Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Voor eenzaamen (1790)

Informatie terzijde

Titelpagina van Voor eenzaamen
Afbeelding van Voor eenzaamenToon afbeelding van titelpagina van Voor eenzaamen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.10 MB)

ebook (4.71 MB)

XML (0.35 MB)

tekstbestand






Illustrator

Jacobus Buys



Genre

proza
poëzie

Subgenre

verhalen
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Voor eenzaamen

(1790)–Elisabeth Maria Post–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 139]
[p. 139]

De Wandelaars hutte.

 
Ik dwaalde op dorre en woeste heiden,
 
Door 't dikke en barre zand;
 
De gloed der zon brandde op mijn wangen,
 
Ik zogt naar koelte en rust.
 
 
 
Geen hut was in dees doodsche vlakte,
 
Geen boom bood schaduw aan:
 
Maar 'k vond in 't eind ter zijde eens heuvels
 
Een kleine Wandlaarshut.
 
 
 
Zij was gelijk een koele grotte
 
Geen enkle zonnestraal
 
Schoot heen door 't keijig zandverwulfsel,
 
Er stond een zodebank.
 
 
[pagina 140]
[p. 140]
 
Vermoeit en hijgend naar de ruste,
 
Viel ik op 't bankje neer.
 
Nu haalde ik vrij een blijden adem.
 
De rust omzweefde mij.
 
 
 
Nu dacht ik aan de laatste woning,
 
Die eens mijn moede leen,
 
Aan 't eind van 't moeilijk pad des levens,
 
Ter schuilplaats wezen zal.
 
 
 
Nieuwsgierig vroeg ik: ‘kleine hutte!
 
Waar zal uw standplaats zijn?
 
Is reeds de boom tot uwe bouwstof
 
Geveld? of groeit hij nog?
 
 
 
Beschaduwt hij een vreemden oever?
 
Of vaderlandschen grond?’
 
Dog ijdle vragen..... Dit is zeker:
 
Gij zult in 't donkre staan.
 
 
 
Dit is gewis mijn zorg en onrust
 
Slaap ik in u eens uit:
 
En zoeter zal die slaap mij wezen,
 
Na meerder moeite en pijn.
 
 
[pagina 141]
[p. 141]
 
Daar knaagt verdriet niet meer aan 't harte;
 
Daar vloeit geen traantje meer;
 
Daar is mij 't aardsch en zugtend leven
 
Een weggevloden droom.
 
 
 
Hoe droevig, zwarte en stille woning!
 
Zult gij voor and'ren zijn!
 
Als ik, na 't laatst en doodlijk snikken,
 
Hier bleek en zielloos lig.
 
 
 
Slegts 't kort bezoek van trouwe vrienden
 
Stoort dan mijn eenzaamheid,
 
De zwarte rouw zweeft om mijn leger,
 
En huivrend naakt men mij.
 
 
 
Men ligt het halfgesloten deksel
 
Al bevend af, en ziet
 
Mij zagt op 't lage peuluw slapen,
 
In 't wit bespreide bed.
 
 
 
Mijn doodkleed dekt verstijfde leden -
 
Men weent bij 't koude lijk….
 
Men klaagt - of roemt de rust der dooden
 
Zoo zoet, die ik geniet.
 
 
[pagina 142]
[p. 142]
 
Mijn rood is weg. Mijn vleesch is marmer.
 
't Verderf vertoont zig ras.
 
't Gesloten oog zinkt weg en graauwer
 
Wordt elke doodsche trek.
 
 
 
Wel haast wordt mijn gelaat onkenlijk.
 
Mijn teerste hartvriendin
 
Ziet mij nog eens - deinst weg - en weenend
 
Geeft zij me ook 't laatst vaarwel.
 
 
 
't Vaarwel voor lange donkere eeuwen…..
 
Nu ziet mij niemand meer -
 
Men sluit, met onverbreekbre grendels,
 
Mijn nauwe woning toe.
 
 
 
Die slag doordringt, met ernst en huivring,
 
Der levendigen oor.
 
Doch ik, in mijnen ijsren doodslaap
 
Ik hoor geen slotenklank.
 
 
 
Men leidt, bij 't dof gebrom der doodklok,
 
Of plechtig, zwijgend, stil,
 
Op baar, of lijkkoets, mij al stomlend
 
Naar 't eenzaam donker graf.
 
 
[pagina 143]
[p. 143]
 
Daar zink ik neder in dien kelder,
 
Bij eertijds dierbare asch.
 
Maar ach! hoe koel is die ontmoeting! ...
 
't Gevoel schuilt niet in 't graf.
 
 
 
Hier toef ik.... 't holle kluis scheidt eeuwig
 
Van al wat leeft mij af.
 
De tijd vergruist als de andre lijken,
 
Ook mij welhaast tot asch.
 
 
 
Hier woont verderf en diepe stilte -
 
Bij nare eenvormigheid….
 
Tot eindelijk, meer geliefde dooden
 
Hier deelen in mijn lot.
 
 
 
Hoe welkom lieve stille grotte!
 
Zult gij den zwerver zijn!
 
Die in het doornig dal van tranen.
 
Vaak moede en treurig was.
 
 
 
Die, meer dan ooit, hier op dees heide,
 
Een wandlaar, snakt naar rust,
 
Naar koelte en stille schaduw hijgde;
 
Dog die op aard niet vond.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken