Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De nacht der Girondijnen (1957)

Informatie terzijde

Titelpagina van De nacht der Girondijnen
Afbeelding van De nacht der GirondijnenToon afbeelding van titelpagina van De nacht der Girondijnen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.46 MB)

Scans (3.19 MB)

ebook (2.89 MB)

XML (0.13 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

novelle(n)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De nacht der Girondijnen

(1957)–J. Presser–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

[VIII]

En de derde nacht, de nacht van mijn eigen val? (vàl, beklemtoont Jacob). Hij was nog minder sensationeel dan de voorgaande, al was ik er persoonlijk meer bij betrokken. Zonder Hirsch was het nooit gebeurd, dat is zeker. Ik wist de hele week al, dat de rebbe met zijn gezin erbij zou zijn, omdat zijn lijst - och arme, zelfs hij stond op een lijst - in Den Haag was geplatzt. Ik wist het en hij wist het ook. Natuurlijk deed ik een poging voor hem bij Cohn, maar die bleek volmaakt onvermurwbaar. Hij begon met mij een beetje in het ootje te nemen en vroeg me, hoe ik Lea had gevonden, het brave joodse huismoedertje, dat met de tweeling in 16 zat. En toen ik dat verontwaardigd van me wierp, informeerde hij ernaar, of ‘die meneer Hirsch’ al met mij over de Farizeeërs had gesproken bij zijn ‘catechisatie’ (iemand had natuurlijk bij hem over ons geklikt) en stak vervolgens een preekje tegen me af, niet ongelijk aan dat van de eerste ontmoeting, met

[pagina 73]
[p. 73]

de bekende thema's van hardheid, blinde gehoorzaamheid en alleen nog een iets zwaarder accent op het gevaar dat me dreigde, indien ik niet luisterde naar zijn bevelen. Vervolgens deelde hij me mede, dat naar geruchten de rebbe en de Joden van de eerstvolgende transporten niet naar Auschwitz zouden gaan, maar naar een kamp, zo iets geheten als Sobibor, waar niemand het ware van weet, maar dat een soort ‘Vernichtungslager’ moet wezen, al kent geen mens de aard of de methode van deze vernietiging. Meer kon hij me ook al niet vertellen en ik helde ertoe over - ik doe het nog - de hele zaak als leuterpraat en angstaanjagerij te beschouwen: als de Duitsers ons willen vernietigen, waarom dan niet hier? Waarom gebruiken ze een enorme hoop mensen en materiaal voor deze transporten, terwijl ze iedere soldaat, elke wagon zo hard nodig hebben? Denk hier eens goed over na, zegt Jacob.

In elk geval: Cohn deed niets. Die nacht, vandaag voor een week, moest ik in 57 de lijst oplezen en hij stond erop: Jeremia Hirsch, geboren 16 maart 1910 - hij was dus net 33 jaar geworden. Ik noemde zijn naam en uit de afgrond der stilte kwam één woord terug: ‘Hinneni’ - hier ben ik, zoals ik nu weet. Dat was zijn antwoord, uit Genesis, uit de diepten. Ik hielp hem zijn rugzak pakken; hij troostte mij. Jeremia, mijn vriend, mijn broer. In de vroege ochtend het routinewerk: de stoet naar de trein. En hij daartussen, met zijn Lea en zijn kinderen, een jongen en een meisje van een jaar of zeven, tussen vele ouders en vele kinderen. Hij liep moeilijk; hij hinkte en de rugzak was zwaar; misschien zaten er meer boeken in dan

[pagina 74]
[p. 74]

normaal, hoewel hij het kleine zwarte boekje, dat ik zo vaak bij hem had gezien in zijn hand hield: een rugzak kon immers verloren gaan. Op het perron struikelde hij en liet daardoor het boekje vallen; hij bukte zich met de grootste moeite (ach, die rugzak!) om het op te rapen, maar Cohn was hem voor, schopte het een eind opzij en sleurde hem hardhandig naar de wagon; bij een korte, voor mij onverstaanbare woordenwisseling sloeg hij hem op het laatst nog een bloedneus, terwijl Schaufinger lachend toekeek. En toen gebeurde het, gauwer dan ik het vertellen kan: ik vloog op Cohn aan, sloeg hem met volle kracht in zijn gezicht, raapte het boekje op en gaf het de rebbe terug. Nog voel ik, hoe hij, in de opening van de wagon staand, zijn handen even op mijn hoofd legde en daarbij prevelde hij een paar woorden, die ik niet verstond, maar wel begrijp, nù. En pas toen drong het harde gelach van Schaufinger tot me door, die zich op zijn dijen sloeg: ‘Na Cohn, sind Sie also auch nichts mehr als ein kleiner Yid!’ Cohn, lijkbleek, razend van drift, brulde iets naar een paar O.D.-ers, die me een ogenblik later met schoppen en slagen naar deze barak joegen. Misschien is het mijn bloed, dat op mijn jas zit, maar ik denk van niet. Dat is alles, alles, ik heb niets weggelaten, ik heb er niets aan toegevoegd; het is alles; dit is, wat ik heb gedaan, of wat door mij, mèt mij gedaan is: alles.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken