Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Zanglievende uitspanningen (1788)

Informatie terzijde

Titelpagina van Zanglievende uitspanningen
Afbeelding van Zanglievende uitspanningenToon afbeelding van titelpagina van Zanglievende uitspanningen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.75 MB)

Scans (7.28 MB)

XML (0.26 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Zanglievende uitspanningen

(1788)–Olivier Porjeere–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 17]
[p. 17]

De arend.

 
Het rijk der bontgevlerkte dieren
 
Geeft speelstof voor mijn fluit,
 
Ik kies, voor deeze reis, den grootschen Arend uit.
 
Den Arend staag gewoon te zwieren,
 
In 't ongenaakbaar hoog, waar niets zijn wieken stuit,
 
Verhef ik op mijn dankbre luit.
 
Ik speel, wijl vogels tierelieren,
 
En, bij 't gevlochten bed, de Lentebruiloft vieren.
[pagina 18]
[p. 18]
 
ô Koning van die pluimen draagen!
 
Mijn toeleg is hier niet,
 
Om laf te beuzelen van 't opperst Rijksgebied
 
U door Jupijn in vroege dagen
 
Op vogelen verleend, die fabel baart verdriet;
 
Waar 't oog op de opperoorzaak ziet,
 
Daar schept het Christen hart behaagen
 
Om van Gods wijsheid, in uw grootheid, te gewaagen.
 
 
 
Ik staar op die hoedanigheden,
 
Door God aan u verleend,
 
Waar in zich Wijsheid met Almoogenheid verëent;
 
Gij schijnt de wolken door te treeden;
 
Och! wierd mijn laage ziel aan lastig stof gespeent!
 
Mijn aardschgezindheid word beweent!
 
Gij huisvest nimmer hier beneden;
 
Och! steeg mijn hart om hoog op vlerken van gebeden!
[pagina 19]
[p. 19]
 
Uw sterkte doet uw' vijand beeven;
 
Doch ik heb moed noch kragt!..
 
Maar word ook in mijn zwak de kragt van God volbragt;
 
Dan zal ik 't nooit gewonnen geeven.
 
Door uwe snelle vlugt word traagheid diep verächt,
 
't Ontbreekt me ook hier aan moed en magt;
 
Maar schraagt mijn God het vordrend leeven
 
Dan zal ik snellend naar het ongeziene streeven.
 
 
 
Uw oog kan door de nevels dringen,
 
Daar 't diämantig gloeit,
 
Mijn zielöog, door een wolk van stuivend stof geboeid,
 
Laat zich door dikke walmen dwingen!
 
't Oog word door ongeloof in 't zien te ras vermoeid,
 
En schemert, als de moeite groeit;
 
Gij, moedig in bejegeningen
 
Beschaamt het moedloos hart der treurige aardelingen.
[pagina 20]
[p. 20]
 
Gij spoedt zoo regt, als snel in 't vliegen,
 
Hoe krom is mijn gedrag!
 
Het mangelt mij te veel aan redelijk ontzag!
 
'k Let niet genoeg op 't lokkend liegen!
 
Och of 'er meer bewijs van leeven op mij lag!
 
Hoe zou 't gemoed dan dag aan dag,
 
Bedugt zijn voor het loos bedriegen,
 
En zich door 't blinkend Niet, niet slaapziek laaten wiegen.
 
 
 
Uw scherpe reuk word hoog gepreezen,
 
Men zingt van uw verstand,
 
Gij kiest uw woonplaats bij het stil gelegen strand,
 
Wie kan u op de rots beleezen?
 
Mijn dwaaze domheid neemt te dikwijls de overhand!
 
Hoe moest mijn hart naar 't Vaderland
 
Gekeerd, al 't waereldsch woelen vreezen!
 
En Siöns rots de rots en rust van 't harte weezen.
[pagina 21]
[p. 21]
 
Hij, die u nader meent te kennen,
 
Zegt dat ge uw prille jeugd
 
Door veedren ruil vernieuwt - mogt ik van deugd tot deugd,
 
Al wandlend mij aan God gewennen;
 
Hoe zou dan mijn gemoed, in zulk een God verheugd,
 
Door invloed van die Hemelvreugd
 
(Daar andren in de zonden rennen)
 
Vernieuwd zich spoeden op de geestelijke pennen.
 
 
 
Hoe ongelijk moet ik mij noemen
 
Aan u, ô Hemelvrind!
 
Maar 't geen waar in mijn ziel zich u gelijk bevind,
 
Valt zeer te laaken, nooit te roemen,
 
't Is dat ik, daar gij 't aas als uwe spijs bemint
 
Mij zie al te aardsch- en aasgezind!
 
Zou ik mijn zondig hart verbloemen?
 
ô Neen! die trekken zijn tot in de hel te doemen.
[pagina 22]
[p. 22]
 
ô God! uw eindeloos vermoogen
 
Dat hemelsch leeven doet,
 
Vergun mij, die te veel in drabbige aarde wroet,
 
Door invloed van uw' geest bewoogen,
 
Te zweeven boven 't stof, te zijn daar 'k weezen moet;
 
Gij, die den Arend schiept en hoedt,
 
En in uw woord mij stelt voor oogen,
 
Versterk en trek mijn ziel, dan zal ik U verhoogen.


illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken