Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het land, in brieven (1792)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het land, in brieven
Afbeelding van Het land, in brievenToon afbeelding van titelpagina van Het land, in brieven

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

Scans (10.85 MB)

ebook (3.25 MB)

XML (0.39 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

briefroman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het land, in brieven

(1792)–Elisabeth Maria Post–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina I]
[p. I]

Brief aan Margriet, Baronesse van Essen, geborene Baronesse van Haeften.

Gij vraagt mij, Mevrouw, naar het werkje, waarvan onze vriend S.... onlangs eenige bladen aan mijn huis had zien liggen, en van welk ik hem gezeid hadde, dat het door een jonge vrouwlijke hand ware opgesteld, en in korten tijd stond uit te komen.

 

Zie hier wat ik U zeer gaarn op deze vrage antwoorde. - Het boekje is geschreven door eene jonge, onder de schrijvers noch geheel onbekende, Juffer, van welke ik vaststel, dat zij zich wel haast met grooten lof, in ons Vaderland zal be-

[pagina II]
[p. II]

kend maken. Zij bezit een zeer sterk geheugen, een zeer vlug verstand, een zeer levendig vernuft, en een zeer fijnen, zuiveren smaak. Zij heeft het grootste gedeelte van haar leven op het land doorgebragt, en de stilte die zij daar geniet, mer zeer veel ijver besteed, in het beschaven van haren geest, en in het verzamelen van noodzakelijke, nuttige en aangename kundigheden: en dat zij in deze onderneming zeer gelukkig geslaagd is, zal aan het kundig publijk eerlang uit dit haar opstel overbodig blijken. -

 

‘Maar wie is zij dan toch, aangaande welke gij mij met zoo groot eene nieuwsgierigheid vervult?’

 

Het staat mij niet vrij, Mevrouw, U haren naam te melden, zij wil voor als noch onbekend blijven, en afwachten, of onze landgenoten in de vruchten van haren geest eenig genoegen vinden. Zoo zij dat geluk niet heeft, dan legt zij de pen neder, en Gij zult mogelijk nooit weer van haar hooren.

[pagina III]
[p. III]

Zoo veel van haar persoon. - Wat nu haar opstel betreffe: het bestaat in eene reeks van brieven, tusschen verdichte personen gewisseld. Zij beschrijft in dezelve de schoonheden der natuur, in alle de jaarsaizoenen, op het Land, en zulke andere voorwerpen, als zij best, uit hoofde van haar Landverblijf, of hare andere persoonlijke omstandigheden, heeft kunnen waarnemen. Dit doet zij overeenkomstig met haar natuurlijk karakter: vrolijk en bevallig, maar teffens op eene wijze, die haren eerbied voor den oneindigen Schepper en Bestierder der wereld, en voor het Euangelij van den Heere Jezus Christus ongekunsteld aanwijst: zoo dat men deze brieven, zoo wel tot Godsdienstige stichting, als tot eene aangename uitspanning lezen kan.

 

Laat mij U noch eene en andere fraie bijzonderheid van deze brieven mededeelen. - Over het Landleven en de schoonheden der natuur is veel geschreven. Hoe velen van onze dichters hebben daarvan het een of het ander gezon-

[pagina IV]
[p. IV]

gen! Hoe vele buiten- en inlanders hebben ons Poëtischproze opstellen daarvan gegeven. Ik wil den welverdienden lof van sommigen van deze schrijvers geensins verkleinen, om dien van mijne jonge vriendin destebeter te kunnen uitmeten. Maar dat kan men, zonder onrechtvaardig te wezen, van velen hunner zeggen, dat zij de schoonheden, die zij uitbeelden, vinden - niet in de natuur, maar - in de schriften van anderen, die zij voor zich hebben: deze zijn de bronnen waaruit zij scheppen, en van daar komt het, dat men bij zoo velen hunner het zelfde vindt, alleen met eenige verandering van orde, of met bijvoeging van de eene of andere kleinigheid, die eenigzins nieuw is. Zij doen gelijk jonge schilders, die de beelden van hun tafereel uit verscheiden andere schilderstukken, namaken, en uit dezelve een nieuw geheel vormen. Hier van is het, dat men bij hen alleen leest, wat men alreeds bij anderen gelezen had. Onder dat soort van schrijvers behoort mijne vriendin niet. Zij bezit die koenheid

[pagina V]
[p. V]

van geest, die, boven slaafsche navolging verheven, zelf opmerkt en uitvindt. Haar naauwkeurig waarnemend oog zwerft alomme in het ronde, en overal vindt zij onuitputlijke rijkdommen van schoonheden, waar honderd anderen niets vinden. Zij houdt onze opmerking stil, bij voorwerpen, die ons naauwlijks noemenswaardig schenen, en ze worden, onder hare handen, verbazende kunststukken van de wijze en magtige hand, die alles voordbrengt, en in wezen houdt. Ik weet, Mevrouw, dat dit juist in uwen smaak is, en daarom ben ik zeer verzekerd, dat dit Werkje zich zeer spoedig van uwe toegenegenheid zal meester maken.

 

Noch eene andere bijzonderheid heb ik in deze brieven opgemerkt, die ik meen dat dezelve in uw oog, en in het oog, van alle ware kunstrechters lof zal verwerven. - Zij behoren eigentlijk onder dat soort van schriften, dat men sentimenteel noemt. Doch het aandoenlijke, het gevoelige van dezelve is, niet in -

[pagina VI]
[p. VI]

uitroeptekens, - gedachtenstrepen - tedere, helderklinkende woorden gelegen. Toen de Heer Van Schaffelaar mij laatst de eer aandeed, van mij eenige dagen bij zich te huizen, weet ik, dat Gij mij het laffe en belachlijke van zulken schrijftrant, in voorbeelden uit een onzer sentimentele schrijvers, die toen voorhanden was, aanweest. - Mijne Vriendin spreekt in de gewoone beschaafde taal van het gemeene leven. Ik heb woorden in haar handschrift doorgestreken gevonden, die haar maar een klein weinig ongewoon en gezogt schenen. Zij behaagt en roert, niet door ijdele klanken, maar door natuurlijke en eenvoudige beschrijvingen van treffende zaken en waarheden.

 

Zie daar, Mevrouw! mijn antwoord op uwe vraag. - Zoo mijne jonge Vriendin de schoonheden der natuur, op uw bekoorlijk Schaffelaar gekend hadde, dan zouden hare brieven met verscheiden fraaie tafrelen pronken, die zij nu missen: doch ik hope, dat wij die noch eens, door uwe natuurlijke en meesterlijke pen, zul-

[pagina VII]
[p. VII]

len getekend zien. en ik bidde u, dat gij deze mijne hope niet beschaamt.

 

Noch moet ik u melden, dat deze brieven, onder mijne handen, geene verbeteringen of veranderingen van eenig belang ondergaan hebben. Zij hadden dat waarlijk niet van nooden. Alleenlijk heb ik mij met het nazien van de drukproeven belast; eene zaak die voor mijne Vriendin noch geheel en al ongewoon was. De omgang, dien zij voor en na met mij houdt, heeft haar met mijne gedrukte en ongedrukte Oden en Liederen gemeenzaam gemaakt, en dit is mogelijk de eenige reden, dat men hier en daar een stuk of brok uit dezelve in deze brieven zal aantreffen.

 

Noch een verzoek, Mevrouw! - Allart zag gaarn, dat ik eene kleine aanprijzing voor deze brieven plaatste, om dat de hand, van welke dezelve komen, zoo geheel onbekend is. Ik wil hem dat verzoek niet weigeren. Maar zoudt gij mij wel willen veroorloven, dat ik dezen zelfden brief daar toe gebruike? Hij zou

[pagina VIII]
[p. VIII]

dan teffens tot een openbaar bewijs kunnen strekken, van de ware hoogachting, die ik U toedrage, en van mijn dankbaar aandenken, aan de menigvuldige groote weldaden, die ik aan de brave bewoneren van Schaffelaar verschuldigd ben.

 

Vaarwel, Mevrouw, leef, met uwen waarden Egtgenoot, in gezegenden welstand. God beware U, en uwe bezittingen, in de drukkende ongelegenheden van den tegenwoordigen jammervollen tijd, en geve dat dezelve spoedig en gelukkig mogen eindigen. Dan kom ik zoo de Heere wil, ook haast eens weder uwe gunstbewijzen genieten, en U bij monde betuigen, 't gene ik thans door mijne pen doe, dat ik altijd ben en onveranderlijk blijve

 

Uw ootm. en zeer verpl. dienr.

 

A. van den Berg.

 

Arnhem

den 14 van Herfstm. 1787.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken