Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het land, in brieven (1792)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het land, in brieven
Afbeelding van Het land, in brievenToon afbeelding van titelpagina van Het land, in brieven

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

Scans (10.85 MB)

ebook (3.25 MB)

XML (0.39 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

briefroman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het land, in brieven

(1792)–Elisabeth Maria Post–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 318]
[p. 318]

LIII. Sofia aan Emilia.

Den 4 Nov.

17-

 

Mejuffrouw!

 

Zeker hebt gij mijn treurigen brief van den 2 Nov. ontfangen; en met welke aandoeningen, voorspelt mij mijn medelijdend hart, dat in eene pas beginnende vriendschap met de waardigste persoon onzer sexe, het edelst genoegen vond. Zedert is haar toestand niet verbeterd: wat zeg ik? - Waarom moet ik verbloemen? - zij is wel verbeterd, maar - niet voor ons. - Ik gevoel allerlevendigst uw lijden, en wat ik zelve mis. - Ja, mijn waarde! uw boezemvriendin, mijne Eufrozyne, is niet meer; - niet meer op eene wereld, die haar

[pagina 319]
[p. 319]

niet waardig was. Juichend verliet zij die, en wij, wij oogen haar weenend na. - Kort na het vertrek van mijn vorigen brief, wierd de godvrugtige lijderes erger; de zwakke hoop op herstel begaf ons geheel; - hare tederlievende moeder, was met mij altijd aan haar leerrijk ziekbed tegenwoordig. - Dikwils vertroostte zij de waardige vrouw, met het geluk dat zij tegenijlde; met de zorg van haren Hemelschen Vader, voor hare toenemende grijsheid, met de kortheid van haren weg in dit tranendal. - Zij bad haar, mij, als eene andere Eufrozyne, tot de staf harer jaren aan te nemen, en verzogt haar als zij weder naar ..... keerde, de tederste afscheidsgroete aan hare Elize over te brengen. Zij had geene de minste vrees voor den dood, maar zag hem vrolijk te gemoet: hare godvrugtige werkzaamheden vertoonden zig telkens in korte afgebroken woorden: dan riep zij luid:‘Dierbare Jezus! wat heeft uw kruis ons verworven! Ach waarom leefde ik niet meer tot uw eer? maar ik weet gij vergeeft mij alle mijne zonden. Dan eens wie zou zulk eenen leidsman de hand niet durven toereiken? Op eenen anderen tijd: Ach wat zal mijne Elize, wat vooral mijne Emilia troosten?’ Terwijl zij hare betraande oogen afwischte, ‘och waren ze bij mij! - dan weer eens: ‘leer van mij, lieve Sofia! (en hoe grieft mij nog de naklank van dat lieve Sofia!)

[pagina 320]
[p. 320]

‘leer van mij jong en wel sterven. Geloof toch dat de wereld geene vreugde heeft, die ons in het doodsuur vertroosten kan.’

Dikwils vroeg zij: Is er nog geen brief van Emilia! Toen ik haar eindelijk uwen te rug gehouden, laatsten brief voorlas, wierd zij zeer geroerd. Edele vriendin! riep zij uit; en bij uwe aftekening van de bestendigheid der vriendschap, zeide zij: onze ondervinding zal nu ras deze waarheid bevestigen. Och! hoe zult gij dan te moede zijn, mijne Emilia? - Hier weende zij, drukte mijne hand en voegde er bij; ‘O lieve Sofia, vorm uwe jeugdige ziel naar het beeld van mijne vriendin, en zoek hare vriendschap; - de mijne kan haar op het levenspad geen troost meer geven, ik sterf. Dit haar silhouet droeg ik op mijn hart; mijn gevoelloos stof kan daar uit geen vreugde meer scheppen; neem het, als mijn laatste adem voorbij is, er af, en laat deze gedachtenis u waardig zijn.’ - (dit heb ik, toen het nog vogtig was, van Eufrozynes doodzweet, op mijn boezem gehangen, en zal er u beide, zoo lang ik leef, aan gedenken.)

Na het lezen van uwen brief, zweeg zij een langen tijd stil; het scheen of zij sliep; ontwakende vroeg zij: Is Emilia nog niet hier? op ons neen, begeerde zij pen en inkt om u te schrijven: ons ontraden, mijne aanbieding om het

[pagina 321]
[p. 321]

voor haar te doen, alles was vrugteloos. - ‘Ik zelf moet haar schrijven, eer ik gerust sterven kan, was haar antwoord.’ Zij deed dit bij herhaalde tusschenpoozen. Kort na dat zij geëindigd had, was zij zeer afgemat; viel agter over, sluimerde, en riep ons, toen zij weer ontwaakte, allen bij zich, - en nam een hartbrekend afscheid. - Tot mij zeide zij: zeg mijne Emilia: dat ik haar stervend bemind heb, en dat mijn laatste snik haar nog zegent. Zij wees mij in een lade een klein doosje aan, en voegde er bij: geef haar dit tot eene gedachtenis en.... mijnen brief - dit laatste zeide zij, met eene verzwakte stem. - Nog eens omhelsde zij hare moeder sprakeloos, en ook mij, terwijl het klamme doodzweet haar lief gelaat overdekte; zig nogmaal herhalende, riep zij, gij zendt mij uwen Engel, ô mijn Zaligmaker! Ik zie hem staan! Hij trekt mijn harte - en zal mijn geest in uwe armen voeren.

Hier na sloot zij hare oogen; hare koude hand greep die van hare moeder aan; haar gelaat kreeg angstige doodstrekken. - Zij haalde eenen diepen adem, en dit was de laatste! - Hoe veel medelijden gevoel ik, met deze kinderlooze moeder! Zij is in de ziel bedroefd, zij spreekt weinig, maar staat gestadig bij het geliefde lijk, bitter te schreien. Ons geheele gezin is bedroefd; want voor ieder was zij

[pagina 322]
[p. 322]

beminnelijk. En ik, geheel ontroostbaar, schrei rusteloos om een verlies dat onherstelbaar is. - Waarschijnelijk was zij ook mijne vriendin geworden, zij beminde mij, veel meer dan ik verdiende. Nu leerde ik haar slegts kennen, om haar te beweenen; ja dit zal ik doen, zo lang ik leef. - Zij heeft verzogt in uw graf op Zorgenvrij te rusten; haar moeder wil dit verzoek stipt opvolgen. - U acht ik gelukkig, die hare heilige asch in uwen eigen grond, zoo nabij u, bewaren zult.

Men droeg zoo even hare zwarte lijkkist in huis: nu ligt zij in hare laatste rustplaats. - ô hoe rustig schijnt zij te slapen; - de benaauwde doodstrekken zijn geweken, de blijmoedige Godsvrugt tekent zig op haar ontzield overblijfzel. - Maar hoe koud, hoe hard zijn nu hare noch zagtblozende wangen! - Voorzeker, de schoonste bloem is in hare eerste jeugd verwelkt! Zoo zij nog bij ons blijft, zal ik dikwils haar lijk bezoeken, daar bij schreien, en denken op het oogenblik, dat mij de beste der vrouwen gelijk zal maaken. - Het akelig zwart van hare doodkist behaagt mij. Alle de droevige rouwtekenen zijn sombere wellust voor eene rouwgevoelende ziel.

De brief, met een veege hand geschreven, gaat met het doosje hier nevens; hoe dierbaar zal u die gedachtenis wezen! Eerlang krijgt gij ook haar beminnelijk overblijfzel.

[pagina 323]
[p. 323]

Vaarwel, Mejuffrouw. Ontvang door reden en Godsdienst meer troost dan uwe ongelukkige

 

Sofia.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken