Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De briefwisseling tussen Arij Prins en Lodewijk van Deyssel (1971)

Informatie terzijde

Titelpagina van De briefwisseling tussen Arij Prins en Lodewijk van Deyssel
Afbeelding van De briefwisseling tussen Arij Prins en Lodewijk van DeysselToon afbeelding van titelpagina van De briefwisseling tussen Arij Prins en Lodewijk van Deyssel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.11 MB)

XML (0.86 MB)

tekstbestand






Editeur

Harry G.M. Prick



Genre

sec - letterkunde

Subgenre

non-fictie/brieven


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De briefwisseling tussen Arij Prins en Lodewijk van Deyssel

(1971)–Lodewijk van Deyssel, Arij Prins–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 222]
[p. 222]

116A

In het Tweemaandelijksch Tijdschrift, Jrg. IV, aflev. 4 (maart 1898), blz. 181-182, bracht Van Deyssel de hiervolgende, nooit herdrukte, ‘groet’ aan Een Koning door Arij Prins.

Een groet aan het voortreffelijk werk van den Heer Prins, dat dan eindelijk in boek is verschenen.

Mijne meening over dit werk heb ik reeds een enkelen keer kunnen uitspreken. Ik hoop er eens een meer uitvoerige studie aan te wijden, waarvoor 't mij spijt op dit tijdstip der verschijning geen behoorlijken gedachten-voorraad beschikbaar te hebben.

De Heer André Jolles heeft in het weekblad de Kroniek het werk van de Heer Prins zeer juist gekenschetst waar hij in dezen auteur vooral de ziener doet opmerken, eene kunst dus, die bij den lezer ook in de eerste plaats het vermogen van zien, van in-verbeelding-zien, in werking stelt.

De waarde van het artikel zelf van den Heer Jolles voor 't oogenblik buiten bespreking latende, zoû ik wenschen op te merken dat hoe schrander mij zijne aanduiding van het talent des Heeren Prins ook lijke, ik toch niet meê zoû kunnen gaan met zijne aanwending der benaming ‘retrospektief realisme’.

Ten eerste is, de Heer Prins vooral een ‘ziener’ zijnde, de áárd van dat zien, m.a.w.: de sóórt zijner plastiek, de hoofdzaak bij eene nadere aanduiding van zijn talent. En ‘retrospektief realisme’ is het werk van den Heer Prins alleen in zoo verre als hij noch symboliesch noch lyriesch, enz. en niet de tegenwoordige maar vroegere tijden, beschrijft; maar niet bepaalt deze uitdrukking de verhouding waarin het werk van den Heer Prins zich tot ander ‘retrospektief realisme’ bevindt.

Ten tweede heeft de Heer Jolles zijne beoordeeling gewend op eene wijze als zoû iets dat realisme is, al is het dan ook retrospektief realisme, daardoor minder bewonderenswaard kunnen zijn dan iets anders, dat ongenoemd blijft.

Deze meening kan ik niet deelen en juist hier-uit blijkt, meen ik, het essentiëele verschil tusschen het kunstbegrip van den Heer Jolles en het mijne. Naar mijn gevoelen kan men wel zeggen: dat-en-dat lyriesch of symboliesch werk is beter dan dat-en-dat retrospektief realistische; maar niet: lyriesch of symboliesch werk is beter dan retrospektief realistiesch.

Het komt niet zoo zeer aan op de stijl-soort als wel op de waarde-hoeveelheid, die in welken stijl dan ook gerealizeerd wordt. En enkele zoo iets dan zeker realistiesch te noemen gedichtjes van VerlaineGa naar voetnoot477 en RimbaudGa naar voetnoot478 hebben, bijvoorbeeld, meer waarde dan de gedichten van MaeterlinckGa naar voetnoot479 (niet dan zijn dramaas.)

[pagina 223]
[p. 223]

Met veel genoegen zag ik hoe de Heer Jolles ‘Sint Margareta’ waardeert. In der daad is in dit prachtige stuk, vooral in het eerste der twee deelen, waaruit het bestaat, een zoo helder en door-en-door zien der dingen, dat men het sentiment, waarvan de direkte uit-drukking uit soberheids-zin geweerd is, bijna aan de kracht der ziening zelve ziet ontspringen.

Men gevoelt hier aan sommige woorden telkens met den grooten deskriptieven stijl in aanraking te zijn.

En de uitwerking van eenige wendingen, zoo als het plotseling volgen op de zware kasteel-beschrijving der vier eerste bladzijden, van het sober zinnetje: ‘Dit was Margareta’, en zoo als de plaats waar dat andere zinnetje staat: ‘Margareta zelden tot hen sprak’, - samen met het bewondering wekkend verrassende van sommige beelden, waar de felle juistheid van zien eene zinnebeeldige beteekenis aan het geziene schijnt te geven, - doen denken aan een realisme, dat door zijn aard zinnebeeldig is, al is dat er ook niet bespeurbaar aan.

‘Sint Margareta’ is op een na het oudste stuk van den bundel. Later over de andere meer.

L.v.D.

voetnoot477
Van Deyssel had een uitgesproken voorkeur voor no. III van de Arriettes oubliées, waarmee Verlaine zijn bundel Romances sans paroles (1874) opende: ‘Il pleure dans mon coeur/comme il pleut sur la ville.’ Voor dit gedicht zou hij graag al zijn werk gegeven hebben: zie Het leven van Frank Rozelaar (ed. Prick), Zwolle, 1956, blz. 160.
voetnoot478
Van Deyssel dacht hier aan het ook zeer hooggewaardeerde gedicht Les effarés (Arthur Rimbaud, Oeuvres complètes. Texte établi et annoté par Rolland de Renéville et Jules Mouquet. Bibliothèque de la Pléiade. Paris, 1960, blz. 60-61), dat hij op hoge leeftijd nog van buiten kende en dat hij overigens consequent verkeerd als ‘Boulanger’ betitelde, o.a. in de Achtste bundel Verzamelde Opstellen, A'dam, 1905, blz. 129, waar hij, schrijvend over de passage van ‘de jongens in den donkeren steeg voor het koekebakkerskeldervenster’, in het vijfde hoofdstuk van Hildebrands De Familie Kegge, aantekende: ‘vergelijk dit echter niet met Rimbaud's Boulanger.’
voetnoot479
Gebundeld in Serres chaudes (1889) en Douze chansons (1896). De eerste bundel werd door Van Deyssel besproken in de Zesde bundel Verzamelde Opstellen, A'dam, 1901, blz. 18 en 19. Deze bespreking dateert overigens van 5 maart 1897.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

auteurs

  • Harry G.M. Prick

  • Lodewijk van Deyssel

  • Arij Prins