Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken. Deel 9. Poëzy 1832-1868 (1890)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken. Deel 9. Poëzy 1832-1868
Afbeelding van De werken. Deel 9. Poëzy 1832-1868Toon afbeelding van titelpagina van De werken. Deel 9. Poëzy 1832-1868

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.59 MB)

Scans (4.19 MB)

XML (0.67 MB)

tekstbestand






Editeur

Johan Carl Zimmerman



Genre

poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken. Deel 9. Poëzy 1832-1868

(1890)–E.J. Potgieter–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

VIaant.

 
Een lang vaartwel aan zoete erinneringen!
 
 
 
Als bliksemstraal uit wolkenlooze lucht
 
Blijft de eeuwen door de schrikbre mare dringen,
 
De stervensmaar van al zijn aardsch genucht;
 
 
 
Daar de englen die tot Beatrice kwamen,
 
Hosannah zingend bij hun hemelvlugt,
 
In stroomen lichts de dierbre met zich namen:
 
 
 
‘Hoe is die stad zoo eenzaam, eens vol volk!’
 
Hem krimpt de borst als Jeremias zamen
 
En 't klaaglied wordt van zelf zijn wee ten tolk;
 
 
 
‘Hoe zit zij, of ze weduw waar, te treuren!’
 
Voor hem zal nooit uit dezer droefheid wolk
 
De zon zijns heils het aangezigt weêr beuren!
 
 
 
‘In tranen is haar nachtwake omgegaan!’
 
Hij voelt de smart hem 't ingewand verscheuren,
 
Hij roept den dood, de doôn benijdende aan!
[pagina 221]
[p. 221]
 
Wat schaam'le troost! in eenzaamheid te schreiën,
 
Zijne oogen naar den hemel op te slaan,
 
Zich met de hoop dat zij hem hoort te vleijen!
 
 
 
En toch, haar naam te fluist'ren wordt hem zoet,
 
Te vragen hoe zij van hem kon verscheiën,
 
Te wanen dat zij hem van veer nog groet!
 
 
 
Eens priesters droom van dichter-idealen
 
In 't slechts dier ster zich wijdende gemoed,
 
Tot daad en lied weêrschittren van haar stralen!
 
 
 
Een zucht der ziel, die door geen aardsche grens
 
Den kring waarin zij opzweeft laat bepalen,
 
Of haar de vlugt geborgd werd door den wensch!
 
 
 
Ach! weêrkeer tot de werklijkheid des levens!
 
Ach! zege van het zinlijke in den mensch!
 
Hoe schaamt hij zich, hoe smarten zij hem tevens,
 
 
 
Als hij, die San Francesco in zijn rouw
 
Ten voorbeeld koos des bovenaardschen strevens,
 
Weêr oogen heeft voor 't schoone van een vrouw!
 
 
 
Weêr oogen ... Maar zij schoten hem vol tranen
 
Toen hij, of 't graf ooit uitgang gunnen zou,
 
Toen hij zijn bruid in haar gekeerd dorst wanen!
 
 
 
Haar wie zijn leed dus ziel en zin bewoog
 
Dat meêgevoel der liefde 't spoor mogt banen
 
En 't bleek der min haar blosjen overtoog!
[pagina 222]
[p. 222]
 
Zoo vaak zijn blik zich naar dat venster rigtte,
 
Zoo vaak zij staarde uit dien bekenden boog,
 
Het was of hem dezelfde deernis lichtte!
 
 
 
Tot schaamrood hij zoo bitter zich verweet
 
Dat van den trans het englen-aanschijn zwichtte,
 
Wanneer zijn voet naar d' aardschen afgod schreed!
 
 
 
Een woord, een wenk die hem zijn beê weêrhouden,
 
Die andren troost des jammers zoeken deed;
 
En boodt gij dien, gij, wijsbegeert' der Ouden!
 
 
 
In vriendschapslof, verkondigd bij de baar,
 
In lessen, die 't geluk der deugd ontvouwden?
 
Welsprekend - stout bleekt ge overtuigend - waar?
 
 
 
Schoon Cicero zich dosse in woordenluister,
 
Schoon boei noch bijl Boëtius vervaar,
 
Geen straal van licht verspreiden ze in zijn duister!
 
 
 
Een visioen verkeerde zijn woestijn
 
Zoodra 't berouw de stoffelijke kluister
 
Hem langer niet ten looden last deed zijn!
 
 
 
Wat weelde, als fluks gebeden en gedachten,
 
De scheemring uit van de' aardschen zonneschijn,
 
Weêr in 't bereik dier zoete stem hem bragten!
 
 
 
Wat weelde, als hem in 't smettelooze licht
 
Voor 't offren van zijn gaven en zijn krachten
 
De glimlach blonk van haar verklaard gezigt!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken