Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Stadgasten (2009)

Informatie terzijde

Titelpagina van Stadgasten
Afbeelding van StadgastenToon afbeelding van titelpagina van Stadgasten

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.96 MB)

Scans (7.05 MB)

ebook (3.20 MB)

XML (0.35 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Stadgasten

(2009)–Sybren Polet–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 177]
[p. 177]

Droomsel, vormsel en de doem van de sibbelings

Er zijn nog veel meer groepen, zei Melina, waarvan je waarschijnlijk nog nooit gehoord hebt, ondergrondse en openbare maar publiciteit schuwende, waaronder de nodige die krant noch tv noch zelfs stads-tv gehaald hebben, niche- en eilandbewoners binnen de stad, waarbij de eilanden, vaak niet groter dan één huis of een latrelatie als een soliton door de metropool drijven, in een tempo van zeg 1 cm per dag zonder een spoor na te laten en zonder er zelf door beïnvloed te worden.

- En jij kent ze wèl?

- Enkele, lang niet allemaal. Ik stuit er soms op als ik mensen ondervraag in verband met een artikel over een ander onderwerp; ze hebben het meestal van horen zeggen, maar ook wel zijn het hun eigenste buren. Praktisch onder je neus bloeien de gekste religies en sekten op; sinds God dood is is alle bijgeloof toegestaan, tieren denkbeelden welig waarin de aanhangers zelf nauwelijks geloven, alleen graag willen geloven of zelfs dat niet, het hoeft alleen maar leuk te zijn.

- Een goede reden, zei ik.

- Je hebt er ook serieuze bij, zei ze, vooral sociaal georiënteerde en zelfs nog enkele socialistische en socioanarchistische, je vertrouwt je oren soms niet; ook subwetenschappelijk ingestelden, ja.

Laatst kwam ik in contact met een groep linguïsten die de taal wilde veranderen, nou ja, bijstellen, want zo gek wa-

[pagina 178]
[p. 178]

ren ze niet dat ze meenden de taal te kunnen vernieuwen; daarvoor was het te laat en o, voorgoed te laat.

Maar de maatschappij zou wel zeer gebaat zijn bij het verfijnen van normerende begrippen en zo; het onheil dat vals woordgebruik en metaforisch geruis aangericht hadden was een rampzaal. Ook oorlog en genocide berustten vaak op slordig taalgebruik en God bijvoorbeeld was in de eerste plaats een machtig of machteloos woord en dan zeker niet het Woord.

- Voor 't eerst gehoord, zei ik ironisch.

- En vervolgens verwachten ze dat de wereld er zich naar zal voegen, naar die taalingrepen?

- Amper. Die gedachte speelt nauwelijks een rol. Het uitdenken is primair en als er iets tot de wereld doordringt, prima, maar niemand rekent erop. De wereld staat min of meer vast, het denken niet. Aan de taal kan alleen nog in de marge gesleuteld worden. Wat rest is de mogelijkheid van dubbeltaligheid voor liefhebbers, wat kan leiden tot een vrolijke schizofrenie, de ‘fröhliche Schizo’ die in zijn vrijetijdsdenken bouwt aan een onzichtbare stad in de stad waarin een andere taal gesproken wordt, een die misschien wel op poëzie lijkt, een openbare geheimtaal. Is tenslotte het hele leven en de hele evolutie geen spel, zij het vaak een spel op leven en dood? - taalspel als ‘gezelschapsspel’ zoals ze het zelf spottend noemen, een waarvan de regels nog niet helemaal vaststaan, woorden als springende genen. Ze beginnen er nooit uit zichzelf over, maar als je ernaar vraagt gaan de sluizen open voor het spraakwater.

- Ik ga een keer mee, zei ik.

- Neem dan een paar nieuwe woorden mee, zei ze, dat zullen ze op prijs stellen. Bedenk ze of jat ze bij dichters.

 

- Weet je, zei ze, aan zulke uitzinnige ideeën raak je op den duur gewend, ja zelfs verslaafd, zoals je aan vreemde prik-

[pagina 179]
[p. 179]

kels en stoffen verslaafd kunt raken. - Neem die Julius Kastoor, waarvan je misschien gehoord hebt. Ik heb eens een lezing van hem bijgewoond en merkte toen hoe gevoelig, nee receptief, nee suggestibel ik voor die dingen ben geworden.

- Wat voor dingen?

- Hij vertelde dat hij op sommige mystiek aandoende momenten - materiemystiek noemde hij het - niet alleen de myriaden cellen en moleculen in zijn lichaam kon voelen wriemelen, maar zelfs de atomen en de vacuümdeeltjes binnen de atomen ervoer - die vacuümdeeltjes zijn onnoemelijk kleine leegtes, net als quarks en zo, maar dan leger, waarin ononderbroken nog kleinere elektromagnetische microgolfjes opduiken die meteen weer verdwijnen in het niets waaruit je dus ook bestaat. En die triljoenen en triljoenen flitsjes in die biljoenen mini-vacua binnen in je materie kun je voelen, maar alleen als je heel stil en verstild bent, want het zijn zeer zwakke impulsen.

We bleven doodstil zitten en brachten de stormen en stromen in ons tot bedaren, verstilden ons in een ongekend kort uitgerekt moment dat daardoor tijdloos leek of liever tijdstil. - En verdomd als het niet waar is, na enige tijd meende ik inderdaad iets te voelen zoals Julius Kastoor het beschreven had. Het was een wonderlijke sensatie die wel iets weghad van de schichten tussen de polen van een elektriseerapparaat die we vroeger tijdens de natuurkundeles opwekten, alleen enorm veel kleiner en ook proefde het een beetje als die onbeschrijfbare smaak op je tong als je aan de polen van een zakbatterij likte. Stroomkorreltjes. Geraspte elektronen. En nu die vacuümpuntjes dus, golfdeeltjes, tijdpartikels die in mij wriemelden, al intenser en intenser, tot ik een standbeeld vol mieren leek, vacuümmieren, nee eerder nog of ik dankzij die vacuümmieren leefde, het was een krankzinnige ervaring en het allerelementairste dat ik ooit gevoeld heb.

[pagina 180]
[p. 180]

En tegelijk dacht ik, het zouden ook woorden kunnen zijn die in mij wriemelen, want dat doen ze altijd. Maar op het moment dat ik dit dacht was de sensatie al weer verdwenen en voelde ik mij een lege huls.

Sindsdien probeer ik dat gevoel opnieuw op te roepen. Tevergeefs. Waarmee ik maar zeggen wil...

Ze leunde achterover en ademde ontspannen een stroom licht geïoniseerde partikeltjes uit.

- En dan zijn er de sibbelings, zei ze, die koesteren ook een mythe, maar het is niet zoiets als een zinnebeeldige scheppingsmythe, beginnend met Adam en Eva - of Eva en Evo - of een antischeppingsmythe eindigend met de synthetische mens die niet meer de gebreken van de oude Adam met zijn onmiskenbare animale en hominide trekken zou vertonen, maar een complete ontscheppingsmythe.

Het verhaal kende alle mogelijke variaties, afhankelijk van het karakter of de stemming van de verteller. Maar altijd ging het om de ten ondergang gedoemde mens, de verloederde yahoo die zijn eigen opheffing bewerkstelligde en dat terecht; hij deed het met wijdopen telescopische ogen. Dat was het wat ze hun kinderen leerden. Zo werd het einde der tijden bijvoorbeeld voltrokken via een al krachtiger en resistenter wordend virus waarvoor geen antivirus meer ontwikkeld kon worden. Ook zou het optreden mogelijk zijn van een zelfstandig geworden en autonoom opererend computer- en tv-netwerk dat alle kabelsystemen van de wereld omvatte en dat na een moreel aandoend, langzaam groeiend besluit - via internet of de digitale globale snelweg - alle computers, tekstverwerkers en tv-toestellen als evenzoveel bommen deed ontploffen en de mensheid in een punt van tijd vernietigde als in een gigantische Ragnarok. Maar wat het ook was, in alle gevallen was het iets heel gruwelijks, ja iets uiteindelijks - het ontploffen van je tvtoestel kon je zelfs tijdens het kijken naar de Mini Play-Back Show overkomen - en aan de neergeslagen ogen van de klei-

[pagina 181]
[p. 181]

ne rampetampers en sibbelings kon je zien wat voor soort ontscheppingsverhaal hun ouders of bijstandsmoeders hun verteld hadden.

Het voorspelde niet veel goeds voor de wereld en voor het nageslacht, want zelfs als zij het geluk hadden (geluk?) te overleven, dan... in wat voor wereld zouden ze opgroeien. Er bestonden misschien niet eens meer genoeg mensen en junioren om een voetbalelftal te vormen. Wat had het leven dan nog voor zin? Aan hun ouders konden ze het niet vragen, want zij waren het juist die de verhalen vertelden, de grote en de kleine. En de lust om zelf verhalen te bedenken was hun compleet ontnomen, zelfs het kleinste verhaaltje kwam niet meer in hen op.

Het was een treurig stemmend verslag en hij besloot ter plekke om er iets aan te doen, bijvoorbeeld zijn lidmaatschap opzeggen van internet of permanent zijn computer uitgeschakeld laten, opdat hij niet tot de algehele vernietiging van de wereld en van het voetbalgebeuren zou bijdragen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken