Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Marco de nar (1949)

Informatie terzijde

Titelpagina van Marco de nar
Afbeelding van Marco de narToon afbeelding van titelpagina van Marco de nar

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.49 MB)

Scans (26.84 MB)

ebook (3.87 MB)

XML (0.26 MB)

tekstbestand






Illustrator

Herman Ramaekers



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Marco de nar

(1949)–Joh. Ram–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 33]
[p. 33]

Derde hoofdstuk.
Verontrustende gebeurtenissen.

Die eerste avond en nacht in het paleis van de keizer....

Het duurde wel even voor Marco aan het vreemde en de eenzaamheid in zijn kamer gewend was. Zo juist had de keizer zich in zijn eigen slaapkamer teruggetrokken. Een deur verbond de beide kamers. Wie in het vertrek van de keizer komen wilde, moest dat van de nar passeren. Zo werd Marco ook 's nachts de bewaker van zijn meester. Een groot gevoel van verantwoordelijkheid, maar ook van vreugde vervulde de nar. De taak, die hij vandaag aanvaard had, was zwaar, maar diezelfde taak had ook een grote waarde aan zijn leven gegeven. Iets groots stond hier te gebeuren. Marco moest de keizer helpen tegen valse ridders, die rondslopen en loerden op de macht van de keizer. Zeker, de strijd was gevaarlijk. Marco was echter bereid, evenals Pinto, zijn leven voor de goede zaak te offeren.

En wie weet, hoeveel hij, nu hij zo dicht bij de hoogste macht verkeerde, voor de verdrukte mensen van zijn land kon doen.

Aan dit alles dacht de nar, terwijl hij in zijn slaapkamer op en neer liep. De twee kaarsen, die het vertrek verlichtten, wierpen vreemde schaduwen op de wanden, schaduwen van de twee hoge stoelen, die bij een tafeltje stonden, schaduwen van de vier hoge palen, waarop de hemel van zijn slaapstee rustte; bewegende schaduwen ook van hemzelf, zoals hij daar rondliep in zijn narrenpak.

Ha! Hoe was 't mogelijk, dat in de handen van zo'n eenvoudige dwaas zulk een grote taak gelegd was!

Zou hij wel in staat zijn ze tot een goed eind te brengen?

[pagina 34]
[p. 34]

Marco staakte zijn rusteloze wandeling en bleef bij het venster staan. Met een ruk opende hij dit. De binnenstromende lucht gleed aangenaam afkoelend langs 't gelaat van de nar. Ook de stilte van de dromende bomen in de tuin en de glinstering van de vele sterren daarboven deden Marco goed. Zijn gedachten kwamen tot rust.... Ja, zo was 't goed: zo.... rustig te staren in die zwarte massa voor en beneden hem.... Minuten gingen voorbij. Toen was het of Marco plotseling wakker schrok. Hij meende enig geluid vernomen te hebben; 't kon niet veel meer geweest zijn, dan 't gekraak van enkele takken of het geritsel van wat bladeren. Maar toch was Marco's aandacht gespannen en boorden zijn scherpe blikken in de duisternis. Er was echter niets verontrustends te bespeuren. Toen.... ineens.... klonk uit de duisternis een fluisterstem: ‘Marco! Marco!’ De nar boog een weinig voorover en luisterde:

‘Marco!’ klonk het opnieuw, ‘een vriend spreekt tot je!’

Marco gaf geen antwoord, bleef roerloos staan en wachtte.

‘Marco!’ begon de vreemde stem weer, ‘ga terug, vanwaar je gekomen bent. Bemoei je niet met zaken, die je niet aangaan. Doe niet als Pinto. Onthoud deze vriendenraad Marco!’

Weer was 't stil buiten. Marco tuurde en tuurde, maar kon niets onderscheiden. Hij bleef nog enige tijd wachten; maar de stem klonk niet meer door de stilte.... Toen trok Marco zich terug en sloot het venster.

‘Bemoei je niet met zaken, die je niet aangaan’, gonsde het door Marco's hoofd.

‘Haha!’ lachte Marco zacht, ‘maar deze zaken gaan mij wel aan! Ik zal er mij mee bemoeien, zoveel ik kan!’

De kaarsen in Marco's kamer waren bijna opgebrand. 't Werd tijd om te gaan slapen. Het had geen nut, nu nog langer bij het venster te staan of achter een gesloten deur de wacht te houden.

Marco had zijn nachtrust wel verdiend. Plots richtte

[pagina 35]
[p. 35]

Marco zijn schreden naar een hoek van de kamer, waar hij een klein houten Maria-beeldje ontdekt had. Daar knielde Marco neer en smeekte hij in een kort gebed opnieuw Maria's machtige hulp af.

Enkele ogenblikken later werden ook de lichten in Marco's kamer gedoofd.

 

De volgende dagen brachten voor Marco veel vreemde en vaak verrassende gebeurtenissen. Hij maakte kennis met veel vooraanstaande personen van het keizerlijk hof, hij was tegenwoordig, urenlang soms, bij de gewichtige besprekingen over verschillende landsbelangen; hij ontdekte iedere dag weer, met welk een bekwaamheid, maar vooral met welk een liefde de keizer zijn volk trachtte te leiden. Telkens opnieuw bespeurde hij, hoe groot en talrijk de zorgen van de keizer waren. Soms schoot het Marco in de gedachten, hoe vreemd het was, dat bij de vele besprekingen, nooit de toestand in het land van graaf Otto aan de orde waren. Maar al te graag zou Marco de gruweldaden van die graaf bekend gemaakt hebben; maar er was iets in hem, waarom wist hij zelf niet, dat hem waarschuwde, dat nog niet te doen. Bovendien meende Marco zijn keizer geen nieuwe lasten te mogen bezorgen. En dus zweeg en luisterde Marco. Opletten en luisteren, dat was voorlopig Marco's voornaamste werk. Ook bij de rondgangen door het keizerlijk paleis had Marco ogen en oren wagenwijd open. Er was heel wat moois te zien. Uit alle delen van het rijk hadden honderden edelen en voornamen hun kostbare geschenken de keizer aangeboden. Gangen en zalen stonden vol prachtige vazen, beelden, tafels en kastjes. Aan de wanden hingen talrijke tapijten, rijk versierde zwaarden en fel gekleurde schilden. Ze getuigden allemaal van de achting, de eerbied en de liefde, die leefden in de onderdanen van de keizer.

Maar vooral de kennismaking met allen, die aan het hof verkeerden, achtte Marco van het grootste belang. Al heel

[pagina 36]
[p. 36]

spoedig wist Marco, dat de meeste hovelingen overtuigd waren, dat de nieuwe nar het niet lang maken zou.

‘'t Is lang Pinto niet’, zei de één. ‘Marco zingt goed!’ beweerde een ander, ‘maar het vertrouwen van de keizer heeft hij niet’.

Het deed Marco goed te horen, dat zijn spel met de keizer zo juist begrepen werd. Zo maakte hij des te meer kans, iets bijzonders te ontdekken. En dit gebeurde weldra. Op een morgen volgde Marco de keizer bij diens rondwandeling door het paleis. De nar vertoonde een uitgelatenheid, die ieders aandacht trok. Hij sprong en danste en maakte voor iedere hoveling de gekste buigingen. Plotseling ontdekte Marco tussen een groepje edellieden een man, wiens wang een lange snijwonde vertoonde. De man behoorde tot de lagere edelen, die meestentijds op 't paleis verbleven en met minder belangrijke boodschappen naar ver weg wonende graven en ridders belast werden. 't Was de snijwonde, die Marco's bijzondere aandacht trok. Onmiddellijk danste Marco op hem af, boog tot driemaal heel hoffelijk voor deze edelman en zei toen even deftig:

‘'s Keizers hoogverheven en nooit volprezen nar groet U, mijn naam is Marco!’

Het was de gewoonte in het paleis van de keizer een dergelijke manier van voorstellen te beantwoorden, zodat degene, aan wie Marco zich voorstelde, ook zijn naam moest noemen. De meeste hovelingen deden dit dan ook zonder verder veel notitie van de nar te nemen. De man met de littekens scheen echter liever niet met de nar in aanraking te komen. Een reden te meer voor Marco om hem te volgen: ‘Mijn naam is Marco, edele Heer!’ herhaalde hij. De edelman kon moeilijk zonder meer ontkomen en daarom riep hij bars: ‘Zijne majesteit wacht je nar! Mijn naam is te edel voor narrenoren’.

‘Zeker even edel als Uw geschonden gelaat!’ spotte Marco.

Onmiddellijk weerklonk een luid gelach. ‘Haha,

[pagina 37]
[p. 37]

Heinrich’, riep er iemand. ‘'t Is met deze nar slecht kaatsen! Ik zou bovendien maar niet met m'n schermwond te koop lopen!’

‘Kijk, kijk’, spotte Marco. ‘Een edelman, die zich niet aan de wetten van het paleis houdt!’

‘Hoor je het Heinrich’, sprak een der anderen. ‘Ook Marco is al op de hoogte van het feit, dat hier niet bloedig geschermd mag worden’.

Nu moest Heinrich zich wel verklaren. Zo onverschillig mogelijk vertelde hij:

‘'t Heeft niets te betekenen. 't Is niets anders dan een kleine vergissing van mijn tegenstander, met wie ik drie dagen geleden een korte oefenwedstrijd hield.... Net iets voor een dwaas, om daarmee te spotten!’

‘Dwazen zien soms meer, dan zij, die denken dat ze wijs zijn!’ spotte Marco nog eenmaal. Toen maakte hij opnieuw een diepe buiging en volgde zijn meester. Fluisterend deelde hij hem deze korte gebeurtenis mede en zei tenslotte:

‘De nar heeft zo'n idee majesteit, dat de glasscherven meer zouden kunnen vertellen!’

‘Denk je Marco, dat edelman Heinrich tot de ontrouwen behoort?’

‘Marco weet nog niets, majesteit, hij vermoedt slechts. We zullen die Heinrich bijzonder in het oog houden!’

‘Doe dat’, sprak de keizer.

Toen leek het of plots een droeve stemming zich van de keizer meester maakte. Tot Marco's verwondering betraden ze een gedeelte van het paleis, dat voor iedereen gesloten was. Achter de keizer aan doorliep Marco de kamers en gangen van de keizerin en haar zoon Otello. Uit alles bleek hier, dat deze ruimten sinds lange tijd niet meer gebruikt waren. Met nog geen enkel woord had de keizer over zijn gemalin en zoon gesproken. Nu zette hij zich plotseling op één der rustbanken en gebood Marco naast hem te komen zitten.

‘Ook dit moet je weten, Marco.

[pagina 38]
[p. 38]

Nog een andere zorg drukt mij. Je zult de keizerin wel gemist hebben. Misschien weet je ook, dat we een zoon hebben. Otello heet hij! Hij is onze enigste! God heeft ons slechts één zo'n kostbaar pand toevertrouwd. En helaas, 't lijkt wel of Hij ons die ook nog ontnemen zal. Otello is zeer zwak! Alles wat wij gedaan hebben, om een blos van gezondheid op zijn wangen te toveren, is vergeefs geweest. De beste doctoren uit m'n land hebben alles gedaan wat ze konden. 't Schijnt niet te baten. Ze vrezen 't ergste. Sinds enkele maanden verblijft Otello nu met de keizerin aan het zeestrand, in het zuiden van mijn land.

Die streek was beter voor hem, meenden de doctoren. Maar de berichten zijn nog niet gunstig. 't Gaat iets beter, zeggen zij. Maar ik mis hem zozeer. Hij is zo lief onze Otello. Iedereen houdt van hem....’

De keizer zweeg. Marco las in de ogen van zijn meester het verlangen naar keizerin en zoon. Maar de nar begreep, dat de staatszaken de persoonlijke belangen van de keizer op de achtergrond drongen. En dit weten vergrootte zijn eerbied en liefde voor zijn meester.

Nog enkele ogenblikken vertoefden keizer en nar in deze vertrekken. Toen keerden zij terug naar de staatszaken, die weer de nodige aandacht vroegen.

‘Wonderlijk!’ dacht Marco menigmaal, ‘wonderlijk, dat de keizer zoveel aandacht heeft voor allerlei zaken, terwijl toch een grote angst voor zijn zoon Otello hem vervult!’

En menigmaal, 's avonds op zijn kamer, had de nar moeite zijn tranen te bedwingen, als hij aan al die ellende dacht. Maar dan zocht hij troost bij z'n beste toeverlaat de H. Maria en dan bad hij:

‘Lieve Moeder Maria, help mij toch, om al dat leed tenminste een klein beetje te kunnen verlichten. Laat de nar toch iets goeds kunnen doen!’

 

Zo gingen verscheidene dagen voorbij, dagen waarin weinig bijzonders gebeurde en Marco zichzelf verwijten

[pagina 39]
[p. 39]

maakte, dat hij zo weinig tot stand bracht. Tot plots op een morgen de gewone sleur van alle dagen verbroken werd.

Reeds vroeg in de morgen kondigde luid trompetgeschal aan, dat onverwachte gasten toegang tot de stad verlangden. De poortwachters haastten zich twee ruiters binnen te laten. 't Waren soldaten van de keizerlijke garde; ze hoefden hun komst niet te verklaren. Ze konden meteen doorrijden. En weldra weergalmde het paardengetrappel door de nog stille straten. De enkele burger, die even door de vensters gluurde, zag slechts die twee soldaten, zonder te vermoeden, welke tijding ze kwamen brengen. Marco, die reeds vroeg in de morgen op z'n eentje een speurtocht in stallen en tuin gemaakt had, ontving de twee ruiters.

‘Wij wensen onmiddellijk bij de keizer toegelaten te worden’, gelastten zij.

‘De keizer rust nog’,antwoordde de nar. ‘Ik ben 's keizers nar, Marco! Jullie kunt mij de zending toevertrouwen’.

‘Het spijt ons zeer. We hebben de speciale opdracht, het ons toevertrouwde schrijven de keizer persoonlijk ter hand te stellen’.

‘Van wie komen jullie dan?’ wou de nar weten.

‘De keizerin zendt ons!’ klonk het bijna plechtig.

‘De keizerin?’ Marco schrok ervan. Een spoedbericht van de keizerin? Wat kon dat betekenen? De nar bedacht zich niet langer, maar spoedde zich naar het vertrek van de keizer. En nog geen twee minuten later was hij terug en verzocht hij de soldaten hem te volgen.

‘De keizer wacht U’, zei Marco. In de grootste spanning voerde hij de twee mannen naar de keizer.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken