Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Burgers in nood (1940)

Informatie terzijde

Titelpagina van Burgers in nood
Afbeelding van Burgers in noodToon afbeelding van titelpagina van Burgers in nood

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.98 MB)

Scans (2.61 MB)

XML (0.37 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Burgers in nood

(1940)–H.M. van Randwijk–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 143]
[p. 143]

XIII

Iedere dag prompt acht uur verschijnt Heiltje Verdoorn voortaan, klompen onder de arm, in het portiek van ‘Us Wente’. Willem staat gelijk met zijn vrouw op (het is net of hij dan tenminste een klein beetje meewerkt) maar zoodoende maakt hij de moeilijke dag nog langer dan anders. Hij loopt gewoonlijk mee tot het park, dat Vreedorp omsluit en wandelt daarna met Rietje door naar zijn ouders. Daar heeft het kind rust en zon en hij tracht er zich te sterken met de eenvoudige troostwoorden van zijn vader. Dat zou werkelijk gaan als Heiltje niet tegelijkertijd haar lichaam knauwde met veel te zwaar werk. Nu lijkt ieder uur rust gestolen van haar. Als de onrust en de schaamte te sterk wordt, sluipt hij door het kleine houten hek weg en loopt hij weer uren door de stad naar werk te zoeken.

Hij loopt dan uren tevergeefs....

En onderwijl sjouwt Heil het klamme zweet op haar rug bij het werk waar de mevrouwtjes van Vreedorp te teer voor zijn.

En wat zeggen de ouwelui dan nog?

- Gelukkig dat Heil d'r nog ietwat bij verdient, zeggen ze. En dan kijken ze vol schrik op als Willem uitvalt:

- Gelukkig, zoo, noemen jullie dat gelukkig?.... Maar ik vertel je, dat dat nou juist het ergste is voor een man.... Nou mot U moeders es een paar dagen late spitte en zelf de kantjes eraf loope.... vader, dan durf je niet meer in huis te komme, wed ik. Maar ik mot, ik mòt.... En vroeger als snotneus op de schoolbanken hoorde ik van kerels die d'r vrouwen lieten werken.... Hottentotten of Batavieren of weet ik 'et. Was onchristelijk hè, maar nou motte wij het zelfde doen en onze smoel houe. Kanne jullie dat uitlegge?....

Nee, dat kan niemand. Vader begint met Gods ordonnantiën en

[pagina 144]
[p. 144]

eindigt met hem gelijk te geven.

Als ze dan's avonds om een uur of zes Heil bij Vreedorp weer opwachten is de kleine Rie uit haar doen, Heiltje doodvermoeid en Willem beschaamd.

Daarmee hebben ze dan ƒ1.20 verdiend, dat is tachtig cent voor het Rijk en veertig voor het eigen huishouden.

Maar er is nog iets. Alras bemerkt het geoefende oog van mevrouw Heytema, dat het werk niet zoo vlot als ze verwacht had. De werkvrouw versjouwt halve emmertjes water en schrobt en boent of het aaien is. Lui? Nee, dat gelooft ze niet direct; het is een net mensch, dus moet er wat anders zijn. Maar op haar moederlijke vragen dienaangaande weigert Heiltje stug ieder antwoord. Dat maakt de toestand wel pijnlijk, want natuurlijk geeft mevrouw geen ƒ1.20 van haar karig pensioen voor niets uit. Als Suze van de training bij de roeivereeniging thuiskomt, moppert ze, dat de boel nog niet aan kant is. En Suze houdt zoo van een nette boel! Als haar handen maar niet zoo trilden van het roeien, zou ze wel even mee aanpakken, maar nu moet vrouw Verdoorn het alleen maar doen. Na zoo'n dag werken is de weg naar huis lang.

Heiltje houdt met moeite haar zuchten achter haar saamgeknepen lippen verborgen en strompelt op't lest naast Willem voort. Ze zegt dat het van de versleten schoenen komt, maar Willem weet wel beter. Wat moet hij echter doen? De zonnewarmte van de akker brandt nog weldadig in zijn bloed, dat gloeit naar binnen zonder dat je het zelf wil, maar naast zoo'n mensch lijkt het misdadig!

's Avonds probeert ze vroeg te gaan slapen. Als hij soms even bij het bed komt, vindt hij het kussen nat van zweet en de dekens omgewoeld.

- Heb ik koorts? vraagt ze tusschen waak en droom. Maar

[pagina 145]
[p. 145]

dan vergeet ze dat ze een dochter van haar vader zijn wil, dat ze zich flink houden moet.

In de leege uren van de verdere avond, luisterend naar het zware ademhalen van vrouw en kind, peinst Willem over het tekort dat Arie Bresler noemde. De waarheid, de waarheid in de modder, maar dat kan het eind niet zijn....

Wat dan?....

- Dat moet je Hemzelf vragen, zei Jaantje Hakman. God zelf vragen.... Soms doet Willem Verdoorn het. Wat zou 'et? Geen mensch immers, die hem hier ziet of hoort!

 

Iedere Vrijdagavond tegen zessen ziet Herman Braans een man en een kind op en neer loopen onder de kastanjes voor zijn huis. Even later komt de werkvrouw van zijn buren er naar toe, ze begroeten elkaar zonder woorden bijna, en temperen moedeloos de uitgelaten blijdschap van het kind.

Een enkele korte zin wordt soms hoorbaar binnen het venster:

- Moe, Heil?

- Nogal.

- Moet dat nou, Heil....

- Ja, moet, Willem.

Een tragedie in de schaduw van mijn huis, zonder dat ik een vin verroer, peinst Herman Braans. In de huiskamer speelt moeder op het orgel. Op de hoek van zijn schrijftafel staat een leeggedronken kopje en een schoteltje met cakekruimels.

Iedere Vrijdag hetzelfde: Drie sjofele menschen trekken onder de kastanjes moeizaam naar de stad, christelijke liederen en thee met cake.

Het is niks erg en vooral heel alledaagsch, maar wie het opmerkt schrikt toch even. Zoo doet Herman Braans, jong en onervaren als hij is.

[pagina 146]
[p. 146]

Bij gelegenheid vertelt Masborg hem, dat het een werklooze is, nette kerel. Renske staat daar ook bij. Ze zegt: Moeder is niet erg tevreden over haar. Maar ik geloof dat het mensch niet sterk is.... och, wat levert zoo'n dag toch ook op, hè

Renske zal haar wel eens wat toestoppen zoo nu en dan. Masborg trekt aan zijn sigaret en schopt in het grint. Hij tracht zijn hart te verbergen in een rookscherm, dat probeert hij vaker, maar het ligt even onbeschermd als een stad in oorlogstijd.

- Goed kind, goed, maar zoo dat ik het niet merk asjeblief.... ik ben ambtenaar, Renske, ambtenaar, mompelt hij.

Hulpprediker Herman Braans bloost en zwijgt.

 

- Daar waar jij altijd staat te wachten woont een dominee, zegt Heiltje op een keer tegen Willem. Ze raakt langzamerhand bekend op Vreedorp.

- Nou, en wat zou dat nog? vraagt hij verwonderd.

- O, niks....

 

Die avond brengt Herman Braans een tegenbezoek aan de familie Bakker. 's Zondagsmiddags na de doop zijn zij beiden bij hem geweest en hun eerste kennismaking was een verkwikking en een verrassing. Toen ze scheidden waren ze vrienden. Nu drinken ze thee op het terras. In de tuin fluit een merel de nacht open, de japon van de gastvrouw heeft de bleekblauwe kleur van het kleed dat hemelhoog boven de stad koepelt. In de perken wiegelt de stilte op de ranke bloemstengels, en toch is Herman Braans onrustig vanavond. De nood der wereld heeft een vaste plaats in deze kring betrokken. Frans Bakker aanvaardt het als een zieke zijn lot, mevrouw onderzoekt het met de gretigheid van iemand, die een nieuw land ontdekt. Dat zou interessant zijn, als niet de notaris zakelijk en wrevelig het geval

[pagina 147]
[p. 147]

acuut had gemaakt met de vraag: Maar wat willen jullie dan doen, in vredesnaam?!

Hijzelf geeft een maandelijksche bijdrage van ƒ10 aan het crisiscomité, ongeacht de kerk, en hij wil méér doen desnoods. Zijn debiteurenlijst is tot het uiterste opgevoerd. De regeering steunt en de diaconie steunt. Waarom kunnen we niet zeggen dat de schuld bij de handelsbelemmeringen van het buitenland ligt?

Herman vertelt wat hij Vrijdags onder zijn raam ziet. - En m'n tafel vol theologische werken!....

Het is een avond om sentimenteel te worden. Dan zou het onrustig verlangen zich kunnen neutraliseeren in een hoorbare zucht of een welwillend woord; de oogen van mevrouw Annie Bakker met tranen misschien. Dat wordt bijna een gedicht. Maar Herman Braans kent de schijnbewegingen van de menschelijke natuur en hij hoedt er zich voor, dank zij het drieluik van deze middag: Een werklooze, een Christelijk lied en thee met cake.

Wat moeten wij doen?....

- Wie zijn aalmoes geeft naar vermogen heeft zijn plicht gedaan, meent notaris Bakker.

- Nee, zoo'n liefdadigheid tast het kwaad niet in de wortel aan. Als ik die Verdoorn vanmiddag wat geld in zijn handen had gestopt, was de zaak net eender gebleven. Het is een gebaar van een minzaam mensch. Een genot is het, te buigen naar iets dat lager is dan wijzelf, het zegt ons immers, dat wij hooger staan.... Nee, wat wij missen?.... We hebben geen plaats meer waar we elkander als gelijken kunnen ontmoeten. Dat heb ik vanmiddag gemerkt. Wij kerkmenschen onder mekaar ook niet eens meer.... We praten van broeders en we hebben

[pagina 148]
[p. 148]

nog niet eens geleerd kameraden te zijn, doodgewone kameraden....

Herman Braans is klaar wakker nou. Soms kan hij spreken alsof hij slaat. Dan lijkt het of zijn eigen lichaam siddert van pijn.

- Het is eigenlijk godgeklaagd, dat wij hier zóó durven zitten, terwijl daarginds, daar en daar en.... overal de wereld kàpòt gaat.... Amateurs zijn we, we zetten ons leven niet op het spel!

Nu weet Annie Bakker niet wat ze meer bewonderen moet, wat hij zegt of hoe hij het zegt. Haar man ziet dat wel. Die jongen maakt haar glad in de war met z'n jeugdige hartstocht, denkt hij spijtig.

Hij wordt zelf al grijs om de slapen.

 

Boven staat nu de gele vlek van Anna's kamervenstertje in de donkere muur. Anna, het dienstmeisje. Het portret van Arie hangt scheef aan de wand, boven het ledikant. Anna staat wanhopig in een hoek gedrukt en tast krampachtig met haar vingers langs het lijf.

- O God.... als het waar is!

- Arie, stommeling, ezel, schòft.... lieveling....


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken