkrijg wat dit inhoudt begin ik te gillen, zo hard als ik nog nooit gegild heb.

 

C.B. zegt: - Je hebt natuurlijk gelijk, maar daarom valt er met jou ook niet te praten.

[pagina 179]
[p. 179]

T.P. zegt: - Ik praat liever over een (gelijkelijk) verdeeld gelijk, een uitgesteld gelijk of een voorwaardelijk gelijk.

- Praat dan, zei ze, en blijf praten.

 

- Laatst kreeg ik iets kado en echt, ik wist niet wat me overkwam!

- Ik heb in m'n leven nog nooit iets kado gekregen.

- Wie wel?

- Jij.

- Ja, maar dat is dan ook bij die ene keer gebleven.

 

- Kijk ik op een morgen naar m'n vingers, zijn ze bruin van de nicotine. Terwijl ik niet eens rook! Wat is er in godsnaam met me gebeurd? Wie heeft er in mij gerookt of met mijn vingers gerookt?

 

- Komt er een wildvreemde gast met een pistool in zijn hand het café binnen en vraagt: Heb jij Mannie X gezien?

Nee, zeg ik.

Dan schiet ik jou maar dood, zegt hij en schiet mij dood.

 

- Kom ik op een middag op mijn werkkamer, ligt er een heel boek op mijn buro, in mijn handschrift. Wie heeft het in godsnaam geschreven, of wie hebben het met mijn hand en mijn hoofd geschreven?

[pagina 180]
[p. 180]

En toen, ineens, drong het in al zijn verschrikking tot mij door dat het NIETS ook nog iets anders is dan zomaar niets.

En de kat van Bert (Bird?) die terugkeert van gisteren, speelde, net als ik, met dit NIETS.

Alleen, hij wist het niet.

[pagina 181]
[p. 181]

(3)

Nacht. (Toen.) Slaap als een laaghangende wolk onder het dak -

drijft

verder.

Hij: - Huil je of regent het?

Zij: - Ik regen.

En hij: - Regen maar, toe maar.

En de wind woei weer uit allevier kamerwanden tegelijk, woei.

En zij: - Spreek me, spreek me warm.

En hij: - Spreek me, verspreek me.

En we praatten, uren- & urenlang, een verleden lang.

Pas tegen de morgen waren we er weer, uitgewoed & moe als proza.

 

- Het is als willen stilstaan op een roltrap: je moet lopen om te kunnen blijven waar je was. En als je naarboven wilt, omdat je iets vergeten hebt bijvoorbeeld, kom je met iedere stap weer op je uitgangspositie terug: je haalt het nooit.

Omhoogstijgende mensen op de trap naast je lachen.

[pagina 182]
[p. 182]

- Nog steeds wordt er in waanzinnige mate gestorven.

- Dag in dag uit, minuut in minuut uit.

- En nog steeds is iedere dood alleen goed voor een volgende dood?

- Je zegt het.

- En ieder woord voor het volgende woord?

- Je hoort het.

 

- Die man is net een kunstmens.

- Van plastic?

- Nee.

- Van hout?

- Weet ik niet, misschien van een stof die nog niet bestaat.

- Hoe weet je dan dat 't een kunststof is?

- Omdat ie op vlees lijkt.

 

- De muizen knagen aan je tenen, voor je van stro bent.

- Waar je zelf bijstaat?

- Waar je zelf bijstaat. Je hebt het pas door als het te laat is.

- Je hoort het geritsel niet eens.

- En voelt niets?

- Alleen een zacht gekriebel, een gewriemel in je als van honderd staartjes, dat je doet giechelen en lachen, je weet niet waarom.

- Het is als een winterdag in je jeugd, op zolder, waar het hooi van de konijnen ligt. Het licht valt door het kleine dakvenster, wind blaast door de reten, een tak tikt te-

[pagina 183]
[p. 183]

gen de dakpannen als een vogelsnavel en ergens ritselen muizen.

- Ja?

- Dat was een andere dag.

- Dat was een andere tijd.

- Dat is geen tijd.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken