Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Structuurschema's van de zin in Middelnederlands geestelijk proza (1950)

Informatie terzijde

Titelpagina van Structuurschema's van de zin in Middelnederlands geestelijk proza
Afbeelding van Structuurschema's van de zin in Middelnederlands geestelijk prozaToon afbeelding van titelpagina van Structuurschema's van de zin in Middelnederlands geestelijk proza

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.87 MB)

Scans (1.69 MB)

XML (0.48 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

proefschrift


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Structuurschema's van de zin in Middelnederlands geestelijk proza

(1950)–J.A.M. Pulles–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 103]
[p. 103]

Hoofdstuk V
Zinnen met toevoegingen buiten het zinsverband

51. Inleidende opmerkingen

Aangezien het ons bij de zinnen van deze groep vooral te doen is om het aantal der toevoegingen buiten het zinsverband en om de plaats waarop zij in de zin zijn ingelast, zal bij het volgende exposé van het materiaal onze aandacht voornamelijk naar deze punten uitgaan. Daarom volgen wij bij de indeling ervan weliswaar dezelfde grote lijn die in de ordening der stof volgens de voorgaande hoofdstukken getrokken is, maar na een onderscheiding in elementaire, samengetrokken en verschillende typen van meervoudige zinnen gaan wij, met voorbijgaan der bijzondere zinsvormen, direct over tot een groepering der voorbeelden naar aantal en plaats van de toevoegingen buiten het zinsverband en geven daarbij een voorbeeld van elke afzonderlijke stand van zaken ten opzichte van deze beide laatste criteria. Bij het criterium ‘plaats’ onderscheiden wij drie posities: voor-, in- en achter de groep zinsdelen, die in ‘zinsverband’ staan. Bij het citeren der voorbeelden spatiëren wij de toevoeging.

52. Exposé van het materiaal

Elementaire zinnen: 73 vbb.
879 G.O eeweghe moghende mogentheyt, du onthauds alle substancien.  
870 G. Soe begeere ic, lieve heere, dat alle mijn leven een vruchtbarege offerande moet sijn uus loefs ende een scierheit uus willen.  
1380 PB. Doen gheeseldense mi van minen voten toet minen hoofde, Brigitta.  
941 B. Hebdi u, minlijcke vader, also suet, sacht, goedertieren tot u vianden bewesen, wat seldi dan doen u vrienden, die u, min-  

[pagina 104]
[p. 104]

lijcke heere, met gansser herten minnen, u godlijke lof ende eer suecken ende sijn uwen wil onderdanich?

Staat de toevoeging aan het begin van een zin, die door een conjunctie wordt ingeleid, dan kan zij vóór of achter die conjunctie staan. Ook hiervan een voorbeeld.

902 G. Eya ende | of god dus es met ons, wie sal hem daer setten ieghen ons?  
924 G. Want | heere, die waerheyt dyns wesens es niement bekendt dan dy selven.  
 
Samengetrokken zinnen: 5 vbb.
1446 VB. Och doen was sij soe seere verveert | ende | liep ter stont ter vinsteren uyt sien, | ende | sach datter soe grooten volc aen quam.  
 
Tweevoudige zinnen: 20 vbb.
1158 Th. Sekerlijc, hooghe scoon woorde en maken den mensche noch heylich noch gherechtich, | mer | een goet duechdelijc leven maect den mensche Gode lief ende ghename.  
1046 GG. Ic rade u, lieve suster, dat ghi voer misse tijt ende voer uwe ghetiden mit niement en spreket | want | also ghedaen is een mensche in der missen, in sinen ghetiden, also hi hem te voeren daertoe ghesaet ende bereyt hevet.  
1719 LJ. Ende | onssit u nit, cleine convent, | want | u vader sal u gheven syn rike.  
1262 LJL. Ick aenbede die voete dynre ontfarmherticheit ende waerheyt, | ende | ic bidde di, aldergoedertierenste Heere, geneest met aentaste dijnre gracien mijn bloedige siele.... [volgen nog een tweetal objecten van ic bidde di].  
937 B.O verlosser des menscelijken geslachts, gebenedide zoon gods, gy sijt wt groter minnen gecomen in dit dal der tranen, u volck te vysitieren, te troosten, te verlossen wt haren lasten; | mer | live heer, gy sijt oneerlic ontfangen, iamerlic versmaet, verworpen, ghehaet ende metten boesen, ongerechtigen gerekent.  
884 SG. Mer | ey lacy, hier mede en nemen si nyet alleen tmijn, ‖ mer ‖ si doen hoer zielen ewige schade | ende | werden ende blijven moerdenaer hoere zielen.  
 
Drievoudige zinnen: 7 vbb.
876 G.O du onbeweechde eerlike eerste sake, du die daer alle dinc beweghes ende selve blijft onbeweecht, eerlike es dyn regementGa naar voetnoot1), | hoe subtyl es dyn regeren | ende | hoe helich es dyn bestueren.  

[pagina 105]
[p. 105]

Dit is tevens een goed voorbeeld van de bijzondere omvang en vormGa naar voetnoot2), die de toevoeging kan krijgen.  
 
942 B.O alre minlicste, getrouweste heer, dat ic u wt al mijnre herten nyet gemint en heb.... [volgen nog drie praedicaten bij ic] dat is mi leet wt gronde mijns herten; | wylt mijnre ontfermen | ende | vergeeft mi al myn sonden, genadige god.  
 
Viervoudige zinnen: 6 vbb.
761 GO. Ende | lieve brueders, al vijndi u hier dicwijl harde veer of ende u natuer hier toe ontbreket, daer om en wanhopet niet | ende | en laet niet of, | pinet vaste voert | ende | begheert sijnre hulpen, sonder wien ghy niet en moghet.  
888 G.O goedertiere heere, | ende | wat mochtstu meer doen door mi | ende | met hoe groten rechte bem ic sculdich boven allen creatueren eenichlike te minnene dy, | ende | hoe verscoven word ic oft ic mi keerde van dy, | eya, tote wie saudic ghaen oftu mi staecs van di?  

Verder treffen wij in ons materiaal dan nog aan een 5-voudige, een 6-voudige, een 7-voudige, een 11-voudige, een 14-voudige en zelfs een 19-voudige zin. Wat aantal en plaats van de toevoegingen betreft bieden deze voorbeelden niets nieuws. In elk daarvan komt één toevoeging voor, die de zin opent. Ook de schematische structuur vertoont geen opvallende bijzonderheden, zij is in de Bijlage geanalyseerd en verantwoord. Daarom geven wij van deze veelvoudige zinnen curieusheidshalve alleen de 19-voudige zin in zijn volledige vormGa naar voetnoot3).

880 G.O mender glorieuse goedheyt, du glorieus alle salighe gheeste, dese drie een eewich een eenich, myn god, |1 alle eerachticheit es dine name, |2 alle doghet es dine natuere, |3 alle scoonheyt es dine voorme, |4 alle rycheyt es dine eyghen, |5 alle goedheyt es dine pleghen, |6 alle soetheyt es dyn leven | ende |7 alle glorie es dyn wesen; |8 dine wonderlike minne heeft mi ghewonnen, |9 in dyn vaderlyc herte bem ic ghedraghen | ende |10 met dinen eeneghe sone bem ic ghebooren; |11 dine eeweghe waerheyt bekende mi |12 dine vriendelike goedheyt begheerde mi | ende |13 dine scoone minne vercoos mi; |14 dine subtyle wysheyt voorrede mi, |15 dine persoonlike drievaudicheyt beelde mi | ende |16 dine heleghe wille dede wesen mi; |17 dine heleghe natuere versierde mi, |18 dine grote dueght ghifte mi | ende |19 du ghaefs mi altemale di.
[pagina 106]
[p. 106]

53. Samenvatting en conclusies

Voor de samenvatting der zinnen met een toevoeging (kortweg: t-zinnen) vinden wij de volgende gegevens:

Elementaire zinnen met één t 71 vbb.
met twee t 2 vbb.
  _____
totaal   73 vbb.
 
Samengetrokken zinnen met één t   5 vbb.
Tweevoudige zinnen met één t 17 vbb.
met twee t 3 vbb.
  _____
totaal   20 vbb.
 
Drievoudige zinnen met één t 6 vbb.
met twee t 1 vbb.
  _____
totaal   7 vbb.
 
Viervoudige zinnen met één t 4 vbb.
met twee t 2 vbb.
  _____
totaal   6 vbb.
5-19-voudige zinnen met één t   6 vbb.
  _____
Totaal   117 vbb.

Het totaal aantal t-zinnen bedraagt dus 117 of 6% van het volledige materiaal. Dat betekent, dat het toevoegen van woorden of woordgroepen die buiten het ‘zinsverband’ staan, een zeer zelden toegepaste syntactische procedure is.

Er zit echter aan deze conclusie een grote ‘maar’ vast. Want van deze 117 voorbeelden zijn er 37, (d.i. bijna ⅓) afkomstig uit een en dezelfde tekst, die slechts 4% van ons volledige materiaal heeft geleverd. Dit maakt alle conclusies die wij uit bovenstaande tabel zouden willen afleiden, zeer onzeker ten opzichte van het geestelijk proza in het algemeen. Deze omstandigheid steeds voor ogen houdend zien wij dan verder, dat wij 109 voorbeelden gevonden hebben waarin slechts één toevoeging voor komt, zodat wij deze constellatie wel als de regelmatige kunnen beschouwen. Daarnaast staan dan nog 8 voorbeelden met twee toevoegingen, terwijl een groter getal niet blijkt op te treden. Dit wat het aantal toevoegingen betreft.

En nu hun plaats in de constructie. Bij één toevoeging staat deze in 90 gevallen geheel vooraan in de zin. Bij meer-

[pagina 107]
[p. 107]

voudige zinnen vinden wij haar tweemaal vóór het tweede samenstellende element (het tweede schema). In 13 voorbeelden staat zij tussen de zinsdelen van de zelfstandige of samenstellende elementaire of samengetrokken zin. Als sluitstuk van het geheel komt de toevoeging voor in 3 voorbeelden, als sluitstuk van het eerste samenstellende element van een meervoudige zin nog in 1 voorbeeld.

Bij twee toevoegingen vinden wij:

t vóór het geheel: 6 vbb.; t vóór een volgend element: 2 vbb.;

t in een der elementen: 5 vbb.; t achter het geheel: 3 vbb.

Als wij nu 1. de posities van de toevoeging vóór het eerste of vóór een der volgende samenstellende elementen van een meervoudige zin, gezamenlijk als vóór-positie beschouwen; 2. de posities van de toevoeging in onverschillig welk samenstellend element als in-positie en 3. de posities van de toevoeging achter het laatste of een der voorafgaande samenstellende elementen als achter-positie, komen wij tot de constatering, dat van de 125 gezamenlijke toevoegingen er 100 een vóór-positie innemen, dat er 18 tussen de zinsdelen van de zinnen in staan en dat er 7 als afsluiting fungeren.

Resumerend blijkt dus de positie vóóraan de normale plaats te zijn, waar de bestanddelen buiten het zinsverband aan de zin worden toegevoegd.

Willen wij bij meervoudige zinnen de posities vóór een der volgende of achter een der voorgaande afzonderlijke elementaire zinnen zien als een positie tussen de samenstellende elementen, dan vinden wij daarvan 5 voorbeelden.

Hebben wij tot nu toe de toevoeging op zich zelf bekeken, nu brengen wij haar in verband met de schematische vorm van de zinnen waarin zij voorkomt.

Wij vinden dan:

Elementaire zinnen met t 73 = 62% (63.0%)
Samengetrokken zinnen met t 5 = 4% (11.5%)
Meervoudige zinnen met t 39 = 34% (25.5%)
  _____  
  117 = 100%  

Om deze cijfers tot spreken te krijgen, plaatsten wij (tussen haken) daarnaast de percentages waardoor de elementaire, samengetrokken en meervoudige zinnen vertegenwoordigd worden in het gezamenlijk materiaal van de hoofdstukken II, III en IV. Wij zien dan het percentage der elementaire zinnen vrijwel gelijk blijven (62% / 63%), maar

[pagina 108]
[p. 108]

het percentage samengetrokken t-zinnen is veel kleiner, dat van de meervoudige t-zinnen echter aanzienlijk groter. Het invoegen van bestanddelen buiten het zinsverband blijkt dus in samengetrokken zinnen minder gebruikelijk te zijn, des te meer echter in meervoudige zinnen en vooral in de zeer uitvoerige vormen daarvan, zoals de volgende cijfers laten zien.

Met t:

2-v.z. 17% 3-v.z. 6.0% 4-v.z. 5.0% 5- en meer v.z. 5.0%

Zonder t:

2-v.z. 18% 3-v.z. 5.2% 4-v.z. 1.2% 5- en meer v.z. 1.1%

In hoeverre de tekst die in dit hoofdstuk zulk een overwegende rol speelt (Enkele Gebeden = G-tekst), hierop van invloed is, zullen wij in de volgende § nagaan.

Vervolgens onderzoeken wij, of de afzonderlijke vormen der elementaire zinnen nog verschil in vatbaarheid voor het opnemen van toevoegingen vertonen. Om dit beter te kunnen beoordelen geven wij daarnaast weer de cijfers van Hfst. II.

Schema S.Vf.R. (4) 17 = 23.3% (43.6%)
Schema A.Vf.S.R. (12) 27 = 37.0% (41.3%)
Overige 29 = 39.7% (15.1%)
  _____ _____
  73 = 100.0% (100.0%)

Ofschoon de absolute aantallen vrij klein zijn, blijken de verschillen in de percentages tussen de zinnen van dit hoofdstuk en die van Hfst. II toch wel zo groot, dat zij enige (voorzichtige) gevolgtrekkingen toelaten. Vooreerst zien we dan de vorm A.Vf.S.R. bij de t-zinnen naar voren komen. Deze vorm leent zich dus blijkbaar beter voor het opnemen van toevoegingen dan de vorm S.Vf.R. Dat de zinnen van de vorm A.Vf.S.R. de enige zijn waaronder wij (twee) voorbeelden gevonden hebben met twee toevoegingen in een elementaire zin, mag misschien als een bevestiging hiervan gezien worden. Maar wat vooral opvalt in bovenstaande cijfers, is het grote percentage der ‘Overige’ zinsvormen bij de t-zinnen. Dit verschijnsel nog in bijzonderheden na te pluizen heeft bij de kleine aantallen weinig zin. Wij stellen alleen maar vast, dat ook de niet gebruikelijke zinsvormen gemakkelijk van een toevoeging kunnen worden voorzien, gemakkelijker nog dan de vorm A.Vf.S.R.

Intussen heeft dit resultaat ons nieuwsgierig gemaakt naar de toe-

[pagina 109]
[p. 109]

stand bij elementaire zinnen als samenstellende elementen van de meervoudige zinnen.

De 139 afzonderlijke elementen van de meervoudige t-zinnen geven het volgende te zien (tussen haken de cijfers van Hfst. IV):

Schema S.Vf.R. (4) 50 = 36.0% (58.9%)
Schema A.Vf.S.R. (12) 34 = 24.5% (29.5%)
Overige 55 = 39.5% (11.6%)
  _____ _____
  139 = 100.0% (100.0%)

Ook hier dus eenzelfde hoog percentage ‘Overige’ zinsvormen bij de t-zinnen, tegenover de 11.6% van Hfst. IV relatief nog opvallender dan bij de elementaire t-zinnen. Eveneens merkwaardig is, dat van die 39.5% er 18.7% voor rekening komen van de zinsvorm Vf.R. (19) en A.Vf.R. (20). Deze 18.7% tonen aan, dat er onder de samenstellende elementen der meervoudige t-zinnen vrij veel eenledige zinnen voorkomen. Verder zien wij bij de meervoudige t-zinnen de frequentieverhouding tussen de vormen S.Vf.R. en A.Vf.S.R. van Hfst. IV weer voor de dag komen (S.Vf.R. ruim in de meerderheid tegenover A.Vf.S.R.).

Alles inzake de bijzondere zinsvormen nog eens samenvattend constateren wij dus bij de gezamenlijke t-zinnen een zekere overmaat aan ongebruikelijke vormen, zowel in de elementaire zinnen als in de afzonderlijke elementen der meervoudige zinnen.

Over de mogelijke invloed van de G-tekst ook op dit punt komen wij straks nader te spreken.

Ten slotte iets over het secundaire vormkenmerk.

Wij vergelijken eerst de elementaire t-zinnen met de elementaire zinnen van Hfst. II, daarna de meervoudige t-zinnen met de meervoudige zinnen van Hfst. IV. Wij doen dit voor de totalen en voor de drie vormgroepen, die wij hebben onderscheiden en drukken de verhouding uit in procenten.

De zelfstandige elementaire zinnen geven dan het volgende te zien:

Element. t-zinnen Element. zinnen Hfst. II
Enkelv. Samengest. Enkelv. Samengest.
Totalen 44.0 56.0 30.8 69.2
 
S.Vf.R. 64.7 35.3 36.4 63.6
A.Vf.S.R. 44.4 55.6 27.6 72.4
Overige 31.0 69.0 23.2 76.8

[pagina 110]
[p. 110]

Wij vinden dus bij de t-zinnen over het algemeen (het totaal-cijfer) een verschuiving ten gunste van de enkelvoudige constructies. Maar binnen het kader van deze gewijzigde verhouding in de algemene situatie blijven de afzonderlijke vormgroepen zich, wat de e/s verhouding betreft, gelijk.

De vorm S.Vf.R. heeft in beide groepen (Hfst. V en Hfst. II) het grootste percentage enkelvoudige constructies, de ‘Overige’-vormen het kleinste, en de vorm A.Vf.S.R. houdt het midden.

De meervoudige zinnen geven, bezien in hun samenstellende elementaire zinnen, het volgende beeld:

Meervoudige t-zinnen Meervoudige zinnen Hfst. IV
Enkelv. Samengest. Enkelv. Samengest.
Totalen 77.7 22.3 57.0 43.0
 
S.Vf.R. 76.0 24.0 61.8 38.2
A.Vf.S.R. 62.0 38.0 53.8 46.2
Overige 89.1 10.9 48.8 51.2

Ook hier vinden wij bij de t-zinnen over het algemeen een verschuiving naar de enkelvoudigheid, zodat wij dus constateren, dat een toevoeging van bestanddelen buiten het zinsverband vooral in enkelvoudige zinnen voorkomt. Misschien mogen wij hieruit de conclusie trekken, dat de meer ingewikkelde structuur van een samengestelde zin belemmerend werkt op een uitbreiding daarvan met zulke toevoegingen.

In tegenstelling met de toestand bij de elementaire zinnen als zelfstandige eenheden komt in bovenstaande cijfers met betrekking tot de e/s verhouding een opvallende verandering bij de afzonderlijke vormgroepen aan het licht. Bij de t-zinnen leveren de ‘Overige vormen’ het hoogste percentage enkelvoudige constructies op; bij de zinnen van Hfst. IV echter het laagste! Bij de vormen S.Vf.R. en A.Vf.S.R. blijft de situatie gelijk. De vorm S.Vf.R. toont zich dus over de gehele lijn ten opzichte van de vorm A.Vf.S.R. preferent bij een enkelvoudige constructiewijze.

54. Individuele aspecten

Daar het totaal aantal der t-zinnen slechts 117 bedraagt, vergelijken wij bij onze proefpeilingen naar het individuele taalgebruik uitsluitend de totaalpercentages.

Wij voegen daar echter een korte beschouwing van de G-tekst

[pagina 111]
[p. 111]

(Enkele Gebeden) aan toe omdat deze hier zo'n opvallend grote frequentie vertoont en daarom op de cijfers van de voorgaande samenvatting een overwegende invloed heeft.

  Algemeen LJ. Br. H. R. CS. DD. M. G.
t-zinnen 6 5.2 12.5 2.9 0.7 5.2 1 0 47.5

Ruusbroec (R.), Hadewijch (H.) en Dirc van Delf (DD.) en de auteur van de Marialegenden (M.) tonen zich dus geen voorstanders van interjectionele of vocativische onderbrekingen in hun betoog. Anders de emotionele volksman Brugman (Br.)! En dan de auteur der Gebeden: hij (of zij!?) toont zich in meer dan een opzicht een extremist. Wij constateren niet alleen een voorkeur voor exclamatieve elementen, maar ook bijna alle extreem uitvoerige zinnen zijn van hem afkomstig: de 5-voudige, de 7-voudige, de 11-voudige, de 14-voudige en de 19-voudige zin (resp. vb. 916, 877, 905, 887 en 880) en verder nog 5 van de 7 drie-voudige en 2 van de 5 vier-voudige zinnen (resp. vb. 876, 860, 859, 875, 915, 874 en 888). Wat zich op grond van de cijfers voor de frequentie-verhouding tussen 2-voudige en meer-dan-2-voudige zinnen (vgl. Hfst. IV, § 50, 2e tabelletje) reeds liet vermoeden, manifesteert zich hier duidelijk en het is dus wel zeker, dat de G-tekst verantwoordelijk is voor het hoge percentage der meer-dan-2-voudige constructies onder de t-zinnen.

Het grote percentage ‘Overige’ zinsvormen komt echter niet voor rekening van deze tekst. Want naast de 39.7% ‘Overige’ vormen bij de gezamenlijke zelfstandige elementaire t-zinnen toont hij een privé cijfer van 29.4%; naast de 39.5% bij de gezamenlijke elementaire t-zinnen als onderdelen van meervoudige zinnen een van 35%.

Wel echter bestaat er bij de G-tekst een voorkeur voor de vorm A.Vf.S. (6). Onder de 39 ‘Overige’ vormen, die wij daarin bij zelfstandige zinnen en bij de samenstellende elementen aantreffen, vinden wij dit schema 27 maal.

voetnoot1)
Vermoedelijk is vóór eerlike het woord hoe uitgevallen.
voetnoot2)
Vgl. onze Inleiding, blz. 6.
voetnoot3)
De ‘toevoeging’ van deze zin is waarschijnlijk corrupt. Voor glorieus te lezen glorieers? In dat geval zouden wij met een 20-voudige zin te doen hebben.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken