Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De papegaai, de stier en de klimmende bougainvillea (1992)

Informatie terzijde

Titelpagina van De papegaai, de stier en de klimmende bougainvillea
Afbeelding van De papegaai, de stier en de klimmende bougainvilleaToon afbeelding van titelpagina van De papegaai, de stier en de klimmende bougainvillea

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.05 MB)

XML (0.42 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De papegaai, de stier en de klimmende bougainvillea

(1992)–Anil Ramdas–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 91]
[p. 91]

II

[pagina 93]
[p. 93]

Surinaamse literatuur

Zoals verf aan schilders toebehoort, en mest aan boeren, zo horen woorden bij taalkunstenaars, bij dichters en schrijvers. Het woord is aan de literatuur. En zo hoort het ook.

Als wetenschapper besef ik dat de wetenschap de slag om de kennis van de maatschappij ruimschoots verloren heeft. Vroeger ging men ervan uit dat er naakte feiten bestaan die door de wetenschapper worden waargenomen en die vervolgens geordend worden in woorden en begrippen. In wetenschappelijke taal dus. Toen kwam het postmodernisme en hielp ons uit de droom. Taal is niet iets dat volgt ná de waarneming van feiten; taal bevindt zich midden in het proces van de waarneming van feiten. Als je niet de woorden hebt, ontdek je de feiten niet. Zonder taal ben je ziende blind, dat is min of meer het verhaal van het postmodernisme.

Hieruit volgt dat de werkelijkheid het beste kan worden waargenomen en beschreven door degenen die over het grootste taalvermogen beschikken. Door de taalkunstenaars dus, door dichters en schrijvers. Omdat zij méér woorden hebben zien ze meer van de werkelijkheid, in een grotere genuanceerdheid en met meer subtiliteit. De schrijvers zijn de eigenlijke maatschappijonderzoekers. De literaire methode is superieur gebleken ten opzichte van de wetenschappelijke methode.

Ik geef het toe, en zin toch op wraak. Ik bedoel: de schrijvers krijgen de wereld op een gouden schaaltje en ik als sociaal wetenschapper eindig met het verkeerde beroep! Vooral in het geval van Suriname is die wraak op z'n zoetst. De wetenschap mag het dan overal tegen de literatuur hebben afgelegd, maar niet in Suriname.

Ik denk namelijk dat de wetenschap een grotere bijdrage heeft geleverd aan onze kennis over Suriname dan de literatuur. Wetenschappers en journalisten - ik reken de journa-

[pagina 94]
[p. 94]

listiek tot een bijzondere vorm van wetenschap - hebben de Surinaamse samenleving grondiger, effectiever en doeltreffender beschreven en verbeeld dan de schrijvers van fictie.

Wat heeft de Surinaamse literatuur bijvoorbeeld geplaatst tegenover het sociologische monument van de slavernij in Suriname dat Rudolf van Lier ons heeft nagelaten? Welke Surinaamse roman kan het qua diepgang en uitgestrektheid opnemen tegen een boek als Samenleving in een grensgebied. Een sociaal-historische studie van Suriname (Rudolf van Lier, 1949/1977)? Wat heeft de Surinaamse literatuur geplaatst tegenover de antropologische studie van de Amerikaanse Brana-Shute over de straathoek-cultuur van creolen in Paramaribo? Wat heeft men geplaatst tegenover Wij Slaven van Suriname van Anton de Kom of tegenover het werk van Richard Price over de bosnegers? Bestáát er een Surinaamse roman die zo goed de zoete melancholie en de wrange vrolijkheid van Suriname mengt als in het boek Frimangron van Gerard van Westerloo en Willem Diepraam?

Natuurlijk zijn er mooie Surinaamse verhalen geschreven: maar je kunt alle Stille Plantages, alle Sarnami Hai's en alle Atmans toch heus wel kwijt in één hoofdstuk van pak weg, A House for Mr. Biswas van Naipaul, of zelfs Miguel Street, ook van Naipaul. Of is dit soms een stoot onder de gordel?

Ach kom, laten we flink zijn: Suriname heeft geen Miguel Street omdat de Surinaamse literatuur geen Naipaul heeft. Wij missen daarvoor de ironie, de doordachtheid, de universele visie. De Surinaamse literatuur heeft hart, maar geen oog. Ze heeft de beste bedoelingen, maar ze kan de werkelijkheid niet waarnemen. Ondanks hun overvloed aan woorden zwijgen de Surinaamse schrijvers, zeker sinds de onafhankelijkheid.

Ziedaar, de open deur is opnieuw ingetrapt. We kunnen er omheen draaien, we kunnen optimisme en hoop voorwenden, we kunnen beweren dat het aan de Nederlandse uitgevers ligt, of aan de Nederlandse recensenten, aan het distributienet of aan een cultuur die meer op luisteren en zien dan op lezen is georiënteerd - we weten het wel: de Nederlanders zijn koloniaal en de Surinamers zijn onaangepast - maar het zijn per slot van rekening allemaal elegante smoezen voor het

[pagina 95]
[p. 95]

feit dat de Surinaamse literatuur gefaald heeft. De Surinaamse literatuur is mislukt.

 

En de meest voor de hand liggende verklaring daarvoor is dat Suriname is mislukt. Suriname als gemeenschap bestaat niet en heeft nooit bestaan. Suriname is geen land, geen streek, geen stad, geen dorp en geen buurt. Suriname is een universum. Suriname bestaat uit relatief autonome subcultuurtjes, uit loshangende, zijdelings samenwerkende kliekjes, die bijeen worden gehouden door hetzelfde noodlot. Dat noodlot dat zo schitterend tot uitdrukking wordt gebracht door het Surinaamse paspoort. Mensen die hun noodlot willen tarten, mensen die hun leven in eigen hand willen nemen, mensen die ambitie koesteren en vooruit willen, die mensen bidden tot God en de Nederlandse ambassadeur om een ander paspoort.

Want Suriname is het produktiefste land ter wereld als het om de produktie van migranten gaat. En die migranten produceert het land uit migranten. Want Suriname bestaat nu eenmaal alleen uit migranten. Uit passanten, uit mensen die gedwongen waren er een tijdelijk onderkomen te accepteren. Ze willen misschien niet per se terug naar Afrika, India of Indonesië, of zelfs niet per se naar Holland, maar voor altijd in Suriname moeten blijven, dat hebben ze nu ook weer niet verdiend.

Welke literatuur ontstaat er in zo'n land, een land dat niet meer is dan een soort Casablanca, een wachthuisje waar men zich tijdelijk beschermd weet, maar dat men onmogelijk zijn thuis zal kunnen noemen, wat kan de literatuur van zo'n land betekenen? Volgens mij hoort de literatuur van zo'n land in de eerste plaats migrantenliteratuur te zijn. Dat is op zich misschien niet zo vindingrijk, maar migratie vat ik op zoals de Jamaicaanse wetenschapper Stuart Hall dat doet, en wel als het gevoel dat je niet bent waar je wil zijn, en niet wil zijn waar je steeds terechtkomt, terwijl de plek waar je geweest was niet meer bestaat.

De migrant bestaat voor driekwart uit herinnering en voor de rest uit wispelturigheid. Migrantenliteratuur verbeeldt daarom het onvermogen tot verankering, de onmogelijkheid je te wortelen en de volstrekte onzinnigheid van pre-moderne

[pagina 96]
[p. 96]

aangelegenheden als gemeenschapszin, burgerschap, en het ergste van al: de onzinnigheid van nationalisme en vaderlandsliefde.

Migrantenliteratuur verwoordt dus de weg die de mens in de wereld aflegt om zijn identiteit ten volle te kunnen ontplooien. En die weg is heel letterlijk een weg: weg in de zin van weggaan, en weg in de zin van een streep op een kaart.

Zo'n migrantenliteratuur heeft iemand als Rushdie ons geboden. En dan bedoel ik niet alleen de Duivelsverzen, maar vooral zijn twee eerdere boeken, Middernachtskinderen en Schaamte. Wie Schaamte leest, leest de ervaringswereld van de migrant. Die kijkt door de ogen van iemand die elders gemoderniseerd is, maar vol heimwee en ironie terugkijkt en tegelijk ook vooruitblikt. Zo'n migrantenliteratuur heeft ook García Márquez ons gebracht, bijvoorbeeld in zijn Kroniek van een aangekondigde dood. In dit antropologische boek gaat het om de dodelijkheid van een cultuur die aan traditie vasthoudt en de wereld aan zich voorbij laat gaan. Een wereld die stilzwijgend met de traditie instemt en aldus de cultuur in de steek laat.

Het merkwaardige is dat ik net zo'n verhaal als van Márquez in Nickerie tegenkwam, het verhaal van een hindoe die zich verplicht voelde om de moslimfamilie waartoe de verleider van zijn dochter behoorde uit te roeien. Op een kwaaie dag nam hij een geweer en schoot drie mannen en twee geiten dood. De politie vond de dader in een hindoetempel waar hij een beeld van Krishna omklemd hield en hartverscheurend huilde.

Waarom hebben onze schrijvers zulke krankzinnigheden niet in beeld gebracht, waarom zijn ze niet geregistreerd, en wel zodanig dat we niet alleen een simpele afkeer voelen, maar ook een zekere medeplichtigheid, een medeverantwoordelijkheid waar de migrant zich gewoonlijk zo goedkoop van afmaakt: namelijk met een ticket naar Holland?

Kortom: migrantenliteratuur gaat over mensen die rusteloos hun waardigheid proberen te redden door in verbinding te treden met hun omgeving, en die daarmee alleen maar aan waardigheid lijken in te boeten.

Toch is migrantenliteratuur niet per definitie triest of treu-

[pagina 97]
[p. 97]

rig, ze is geen langdurige innerlijke mijmering als Leo Ferriers Atman, geen adolescente dromerij als Bea Vianens Sarnami Hai, en geen hoogdravende verheerlijking van het woeste landschap, als in sommige boeken van Albert Helman.

Migrantenliteratuur kan en moet ook ironisch zijn, zichzelf op de korrel nemen, twijfelen, spotten, migrantenliteratuur kan wel degelijk licht, vrolijk, warm en toch diepgaand en ontroerend zijn. En Naipaul zal ik nu eens een keer niet noemen.

Waarom is die literatuur in Suriname niet geschreven? Omdat de Surinaamse schrijvers zich hebben opgesteld als ingenieurs van de menselijke ziel. Zoals men weet had Stalin aan ingenieurs opgedragen om de nieuwe Russische machines te bouwen en aan schrijvers om de nieuwe Russische mens te creëren. Zo werden schrijvers de ingenieurs van de menselijke ziel, die niet de werkelijkheid beschreven zoals die was, maar zoals die moest worden. Niet wat waar was, maar wat gewenst was, wat voorgeschreven was.

En neem nou eens het werk van één van de meest gevoelige schrijvers van Suriname, Leo Ferrier, en lees dan in Atman het volgende: ‘Wanneer zullen we handelen om de harmonie, welke er is maar die wij in onze onwetendheid niet zien, nog hoger te voeren? (...) Ik wil hoe dan ook van een totaliteit uitgaan, één totaliteit, die allen in Suriname toch vormen?’ Leo Ferrier schreef deze magische zinnen in 1968. En de harmonie die er al die tijd was en die we in onze onwetendheid niet zagen, die totaliteit die we met z'n allen vormen, hebben we breeduit gedemonstreerd in de racistische vechtpartijen van '69, '73, '74 en '75 en later in de gruwelijkheden sinds december 1982.

Ik weet dat het moeilijk is voor een schrijver om te werken in een gemeenschap die niet meer is dan een groot uitgevallen gezelschap, waar iedereen op vertrek lijkt te staan. Ik weet dat het lastig is om op een feestje te komen terwijl de muziek al uit is gezet, de drank op is, en de gasten zijn vertrokken. Maar kom dan niet terug met een verhaal over hoe leuk dat feestje was.

Waarom hebben de Surinaamse schrijvers de dwangmatige migranten, die Surinamers nu eenmaal zijn, proberen tegen

[pagina 98]
[p. 98]

te houden met praatjes over gemeenschapszin en harmonie? De schrijver hoort het gedrag van mensen niet te willen reguleren; daar zijn politici voor, ambtenaren en politieagenten. Schrijvers behoren het gedrag van mensen te beschrijven. Ze moeten dat gedrag onderzoeken, de herkomst van de motieven traceren, de geheime drijfveren blootleggen, de wanhoop aangeven. De Surinaamse schrijver heeft zich echter altijd verplicht gevoeld de natie te helpen opbouwen. Hij heeft zich verplicht gevoeld als ingenieur van de menselijke ziel op te treden. Hoogmoed en grootheidswaan, zeurderige boodschapperigheid, daar is de Surinaamse literatuur aan ten onder gegaan.

In plaats van kritiek en zelfkritiek, in plaats van twijfel en onderzoek, kregen we betuttelende propaganda en valse kreten over één boom, één land, één volk. Behalve een handjevol nationalistische excentriekelingen hebben Surinamers nooit enig belang gehad bij de totstandkoming van een culturele eenheid. Je kunt Surinamers van alles betichten, maar niet dat ze interesse hadden in de toekomst van een land waar ze nooit voor gekozen hadden. Daarvoor zijn het migranten.

Als het ze heet onder de voeten wordt, gaan ze weg en dat is, nogmaals, geen laffe maar juist een zeer heldhaftige daad. Een daad van beschaving, van moderniteit. Mensen hebben behalve het recht op meningsuiting ook het recht op beweging en verplaatsing, het recht op het nomadendom, het recht om gewoon weg te gaan als er onheil dreigt.

De Surinaamse schrijvers hebben dat recht nooit erkend. Zo schreef Michaël Slory in De Gids (Suriname-nummer, nr. 10/11, 1990) een gedicht met de hoogst verdachte titel: Verliefd op mijn land Suriname. Hij zegt: ‘Ik wil gáán... / alleen als jíj / niet meer zou bestaan!’ En met ‘jíj’ bedoelt de dichter Suriname. Surinaamse schrijvers hebben een visie verward met een missie. Ze hebben hun lezers kwalijk genomen dat die hun belangen veilig stelden door te vertrekken, want zo moet je de regels van Slory lezen: hij erkent dat het land eigenlijk ondraaglijk is, maar hij schept masochistisch op over zijn eigen moed om er te blijven. Stel je voor dat een Belg over België schreef: Ik wil gaan, alleen als jij niet meer zou bestaan. Dat zou niet eens door de carnavalscommissie worden toegelaten.

[pagina 99]
[p. 99]

De Surinaamse schrijver heeft het verlangen naar mobiliteit geminacht, het verlangen naar verplaatsing en ontheemding verfoeid, daar zit de onwaarachtigheid van de Surinaamse literatuur in: men heeft de schoonheid getoond, die er misschien wel is, maar tegelijkertijd de innerlijke wreedheid verhuld.

Laten we niet vergeten dat een hele generatie Surinamers hier in Nederland opgroeit die nooit in Suriname is geweest. Maar het zijn kinderen van migranten die het migreren niet hebben verleerd. Ze zullen niet fysiek terug willen, maar wel mentaal, wel in de fantasie. Ze hunkeren naar een imaginair thuisland, zoals Rushdie het zegt, ze hunkeren naar de verhalen over het land waar ze zó mee verbonden zijn dat het zelfs hier hun levenskansen bepaalt, hoe goed hun taalaccenten en hun zeden en gewoonten ook zijn aangepast.

Die generatie jonge, hongerige lezers die niet weet hoe poelepantje eruitziet, die niet weet hoe de creolen de hindoestanen molesteren of hoe de hindoestanen de creolen bestelen, die niet weet hoe lief en geestig Surinamers in hun land kunnen zijn, en hoe onbeschoft en bot, die generatie wil van dat alles een voorstelling hebben. In alle eerlijkheid, en dus ook in alle lelijkheid. Terwijl de Surinaamse schrijvers hun lezers een beeld van het land voorhouden waaraan men niet kan zien waarom ooit zoveel mensen zijn gevlucht en zoveel anderen nog proberen te ontsnappen.

Het woord is aan de literatuur. En zo hoort het ook, maar ik vraag me wel af of het in goede handen is.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

landen

  • Suriname

  • Caribisch deel van het Nederlandse Koninkrijk