Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Mengeldichten (3 delen) (1716-1722)

Informatie terzijde

Titelpagina van Mengeldichten (3 delen)
Afbeelding van Mengeldichten (3 delen)Toon afbeelding van titelpagina van Mengeldichten (3 delen)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.14 MB)

ebook (3.07 MB)

XML (0.46 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Mengeldichten (3 delen)

(1716-1722)–H.K. Poot–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 80]
[p. 80]

Ten Huwlyke van den Heere Petrus Nahuis, leeraer van Godts gemeente te Waerder, en Mejoffrouwe Kornelia van Haring.

Aen den Bruidegom.

 
UW heil beklimt een' hemeltrap,
 
O NAHUIS, nu de Min, geviert in alle ryken,
 
't Sieraet der Delfsche jofferschap
 
Voor uw oprecht verzoek doet nygen en bezwyken;
 
Ja eene Armyde, rein van hart,
 
En wiens bevalligheit een snoer van violetten
 
Verstrekt, daer ieder in verwart,
 
Beweegt om u een' krans van mirten op te zetten.
 
Hoe treurde gy in druk en rou
 
Toen, op den groenen rant des klaeren Ryns gezeten,
 
U 't lot begaf der eerste trou!
 
Hoe liet uw predikstoel dat scheiden ieder weeten!
[pagina 81]
[p. 81]
 
De huwlyxmin verzuchtte toen
 
En voelde een hemelsch zwaert den naeusten knoop ontbinden,
 
Wat most uw liefde al moeite doen
 
Om weder vreugt en troost voor 't eenzaem bedt te vinden!
 
Uw teêre spruit leed droeve schâ
 
En kreet om 't onbekent verlies der trouwe moeder.
 
Uw droomen greepen naer uw gâ.
 
Noit korf de kille doot een' levensdraet verwoeder.
 
Maer tyt en lot verkeeren 't al.
 
De zon breekt helder door, na storm en onweervlagen.
 
Hoe juichen bosch en berg en dal
 
Als 't guur saizoen vertrekt voor 't zoet der lentedagen!
 
Uw goet geluk zocht nieuwe kans;
 
Doch smeedde zonder vrucht de gulde huwlyxbanden,
 
Totdat het aen den hemeltrans
 
Voor u een tweede star zagh tintelen en branden.
 
Het wees u naer de schoone stadt
 
Daer Korbulo zyn volk een brede graft liet delven:
 
Dit Sestos sloot uw' waerden schat,
 
Uw Hero in zyn' kreits en hooge praelgewelven.
 
Men denk' hoe ge u vondt afgeslooft
 
Eer gy die schoone bloem in uw priëel verplantte.
 
Wat stroide uw tong al gouden ooft
 
Tot stuiting van den loop dier zedige Atalante!
 
Uw zacht gevlei won endtlyk velt:
 
Zoo weekt een staêge drop de noitvermurwde keien:
[pagina 82]
[p. 82]
 
Zoo kan de byl door lang gewelt
 
Een' schaduwmilden eik van zynen wortel scheien.
 
Wie zou ook, straf en zonder vuur,
 
Den redelyken eisch van zulk een liefde weigeren,
 
En spotten met de minquetsuur
 
Van een' wiens wetenschap en deugt zoo heerlyk steigeren?
 
Mogt dit KORNELIA van 't hart?
 
O neen: zy laet gedwee het trage jawoort glippen.
 
Nu, Bruîgom, denk om leet noch smart.
 
Hoe vloeit uw zaligheit uit die koraele lippen!
 
Al 't koele nat der blanke Schie
 
Zou nu den zuivren gloet der schoone Bruit niet blusschen.
 
't Zweemt al naer liefde wat ik zie.
 
Van liefde kleeven nu haere ongeveinsde kussen.
 
Zoo dit haer brave vader zagh,
 
Die trou ten dienst der stadt zyne ampten hier bekleedde,
 
Hy zegende deez' bruiloftsdagh,
 
En schepte nogh meer vreugt in 't eeuwigh ryk van vrede.
 
Wat blyder feest! wat ryker lot!
 
'k Hoor Ryn en Maes en Schie, o NAHUIS, vrolyk zingen,
 
Terwyl der waere Huwlyxgodt
 
Uw' stam een kroon bereit van erfnakomelingen.
 
My jammert slechts dat deze tyt
 
Geen frisse roozen teelt om in uw zael te stroien.
 
De roos is 't huwen toegewydt,
 
Of haer die 't yzigh hart door liefde doet ontdoien.
[pagina 83]
[p. 83]
 
Doch, stil: dit 's een poëtenvondt.
 
Men moet in dees muzyk geen bastertklanken mengen.
 
Een liefde, rein van aert en gront,
 
Kon met haer klaere vlam dees kuische harten zengen.
 
Maer 'k rek myn bruiloftswys te lang.
 
Heer Bruîgom, zie, ai zie uw lieve Bruit eens lonken.
 
De tulpen gloeien op de wang.
 
Ga heen. de flaeuwe maen is al in 't gras gezonken.
 
Het bruitsbedt wacht u met verdriet.
 
Omhels uw Lief; zoo moet' geen druk uw heil beletten,
 
Dat volge u waer gy balsem giet
 
In Sions hartquetsuur, of dondert met Godts wetten.

Verzaemt den XVIII van Sprokkelmaent MDCCXXI.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken