Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het land, in brieven (1792)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het land, in brieven
Afbeelding van Het land, in brievenToon afbeelding van titelpagina van Het land, in brieven

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

Scans (10.85 MB)

ebook (3.25 MB)

XML (0.39 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

briefroman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het land, in brieven

(1792)–Elisabeth Maria Post–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 211]
[p. 211]

XXXV. Eufrozyne aan Elize.

Den 22 Julij

17-

 

Uw lieve brief, waardste Elize! was mij regt genoeglijk; - hij bevestigt mij in de gedachten, dat gij mij niet vergeet, schoon ik gelukkig ben in de armen van eene andere vriendin, maar uw hart, overtuigd van uwe eigen waarde, en van de vastheid onzer vriendschap, vreest gene verkoeling, en is verheven boven laffe jaloezij. Ik zal dan veilig voordgaan met u mijn zorgenvrij leven afte malen. Ik slijt hier waarlijk gelukkige dagen. De inademing der frisse buitenlucht, de ordenlijke omloop der levenssappen, door eene gedurige beweging veroorzaakt, maakt mij gezonder, dan ik immer was. Ook de treurige dagen zijn hier vrolijk. Dezen dag regende het gestadig. Wandelen konden wij niet; om egter, zo veel mogelijk de vrije lucht in te ademen, schoven wij de ramen open; het ruischen der vette droppelen op het glanzend groen der boo-

[pagina 212]
[p. 212]

men; het lachend geroep van den Koekoek; het vreedzaam gefluit der Meerl, de stervende Zang van eenen enkelen Nachtegaal waren rust instortende muzijk voor ons. Wij lazen intusschen, wij zongen, wij speelden, en bezagen door 't mikroskoop eenige insekten, stof van de vleugelen der kapellen; en meer wonderen der natuur, die het ongewapend oog niet ontdekken kan: en waarlijk gelukkig, dat onze zintuigen zo grof, of, deze diertjes zo klein zijn, anders zouden wij, omringd van zulke ijzige en sterkgewapende dieren, in eenen gestadigen angst leven, en aan geen hunner ons lichaam tot een rustplaats vergunnen. Waarlijk het rijk der insekten is niet minder schoon, niet minder konstig, en zulk eenen Goddelijken Meester waardig, als dat der planten! maar waarom (vroeg ik) zijn toch in beiden zo veel voor ons verborgene schoonheden, zo God toch alles schiep tot zijne heerlijkheid? en het voldoenend antwoord van Emilia was: die eer behoeft het Opperwezen juist van ons kortzigtige menschen, niet te ontfangen. Wie weet hoe veel geesten, veel verhevener dan de onzen, op deze aarde God in die schepselen eeren; ook verwachten wij een tijd waarin Gods ware aanbidders, begaafd met Engelenwijsheid, en veelligt met veel volmaakter en meerder zintuigen, ook in dien schakel van den konstigen keeten der wezens, eene grenzenlooze grootheid zullen bewonderen. In die eeu-

[pagina 213]
[p. 213]

wen der volmaaktheid zal de schepping in hare geheele schoonheid voor hun staan.

De regen hield den geheelen dag aan. Toen hij tegen den avond ophield, deden wij eene lieve wandeling in den tuin. De zon brak met droevige stralen door de zwarte wolken heen, en bescheen het verkwikte groen, waarop de milde droppelen schudden met een kwijnenden glans. De gehele lucht was balsemagtig, de vogelen begonden nog hun avondzang te kwelen, toen wij, op de bank aan den vijver gezeten, de visschen op stukjes brood onthaalden; wij wendden beurtelings onze oogen, dan naar hunne levendige sprongen, dan naar verfrischte planten of de nieuwontloken bloemen: Emilia speelde op haar dwarsfluit een geheel melancholisch airtje, dat met het weemoedig vrolijk gelaat der natuur, en met de gesteldheid van ons hart, de zoetste harmonie maakte; - en eene schone echo herhaalde die met een dubbelen nagalm. - Terwijl wij met verkwikking staarden op den schoonen regenboog, die zig aan ons vertoonde, kwam een fraai gekorven diertje op mijn hand rusten. - Dit lokte door zijn net gevormd schoon gekleurd lijfje, het fijn weefsel zijner brommende vlerkjes, zijn welbesneden kop, en glanzende oogen onze bewonderende aandagt. - O zie, zeide Emilia, dien boog, zie dit diertje, zie die verkwikte kruiden, die droppelen op de bloemen, deze springende visschen,

[pagina 214]
[p. 214]

hoor het gezang der kikvorschen, die meerder regen voorspellen: ziet en hoort gij in dit alles niet een loflied voor de Algoedheid? Wij spraken, wij hoorden, en dagten nog eenige tijd en gingen toen, om de koelte naar huis. Nu is het nacht, en mijn lichaam behoeft de balsem der natuur, zoo noemt immers de schoone Nagtzanger den verkwikkenden slaap. Gevoel zijnen invloed, lieve Elize! zo wel als uwe

 

Eufrozyne.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken