Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het woord. Een studie omtrent de grondslag van taal en taalgebruik (1967)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het woord. Een studie omtrent de grondslag van taal en taalgebruik
Afbeelding van Het woord. Een studie omtrent de grondslag van taal en taalgebruikToon afbeelding van titelpagina van Het woord. Een studie omtrent de grondslag van taal en taalgebruik

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.82 MB)

Scans (27.30 MB)

XML (2.25 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

studie
taalkunde/algemeen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het woord. Een studie omtrent de grondslag van taal en taalgebruik

(1967)–Anton Reichling–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina IX]
[p. IX]

Inleiding

Het wordt gewoonte taal-wetenschappelike beschouwingen, waarin 'n schrijver tracht zich alzijdig rekenschap te geven van de verschijnselen die hij bestudeert, taal-philosophie te noemen. Wat er volgens deze opvatting voor de linguistiek ter bestudering rest is niet duidelik. Dieper op de verschijnselen ingaan heet dan philosopheren, wat minder diep dóórdringen zou wetenschap moeten zijn! De schrijver van dit werk heeft omtrent philosophie en wetenschap een ander idee. Voor hem heeft elke wetenschap, in de verklaring der verschijnselen die zij bestudeert, zélf het laatste woord, en schiet zij tekort als zij niet altans trácht, dit laatste woord te geven. Ongetwijfeld: háár laatste woord is niet hét laatste woord; zij kan niet zelf haar object plaatsen in de hiërarchie der dingen, evenmin als zíj kan zeggen waarom haar object in de samenhang aller werkelikheid is zoáls het is. Doch, de vraag naar dié verhoudingen, en díe wetten, gaat haar evenmin aan, als het de philosophie aangaat op welke wijze de objecten der wetenschappen zich in hun concrete verschijning openbaren. De wetenschap is, op haar gebied, autonoom; dat wil zeggen: zij heeft haar eigen wetmatigheid. Autonomie is niet gelijkluidend met onafhankelikheid. - Onder taal-philosophie verstaat de schrijver dan ook wat ánders dan: het diepst doordringen in de wetten die het taalgebeuren als verschijnings-vorm beheersen. Zijn studie is een poging dit láátste te doen; en dat is beoefening der linguistiek, dat is taal-wetenschap en geen taal-philosophie. Als linguist heeft hij de plicht, naarmate hij zijn objecten anders beschouwt, verschillende definities te geven: individuum est ineffabile. - Hij herhaalt dat, naar zijn mening, 'n linguistiek die omtrent háár object niet 't laatste woord zegt, tekort schiet. Dit betekent niet, dat hij zich vleit met de ijdele hoop, zelf in zijn beschouwingen geen tekorten te zullen hebben gelaten!

De schrijver heeft getracht één der linguistiese grondbegrippen, dát van het woord, zo volledig mogelik te ontwikkelen. Hij nam dit uitgangspunt, omdat zijn studie hem tot de overtuiging bracht, dat in het woord alle taal-gebeuren zijn noodzakelik vóór-onderstelde vindt. Ook het taal-gebruik, dat wat men tans dikwijls spraak noemt, is, volgens hem, zonder een juist woord-begrip, onverstaanbaar. Een volledige linguistiek eist de ontwikkeling van een woordgroepen-leer en een zinsleer, een leer van het taal-systeem en van de taal-ervaring. Déze studie derhalve is een eerste phase van zijn linguisties onderzoek.

Behalve aan het tweede hoofdstuk, gaat aan elk hoofdstuk van dit werk een paragraaf vooraf, die de samenstelling van het hoofdstuk kort

[pagina X]
[p. X]

aangeeft. Deze paragraaf is bedoeld als een, zeer voorlopige, oriëntering ten opzichte van een werkwijze die in de linguistiek niet altijd gangbaar is; de paragraaf is tevens een samenvatting die, na bestudering van het hoofdstuk, een recapitulatie van enkele hoofdpunten zal blijken te bevatten. Zij is dus volstrekt geen uittreksel, en nog minder een samenvatting der betogen. De stof van het tweede hoofdstuk leek voor een dergelijke oriënterende inleiding ongeschikt. - In het eerste en tweede hoofdstuk worden de grondslagen voor de onderzoekingen in de volgende hoofdstukken gelegd, en voorlopig verantwoord. Met het derde hoofdstuk begint de bestudering van het woord als zodanig. - De omvangrijkheid van het materiaal dwong tot een keuze onder de te behandelen auteurs. Dié schrijvers werden gekozen, die het meest als uitdrukking van gangbare meningen kunnen gelden, of die - altijd naar het inzicht van de schrijver - het meest tot ontwikkeling van het woord-begrip, of tot de linguistiese begrips-vorming, bijdroegen. Voor een meer volledige bibliographie zij verwezen naar Gustaf Stern, Hjelmslev en Graff.

De schrijver acht het zich een plicht, er hier uitdrukkelik op te wijzen, dat uit zijn studie de grote waarde van het werk der geciteerde auteurs volstrekt niet altijd voldoende blijkt. Immers, juist de verschil-punten moesten het scherpst naar voren komen, en alleen de aandacht die de schrijver aan de bestudeerde sententies wijdt, is soms het bewijs hoeveel hij aan zijn voorgangers dankt. Om altans enigszins in die leemte te voorzien, noemt de schrijver hier - zonder daarmee in 't minst afbreuk te willen doen aan het werk der niet-genoemden - Karl Bühler, Edward Sapir en Henri Delacroix.

Hij koestert de hoop, dat de beheerste wetenschappelike nauwgezetheid van zijn leermeester Prof. Dr. C.G.N. de Vooys van de Rijks-universiteit te Utrecht, hem behoed heeft voor vele, in deze materie zo gemakkelik dreigende, overijlde conclusies. Een biezonder woord van erkentelikheid geldt Prof. Dr. H.J. Pos van de Gemeentelike Universiteit te Amsterdam, wiens aanwijzing hem er toe bracht, het zins-begrip - altans als vergelijkings-moment - mede in zijn studie op te nemen.

Tenslotte rest mij, met de grootste dankbaarheid de medewerking te vermelden van Prof. Dr. Theo Rutten van de Katholieke Universiteit te Nijmegen. Geen hoofdstuk ging ter perse zonder dat het, in vriendschappelik overleg van vele uren en dagen, werd besproken. Zijn raad en aanwijzingen waren mij, bij elk hoofdstuk opnieuw, een onwaardeerlike steun.

Dit werk zou in de spelling van het Compromis-Marchant verschenen zijn, als het niet reeds, bij het verschijnen van de ministeriële bepalingen, voor het grootste deel ware voltooid geweest.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken