Zanglievende uitspanningen

[p. 59]

Mijne toevlucht.

'k Hef mijn hart naar 's Hoogsten troon;
't Godlijk oog ziet naar beneden;

'k Wagt verhooring in Gods Zoon,

Abrams zon en schild en loon:

Hij, getrouw in tegenheden,
Hoort de stille smeekgebeden:

God, met Majesteit bekleed,

Is tot mijne hulp gereed.

[p. 60]

 

Levis priesterlijken drom

 

Zag men zijnen pligt betaalen,

 

't Reukwerk, dat ten Hemel klom,

 

Voegde aan 't Opperpriesterdom;

 

Mijrrhe, Onyche en Galbans schaalen

 

Kunnen bij dien geur niet haalen,

 

Die, in Goëls priesterwerk,

 

Zich verspreid door zijne kerk.

 

 

 

Nardus, Kalmus, Cinnamoom,

 

Uitgezogte Sarons bloemen,

 

Vruchten van den Appelboom,

 

Bij den levendigen stroom,

 

Deeden, ja, de Bruidkerk roemen;

 

Maar zij doelt, met die te noemen,

 

En met vruchten aan haar deur,

 

Op Messias kleedren geur.

[p. 61]

 

Schoschannim, gij schraagt het lied,

 

't Liefdelied op Englenwijzen;

 

Hoor wat ieder Siöniet

 

In zijn Vorst en Priester ziet:

 

Goëls lof moet troonwaart rijzen;

 

Schoonste! wie zou u niet prijzen?

 

Melchizedek sluit mij meê

 

In uw priesterlijke beê!