Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het land, in brieven (1792)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het land, in brieven
Afbeelding van Het land, in brievenToon afbeelding van titelpagina van Het land, in brieven

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

Scans (10.85 MB)

ebook (3.25 MB)

XML (0.39 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

briefroman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het land, in brieven

(1792)–Elisabeth Maria Post–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 299]
[p. 299]

L. Emilia aan Eufrozyne.

Den 22 Octob.

17-

 

Met hoe veel medelijden heb ik zoo even, bij een mijner buren een lijdend schepsel beschouwd! Het was een schoone koe, die kwijnde aan de zoo verschrikkelijke pestziekte; het onnozel dier lag afgemat neder, en terwijl het zijne smerten door een hartbrekend gekerm openbaarde, scheen zijn smeekend oog de omstanders hulp te vragen, en mijn hart gevoelde het pijnelijke van eene geheel onvermogende bereidwilligheid. O! dagt ik, hoe zugt het vee, om de zonde van zijnen meester! het onnozel schepsel lijdt, zonder misdaad, op dat wij in hem gestraft zouden worden! ja wel degelijk is het schepsel der ijdelheid onderworpen. - Maar

[pagina 300]
[p. 300]

zal het dan ook deelen in de heerlijkheid van Gods kinderen, die het met opgesteken hoofde verwagt?.... donkere vraag! wat kan een blind verstandeloos wezen oordeelen, en gissen van de diepten Gods? Wat zou zig dit vermeten onregtvaardigheid optespeuren, daar het aanbidden en vreezen moet?

Het vlugtende wild, dat, met een gejaagde schuwheid, telkens voorbij mij uit het bosch komt snellen, wekt ook mijn medelijden, hoe ongelukkig is het leven dezer dieren in dit jaargetij! Vergeefs zoeken zij hunne veiligheid, voor den loerenden jager, in een bedekt leger, of slingerend hol; de fijnruikende brak, of de doorsnuffelende fret, sporen hen op, en zij worden een prooi van het roofzugtig vermaak der jagtbeminnaren. - Wreed vermaak! - een onnozel dier, dat kommerloos in de bosschen leeft, uit zijn schuilplaats te verjagen, in angstige vrees te doen omdolen, het aftematten, en, onbewogen voor zijn geschrei, het eindelijk te moorden! Het boschgedierte wierd, 't is waar, ook tot voedzel van menschen geschikt; maar het moest hun toch geen vermaak geven, en allerminst voegt het eene vrouw, die de natuur tot zagtaartige meegevoeligheid schiep, deze ellendige schepselen met mannenmoed te beoorlogen. - Moet niet de gedagte: ‘het zijn ook gevoelige wezens, die voor vermaak in hunnen kring vatbaar zijn’, elks hart van wreedheid af bren-

[pagina 301]
[p. 301]

gen? Het mijne word bewogen, bij elken lijsterstrik, waarin ik een onnoozel diertje, door 't lokaas bekoord, geworgd zie hangen. Zoo even heb ik er een, die met zijn pootje vast zat, gered, en zijne vrijheid weergeschonken. Dit gaf mij oneindig meer vermaak, dan ooit de kieschte tong door zijn genot kan ontfangen. Ik heb de doodsangsten van een schepseltje geweerd - welke eene voldoening!

Nu verandert allengs de gedaante der natuur; alles begint te kwijnen, en in de tegenwoordige gesteldheid van mijn hart, behaagt mij die gedaante. Alles kondigt mij eenen nabijzijnden dood aan. Ik zat dezen middag in mijn dagelijks bezogt hoekje. Het bosch was bijna geheel bruin en geel, telkens viel er een blaadje met een, voor mij nadrukkelijk, geritsel neder. Het smalle beekje lag bijna opgevuld met bladeren en vloeide met een naauwlijks hoorbaar gemor voord; het water, in zijn milden val gestoord, ruischte met een min liefelijk gekletter. Mijn lang sluimerende dichtgeest werd vaardig; ik wilde mijne gevoelens uitdrukken, en maakte een herfstlied, doch het is niet half de taal van mijn hart. Neen, schooner is het hoogduitsche gezang, dat wel juist den herfst niet afschildert, maar evenwel herfstgevoelens levendig maakt.

Ik zal ze beiden afschrijven en u zenden. Komt gij niet haast van .... terug? Och kond gij, op vleugelen

[pagina 302]
[p. 302]

van verlangen, (die weet ik hebt gij) in de armen ijlen van uwe

 

Emilia.

 
Sagt, wo sint die veilchen hin,
 
Die so freudig gläntzen;
 
Und der blumen köningin
 
Ihren weg bekränzten!
 
Jungling, ach! der lenz entflieht:
 
Diese veilchen sind verblüht.
 
 
 
Sagt, wo sint die rosen hin,
 
Die wir singend pflukten,
 
Als sich hirt, und schäferin
 
Hut und busen schmukten?
 
Mädchen, ach! der sommer flieht:
 
Diese rosen sint verblüht.
 
 
 
Führe denn zum bächlein mich,
 
Das die veilchen tränkte,
 
Und mit leisen murmeln sich
 
In die thäler senkte.
[pagina 303]
[p. 303]
 
Lust und sonne glühten sehr!
 
Jenes bächlein ist nicht mehr.
 
 
 
Bringe den zur laube mich,
 
Wo die rosen standen;
 
Wo in treuer liebe sich
 
Hirt und mädchen fanden,
 
Wind und hagel sturmten sehr:
 
Jene laube grünt nicht mehr.
 
 
 
Sagt, wo ist das mädchen hin,
 
Das, weil ich 's erblikte,
 
Sich, mit demuths vollen sin,
 
Zu dem veilchen bückte?
 
Jungling, alle schönheid flieht:
 
Auch das mädchen ist verblüht!
 
 
 
Sagt, wo ist der sänger hin,
 
Der, auf bunten wiesen,
 
Veilchen, ros, und schäferin,
 
Laub, und bach gepriesen?
 
Mädchen! unser leben flieht;
 
Auch der sanger ist verblüht!
[pagina 304]
[p. 304]
De afgaande Herfst.
 
Natuur! ik zie uw luister, weenend, kwijnen;
 
De norsche herfst verdooft hem uur op uur!
 
Uw stervend schoon zal ras geheel verdwijnen!
 
Is alle vreugd dan even kort van duur?
 
 
 
Leert ook natuur door wiss'ling van toonelen,
 
Mij d'ijdelheid van alles wat bestaat?
 
Ja welkend groen, dat korts nog 't oog kon strelen,
 
Gij roept mij toe: ‘wat leven kreeg vergaat!’
 
 
 
Waar ik mij keer, 'k zie niet dan doodsche streken;
 
Het zwijgend bosch toont niet dan dorrend loof;
 
't Valt rits'lend neer, ik luister, 't schijnt te spreken:
 
‘Ook gij, ô mensch! word eens 't verderf ten roof!
 
 
 
Uw lentetijd gaat voord met snelle schreden;
 
Uw zomer komt; ook deze is ras voorbij:
 
Uw herfst is daar, en gij wordt afgesneden;
 
Uw schoon versterft; gij wordt gelijk aan mij!’
 
 
 
Gelijk? ach neen! - gij blaadjes zult vermeren,
 
Maar 't lentegroen verrijst weer uit uw asch;
 
Doch eeuwen lang, zal mij 't verderf beheeren;
 
'k Zink neer in 't graf; - 'k word niet weer 't geen ik was.
 
 
[pagina 305]
[p. 305]
 
Doch neen, ik zwijg; mijn luister zal ook groeien,
 
Als mij de zon der eeuwigheid bestraalt;
 
Dan zal, Natuur! mijn jeugd onsterflijk bloeien,
 
Terwijl ook gij met eeuwge schoonheid praalt.

Den 22 Octob.

De lust ontbrak mij om u deze dichtstukjes eerder afteschrijven, hierom krijgt gij mijn brief twee dagen later. Hoe ongestadig is thans het weder! broeiende dampen, koude regens, onstuimige winden, wisselen telkens elkander af; en verflensen, als in één oogenblik, het nog overige groen. Het gansche bosch is reeds geel; de velden hebben eene vale kleur, en eerlang zullen zij ledig zijn. - De weidende koeien schijnen te huiveren door de vogtigheid van hare rustplaats, en naar hare stallen uittezien; doch hoe aangenaam is mij die gedachte: alles verdort, alles sterft; - maar het geringste grasje, het kleinste kruidje, heeft gezorgd voor zijn nageslagt! De winden hadden bevel van den God der natuur, om de zaadjes, met een konstige gelijkheid over de velden te verstrooien, zijn voorzorg zal hun in de nijpende koude voor sterven behoeden, en als de allesverlevendigende lentezon de aarde weder beschijnt zal ook haar nu gestorven luister weder verrijzen.

[pagina 306]
[p. 306]

Nooit zou de lente zoo verrukkend zijn, als zij niet op den norschen winter volgde; ook de loop der jaargetijden is met wijsheid ingerigt. Nog eens vaarwel. Altijd uwe

 

Emilia.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken