Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het land, in brieven (1792)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het land, in brieven
Afbeelding van Het land, in brievenToon afbeelding van titelpagina van Het land, in brieven

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

Scans (10.85 MB)

ebook (3.25 MB)

XML (0.39 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

briefroman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het land, in brieven

(1792)–Elisabeth Maria Post–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 281]
[p. 281]

XLVII. Emilia aan Eufrozyne.

Den 25 Sept.

17-

 

Uw vertrek naar ...... zo verre van de eenzame Emilia verwijderd, is mij een kwellende gebeurtenis. - Doch als gij er genoegen vindt, zal ik mij te vrede stellen. O! kondt gij er de genezing van eene ontrustende melancholie vinden, want deze verbeelde ik mij, dat uwe sombere gedachten veroorzaakt. Ik heb waarlijk medelijden met u; - en bid u, mijn lieve Eufrozyne! geef u niet toe in eene treurigheid, die het zoet van het leven wegrooft. Denk meer op de zalige gevolgen des doods, dan op zijne akeligheid. Voorspel hem niet ongegrond; en vrees hem nog veel minder.

Ach kon ik iets toebrengen tot uwe blijmoedigheid! ik moet voordgaan, zegt gij, met u de gedaante van het veld op Zorgenvry te verhalen: - ik zal. De opvolging van verscheiden-

[pagina 282]
[p. 282]

heden, zoo in de natuur, als in de bezigheden des Landmans, is streelend voor het nieuwsgierig oog. De landen, waarop onlangs de rijpe rog een goudzee vertoonde, worden nu weder omgeploegd; de welvoldaane boer loopt er zingend agter, en bezaait ze met knollen, tot wintervoedzel voor zijn vee. Op andere akkers wordt thans de boekweit, die door het liggen gerijpt is, met volgeladen wagens ingehaald; de schuren der landlieden zijn tot de nokken gevuld; en de behoeftige hutbewoners zoeken het overschot van de ledige velden. Straks zag ik eene oude vrouw op een akker dwalen. Zij had eenige boekweithalmtjes verzameld, en was bijna zo verheugd over haren kleinen schat, als de landman in zijnen geheelen oogst. Dit gezigt roerde mij, en medelijden deed mij hare blijdschap, met een ruimer gift vergrooten. Verscheiden landlieden, vooral vrouwen, vond ik bezig op hun erf, met het braken van den hennip, dat sierlijk gewas, dat wij op kleine hoekjes land, bij elke hut, met zoo veel genoegen zagen groeien. Nu wierd het onnut, houtagtig gedeelte, na dat dit in het water de nodige rotting ondergaan had, er van afgescheiden; waar na er niet dan draaden overig bleven, die eene nuttige winterbezigheid aan de landmeisjes zullen verschaffen, met hekelen en spinnen. Wondere, nuttige, rijke plant! die het kleed van den boer, en de vleugelen der zwaarbevragte

[pagina 283]
[p. 283]

schepen in zig besluit! - Wie erkent hier niet dezelfde goedheid, die den armen Indiaan zijnen nooddruftvervullenden kokosboom schenkt? - Ik trad verder langs een eikenboschje, welks loof korts nog fleurig stond, maar dat nu aan verscheide struiken een vale onaanzienelijke gedaante aangenomen had; het scheen mij eerst een uitwerkzel der verwoesting van den herfst, doch nader bezien, was het enkel het werk der insekten, die het vleesig gedeelte der bladeren afgegeten, en niet dan de adertjes overgelaten hadden. Nu geleken zij een fijn gewerkte kant, en ik wist niet wat ik het meeste bewonderen zou, dit weefsel der bladeren zo vol adertjes, vaatjes en buisjes, waar door al de groeisappen omloopen? of de fijne bekjes der diertjes, die deze bladeren zo netjes konden afeten? - Hoe genoeglijk is het denkbeeld: de geheele natuur is vol onbemerkte, voelende leventjes, maar ook vol voedzel: geen een lijdt gebrek. - Met welk een dankbaar oog zag ik den eikenboom aan! Deze geeft door zijne bladen, stam en wortelen, aan milioenen diertjes op één jaar het leven. - Zijne vrugt voedt het zwijn, dat den sterkgespierden boer kracht geeft om zijnen akker te ploegen: en zijn mosch is de hut der verkleumde rupsjes in den winter. - Het vergiftig diertje, dat zig een nestje tusschen het vlees der bladeren maakt, en de galnoot schept, maakt hem voor

[pagina 284]
[p. 284]

ons nog nuttiger. Van hoe veel belang is dan zulk een boom in het rijk der natuur, terwijl zijne voortreffelijkheid nog groeit, naar mate hij tot langer aanzijn bestemd is! - En hoe weldadig is zijn lommer, dagt ik naderhand, toen ik, onder de groote bladeren van eene welige eik, die mogelijk meer dan honderd zomers gezien heeft, eene lieve rust genoot: Hier las ik in Gessners Abel; ik wierd geheel verplaatst in den morgenstond der wereld; en zou mogelijk vergeten hebben op te staan, had niet een verbijsnorrende vledermuis mij herinnerd dat het avond was.

Hoe verlangend zie ik uit naar eenen anderen brief, die mij de herstelling van uwe vrolijkheid berigt. Als Eufrozyne gelukkig is, en dan maar alleen, is het ook hare getrouwe

 

Emilia.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken