Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De steen (1974)

Informatie terzijde

Titelpagina van De steen
Afbeelding van De steenToon afbeelding van titelpagina van De steen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.66 MB)

Scans (7.40 MB)

ebook (2.96 MB)

XML (0.24 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De steen

(1974)–Sybren Polet–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 7]
[p. 7]

I

In de stad

De steen lag te trillen van woede.

 

Het was een grote witte steen, die midden op de rijweg lag.

Midden op de rijweg? - Hoe kwam hij daar?

Ja, hoe kwam hij daar?

 

De steen, ook wel kei genaamd, was aan alle kanten mooi glad, mooi gaaf en glad, hoewel men hem nieteens direkt rond kon noemen. Aan de ene zijde iets afgeplat, bezat hij het uiterlijk van een goede gezonde zwerfsteen die meer van het leven gezien heeft dan de tuin of het duin waarin hij voor het eerst aangetroffen werd. Hij had ongeveer de grootte van een gevulde mannenvuist.

Zo te zien verschilde deze steen in geen enkel opzicht van andere wandelende stenen, zwerfstenen, vuurstenen of wat dies meer zij; maar wie scherper toekeek zag, dat zich op zijn witte stenen vel een aantal bizonder fraaie gouden adertjes aftekenden die glinsterden in de zon. De steen was er terecht trots op en liet zich bij zijn weinige ontmoetingen met soortgelijke stenen niet weinig op dit bezit voorstaan.

Trouwens, als het maar zo'n doodgewone straat- of tuinsteen was geweest zoals er miljoenen en nog eens miljoenen op de wereld ronddolen hadden we hem niet uitgekozen voor een verhaal, dat is duidelijk.

Werd hij bijvoorbeeld aangesproken op een toon die hem niet beviel, dan wentelde meneer zich heel onopvallend zó, dat de een of andere verdwaalde manestraal, of als het dag was zonnestraal, op zijn gouden adertjes kon gaan spelen.

In de meeste gevallen was het dan meteen in orde. De vreemde steen begon te stotteren en werd op slag beleefd.

- Neemt u mij niet kwalijk, zei deze dan, maar... En er volgde een lang vriendschappelijk gesprek over dingen waar stenen

[pagina 8]
[p. 8]

gewoonlijk belang in stellen: hun huid die ruw werd door de inwerking van het weer, hoe gevaarlijk een drassig weiland kan zijn, of een baksteen wel een echte steen is, enzovoorts.

Maar, vraagt iemand die dit leest, was hij dan hoogmoedig, was hij dan neerbuigend?

Nee nee, dat ook weer niet. Was alleen maar korrekt en wilde behandeld worden zoals hij het anderen deed. Goed.

 

Maar nú, vandaag, lag de steen te trillen van woede; hij lag zich geweldig op te winden. Wie zou dat ook niet doen wanneer er een fietswiel of een zware vrachtauto over hem heenging! Dit was hem nog nooit overkomen.

Hij keek met zijn door drift vertrokken stenen oogjes om zich heen. Flop! daar werd hij overreden door een fiets.

De steen hoorde niet hoe de fiets zelf ook een lelijk woord mompelde, daarvoor ging hij teveel in zijn woede op. Flop! een melkwagen. Hij zou... Flopflop, een auto, flopflop, een motor.

De steen dacht dat hij uit elkaar zou springen van verontwaardiging. Hoe durfden ze. Het was nog niet eens zozeer dat die rubberwielen hem pijn deden, al heeft een steen een even goed gevoel als een mens en een plant, maar zijn gevoel van eigenwaarde was gekwetst. Diep gekwetst.

Eerlijk gezegd voelde hij de meeste schokken nauwelijks, echt onaangenaam was alleen de dreun die het harde wiel van een bakkerskar in hem veroorzaakte.

De steen beheerste zich. Met kwaad worden bereikt een steen niets. Ook was hij veel te bang uit elkaar te zullen spatten, want eens, honderden jaren geleden, had hij het zien gebeuren: zijn stenen lichaam zou in hele kleine atoompjes uiteenvliegen, in stofjes nog fijner dan zandkorrels en dan zou hij als steen gewoon ophouden te bestaan. - Nee, daar voelde hij niets voor.

Hij beheerste zich dus. - Flopflop.

Kalm blijven nu.

De steen rolde langzaam maar vastbesloten in de richting van de stoep. Flop. Het ging zó in zijn werk: Vlak boven de grond stulpte de steen een soort voetje, een wit voetje van steen, dat zich van achteren schrap zette en de romp een klein opduwtje

[pagina 9]
[p. 9]

gaf in de richting waarheen hij rollen wilde. De toch al buikige romp werd dan topzwaar, helde naar voren en kantelde. De steen was nu 1 steenlengte gevorderd. Vervolgens stulpte hij opnieuw een wit voetje, zette zich schrap, maakte een dikke buik en liet zich vallen. Enzovoort.

Gelukkig bleek de straat glad, zodat er geen bizondere moeilijkheden te overwinnen waren. Behalve dan natuurlijk - flopflop - die nare gummiwielen.

De steen vorderde gestaag en veroverde decimeter voor decimeter de lange hopeloze weg naar de stoep. Twee driemaal schoot hij met een vaart onder een fietsband vandaan, precies in de richting waar hij zojuist vandaan gekomen was. De derde keer zelfs belandde hij vrijwel op zijn oude plaats. Het was om moedeloos te worden.

En de straat was zo breed.

En de wielen volgden zo snel op elkaar.

 

Eindelijk, dat wil zeggen, na nog twee uur vlug voortbewegen, bereikte de steen de stoep. Hij nestelde zich in de goot, in de schaduw van de stoeprand, en liet zich met een gevoel van welbehagen afkoelen. Door al dat opwinden en kwaad worden was hij danig warm geworden. Hij had het gevoel vuurrood te zijn en te gloeien als een lampion.

Nu is het zo, dat een steen niet vlug warm loopt, maar ìs hij eenmaal warm dan kan het uren, ja zelfs dagen duren voor hij zijn normale temperatuur terug heeft.

Naast zich hoorde hij een klein piepstemmetje.

De steen stulpte een oogje en keek naar beneden. Het was een kleine giechelende kiezel, die hem nieuwsgierig opnam.

- Dat viel niet mee, hè, zei de kiezel. Het heeft je minstens drie uur gekost om hier te komen.

- Nee, zei de steen, dat viel zeker niet mee.

Hij wentelde zich heel onopvallend op zijn zij om zijn gouden adertjes beter te doen uitkomen. - Maar eerlijk gezegd, ik ben dat wilde moderne stadsleven ook niet gewend.

Het hielp niets; niets. De steen blééf in de schaduw van de stoeprand en de gouden adertjes weigerden te glimmen zonder de goede hulp van de zon.

[pagina 10]
[p. 10]

- Waar kom je dan vandaan? vroeg de kiezel.

De steen zweeg nukkig.

- Luister eens, zei de kiezel, ik heb die kale strepen van jou best gezien maar het zegt me niks. En stel je nu maar niet aan. Ik weet niet waar je geboren bent, misschien wel in een goudmijn, het kan me niet schelen, op 't ogenblik liggen we beiden in de goot.

Nu, daar had onze steen weinig van terug. Hij was allerminst gewend aan de brutale mond van een moderne grotestadskiezel en wist van beduusdheid niet wat hij antwoorden moest. Of was het beter om maar niets te antwoorden?

- Je bent lekker warm anders, zei de kiezel, en hij schuifelde dichter op de steen toe. Lekkeltjes wammeltjes ben je.

De steen kromp in elkaar.

- Nou hoor, zei hij, nou hoor! Laat me nu eerst wat afkoelen, dan kunnen we daarna misschien verder praten.

- Dat hoeft helemaal niet, zei de kiezel, wanneer ik tegen je aan kom liggen koel je vanzelf wel af. En ik word er warmer door.

En hij deed het! Alsof het de gewoonste zaak van de wereld was kwam de straatkiezel zomaar tegen hem aanliggen.

Maar vreemd, de steen moest bekennen dat het niet eens zo onplezierig aanvoelde zo'n koele kiezel tegen je aan. Ook gaf hij toe dat er diepe waarheid school in wat zojuist gezegd was over samen in de goot liggen.

 

Wel, de steen berustte in zijn lot en liet zich dus langzaam, zalig langzaam afkoelen. Door de hitte die hij afstraalde was het straatkiezeltje een beetje slaperig geworden en hield gelukkkig zijn mond. Het lag tevreden naast de steen te doezelen.

Het verkeer op de rijweg raakte hem niet langer. De auto's snorden al toeterend voorbij en deden de grond in de goot zachtjes trillen, maar dat was eerder plezierig dan onaangenaam. Zo nu en dan heeft een steen zulke trillingen zelfs nodig.

Op de stoep, iets meer de hoogte in, liepen de honderden voeten der voetgangers, voeten met grote schoenen, voeten met kleine schoenen, voeten met stokjes of blokjes onder de hak en de blote voetjes van een hond of van een enkele wandelstok.

[pagina 11]
[p. 11]

En geen van die voeten kon kwaad.

Tenminste - dat dacht de steen.

Plotseling zag hij hoe er een kleine blote voet op hem afkwam. De voet daalde vanuit de hoogte op hem neer en greep hem met een handvol tenen vast.

- Kijk eens wat een mooie steen, hoorde hij zeggen. En onmiddellijk daarop: Au, hij is heet!

De tenen lieten hem los en met een plof viel de heteling weer in de goot. Naschokkend over zijn hele lichaam kwam hij, met een lelijke schaafwond op zijn huid, weer tot rust. De steen stond op het punt zo ontzettend kwaad te worden, dat -

- Wat doet zo'n mooie warme steen in een goot, zei nu de stem, die steen hoort hier niet.

Dit te horen deed zijn stenen hart weer goed, onuitsprekelijk goed.

- Het is zeker een zwerfsteen, vervolgde de stem.

Een van de voeten stak een teen uit en hield die vlak boven de huid van de steen. Warm.

- Laat hem maar rustig liggen, besloot de stem, hij zal zeker zijn weg wel vinden.

De teen trok zich terug en de twee stemmen liepen verder.

De rust in de goot was weergekeerd. De steen drukte zich opnieuw tegen de stoeprand aan en begon te dagdromen over de vleiende woorden die hem zojuist ter ore gekomen waren. Van louter zelfingenomenheid vergat hij zelfs zijn schaafwond; hij wist immers dat geen van de gouden adertjes gekwetst was.

De steen peinsde na over de wonderlijke dingen die een steen in een stad overkomen kunnen en wel in zó korte tijd. Honderden jaren had hij nu al geleefd en hiervan waren er soms vele tientallen voorbijgegaan dat er niets met hem gebeurde, absoluut niets. En nu, vandaag, had hij al meer schokkende dingen meegemaakt dan, zeg, in de laatste vijf jaar.

De steen voelde zich bijna gelukkig, ondanks zijn boze bui. Daar zag hij de kiezel weer op zich toeschuifelen, zijn kleine slimme oogjes glinsterend van plaagzucht.

- Meneer de Baron is weer thuis, riep hij al op een afstand, ha die Baron!

De Baron vond het maar zozo. Hij wist niet goed of hij kwaad

[pagina 12]
[p. 12]

zou worden of net doen of hij het leuk vond. Och, hij kon maar beter doen of hij het leuk vond, en echt, het wàs ook wel een beetje leuk.

- Ha, die kiezel, riep hij, kom d'r bij liggen, kom er maar bij liggen, jong.

- Dat laat ik me geen twee keer zeggen, zei de kiezel, één keer is voldoende. Ik hoop, voegde hij er achteraan, dat je nog niet teveel afgekoeld bent.

- Nee, hoor, zei de steen, voel maar. Hij werd helemaal vertederd en ineens, ineens hield hij weer van de wereld, de hele wereld. Hij was ook nog betrekkelijk jong.

- Toe maar, voel maar, zei hij, raak me maar aan.

Maar de kiezel kon nu eenmaal niet sneller. Hij kon die zwerfsteen niet goed thuisbrengen: de ene keer een vriend-huil-maar-niet, de andere keer een jantje lachman die van vriendelijkheid bijna vleugeltjes kreeg.

Nee, dan had hij toch liever een gewone alledaagse stadskiezel. Die kon er wel eens met een oogje naar gooien, maar uiteindelijk wist je wat je aan hem had.

Op hetzelfde ogenblik schoot hij achteruit. Met zijn kleine steenlichaampje duwde hij zich tegen de korrelige stoeprand en zocht als een verschrikte muis naar een gaatje om in weg te vluchten.

In de lucht, vlak boven hem, was een grote zwarte jongensvoet aan komen zweven. De voet scheerde rakelings over de goot en trof de steen, die nog geen 2 tellen tevoren aangeboden had om hem warm te maken, regelrecht in de zij.

- Ik dacht wel dat er iets fout zat, mompelde de kiezel opgewonden; als ik het niet dacht!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken