Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Wat zei, wat zong 'dat Kwezeltje' (1898)

Informatie terzijde

Titelpagina van Wat zei, wat zong 'dat Kwezeltje'
Afbeelding van Wat zei, wat zong 'dat Kwezeltje'Toon afbeelding van titelpagina van Wat zei, wat zong 'dat Kwezeltje'

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.48 MB)

Scans (89.78 MB)

ebook (4.19 MB)

XML (0.15 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Wat zei, wat zong 'dat Kwezeltje'

(1898)–Hilda Ram–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Des Dichters Roeping

 
Zalige kindsheidsdroom,
 
niet gansch is uw luister me ontweken!
 
'k Mocht, ja, lang u genieten,
 
doch immer nog schijnt ge te kort mij,
 
Immer nog sluit ik mijne oogen
 
en zoek in het duister uw lichtgloed...
 
Och! gij waart als de zonne,
 
des morgens, bij 't vroolijk ontwaken:
 
Lachende drong een betoovrend gestraal
 
door reten en spleten
 
In het vertrek mijns gemoeds:
 
diamanten waren de stofkens,
 
Die ge verlichtet, en blij
 
wierp deuren en vensters ik open.
[pagina 38]
[p. 38]
 
Koesterend uchtendlicht!
 
gij ontdeedt mijn ziel van den zwachtel,
 
Die omwonden ze hield.
 
Waardeeren mocht ik de Godsgaaf,
 
Leven genoemd, en mijn hart
 
sprong op van genot en van wellust.
 
Dankbaar prees ik den Heer
 
en mijn lofzang klonk als een juichlied!
 
Heer! Gij hebt me gegeven
 
mijn jeugd te genieten in reinheid,
 
Met onbezoedelde lippen
 
te drinken den beker der blijheid,
 
Met onbenevelde blikken
 
te weiden op 't veld van 't natuurschoon,
 
Met eenvoudig gemoed
 
eenvoudige liefde te smaken,
 
Zoet als het sap van de druif,
 
vóór gisting het hoofdig en wrang maakt.
 
Heer! die enkele gaaf is genoeg
 
om een leven te vullen;
 
Ze is als de sterkende teug,
 
in 't begin van een moeilijke dagreis:
 
Lachender maalt zij den weg,
 
maakt sneller en lichter den voetstap.
 
 
 
Ei! maar tijd vlood heen...
 
meer streng, meer ernstig het leven...
 
't Is niet alles genot!
 
Zie, de ure genaakt van den arbeid.
 
Sluit thans de deur des gemoeds,
 
dat ge lommer er vindet en frischheid,
 
Als, van het werken vermoeid,
 
ge de rust komt zoeken, de stilte.
 
‘Arbeiden zult ge in het zweet van uw aanschijn’
 
zegde de Schepper,
 
Toen, door zondige driften,
 
verspeeld was de adel der onschuld...
[pagina 39]
[p. 39]
 
Adam is iedere mensch,
 
't Paradijs is zijn zuivere kindsheid,
 
Kennis van goed en van kwaad
 
het ontwaken tot schuld en tot zonde,
 
Arbeid, drukkende straf
 
voor hem, die tracht ze te ontloopen,
 
Edoch vergoeding en troost
 
voor wie ze met liefde ter hart neemt.
 
Arbeid, loffelijk juk,
 
blijf me immer, als heden, ten zegen.
 
Arbeid! durf dien naam
 
ik u geven, gij, vreugde mijns levens?
 
Werktuig werdt ge in mijn hand,
 
dat mij eertijds diendet tot speeltuig,
 
Harp met uw honderden snaren,
 
gij zielenbeheerschende dichtkunst!
 
Droomende liet ik mijn vingeren
 
gaan in een stille bedwelming
 
Over uw klankengebied,
 
onbekend met uw wonder vermogen,
 
Tot ik ontwaakte in vervoering
 
en siddrend uw werking erkende.
 
Niet alleen voortaan
 
in mijn ziel zult gij trillende heerschen,
 
Anderen zult gij begeestren
 
en sporen tot edele daden,
 
Machtigen weerklank wekken
 
in luistrende harten en zielen,
 
Op doen schieten het goede,
 
dat slaapt in verdorvene boezems,
 
Glans aan 't heerlijke leenen,
 
de nederige eigenverzaking
 
Zachtjes omglimmen met lieflijk gestraal,
 
dat de blikken der Godheid
 
Trekt en het menschelijk hart
 
doet baden in zalige ontroering.
[pagina 40]
[p. 40]
 
Laat die taak me vervullen,
 
o Heer, en ten einde is mijn trachten:
 
Hij ook heeft wat verdiend,
 
die, te zwak om de schooven te binden,
 
Tusschen de maaiers op 't veld
 
zich begaf, en met hartige liedren
 
Blijdschap wekte in hun geest
 
en met werklust staalde hun spieren:
 
Wees dan zijn lichaam zwak,
 
dat der anderen sterke zijn zielskracht!


illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken