Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
In het goudland. Onder de boschnegers (1890)

Informatie terzijde

Titelpagina van In het goudland. Onder de boschnegers
Afbeelding van In het goudland. Onder de boschnegersToon afbeelding van titelpagina van In het goudland. Onder de boschnegers

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.35 MB)

Scans (97.52 MB)

ebook (3.67 MB)

XML (0.17 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

In het goudland. Onder de boschnegers

(1890)–Ant. S. Reule Nz.–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina t.o. 1]
[p. t.o. 1]


illustratie

[pagina 1]
[p. 1]

Onder de boschnegers.

I.

Het zeilschip ‘Het Zuiderkruis,’ op reis van Amsterdam, naar Soerabaia, stond in lichte laaie.

Volgens bestek van den kapitein bevond men zich op ongeveer 3 graden Zuider breedte en 17 graden Ooster lengte, in het hartje van de Ethiopische zee, en mijlen ver van eenige kust.

Hoe het ongeluk ontstaan was, och! men had geen tijd er naar te vragen. De verwarring was algemeen, en in de eerste drift en radeloosheid was bovendien een der booten verloren gegaan. De kleine boot was onklaar, zoodat alleen de jol allen moest bergen.

Hoog stond de zon aan den staalblauwen hemel, en wierp haar brandende stralen op de eindelooze, spiegelgladde watervlakte, doch haar schel licht werd bijna verduisterd door de rosse pracht der vlammen, die hoog opschietend, aan mast en stengen lekten.

Met meer voorzichtigheid werd de jol te water gelaten en de mannen wierpen er zich in, zonder op rang of ouderdom te letten. Tot zinkens toe was de boot beladen en de uiterste voorzichtigheid werd vereischt om haar voor omslaan te behoeden.

‘Afzetten!’ beval de kapitein, en de mannen gehoorzaamden oogenblikkelijk, daar zij er naar verlangden uit de ge-

[pagina 2]
[p. 2]

vaarlijke nabijheid van het brandende vaartuig te geraken.

‘O, laat mij niet achter!’ klonk een stem van de reeds brandende verschansing, en de tengere gestalte van een zestienjarigen knaap werd zichtbaar tegen den roodgouden achtergrond.

‘Riemen in!’ riep de kapitein, ‘'t Is Willem; wij hebben hem vergeten!’

Doch de mannen gehoorzaamden voor 't eerst die stem niet. Zucht naar zelfbehoud drong hen de riemen met des te meer kracht uit te slaan.

‘In de riemen!’ herhaalde de kapitein, zijn stem verheffende, terwijl hij opstond.

Maar nu nam grijze Jan, zooals de matrozen hem noemden, het woord. Beleefd, doch beslist zeide hij:

‘Neem niet kwalijk, kapitein! maar dat gaat niet. Er zijn er al te veel in de boot, en 't is hier met recht: ieder voor zich zelf. 't Spijt mij wel,’ zoo besloot hij, ik mag anders den jongen graag lijden!’

De kapitein moest den man gelijk geven, hoezeer 't hem ook ter harte ging. Bovendien begreep hij dat hij tegenover den wil zijner mannen onmachtig was.

‘God bescherme hem!’ mompelde hij in zijn baard, en ging weer zitten; doch hij keerde zich af om de wanhopige bewegingen van den ongelukkigen knaap niet te zien.

Zijn moeder toch, een arme weduwe, had hem haar eenig kind dringend aanbevolen. De jongen had, toen zijn vader nog leefde, een uitmuntende opvoeding ontvangen, en bleef hij lust gevoelen in het varen, dan kon hij het ter koopvaardij stellig wel tot stuurman, wellicht tot kapitein brengen.

En daar stond nu de knaap, de hoop zijner moeder, achtergelaten om den vuurdood te sterven. Radeloos wrong hij de handen en staarde de vertrekkenden na.

[pagina 3]
[p. 3]

Wat moest, wat zou hij beginnen? Over boord springen? Ach, dat was slechts een kort uitstel, want hoe lang zou hij zich boven water kunnen houden? Eindelijk toch zouden zijn krachten hem begeven, en dan moest hij verdrinken.

Met de gelatenheid der wanhoop wilde hij zich reeds in zijn lot schikken, toen de gedachte aan zijn lieve moeder hem weer kracht tot handelen gaf. Neen, als hij er iets aan doen kon, dan zou hij niet sterven; hij wilde strijden tot het einde.

Wacht, de planken van dat brandende hok afgerukt, en haastig saamgebonden met dat eind touw. Sterk was het vlot niet, doch wellicht voldoende om hem boven water te houden!

En nu het overboord gewerkt met inspanning van alle krachten. Hier, waar de verbrande verschansing reeds in zee gevallen is, hier zal het gaan!

De planken van het verdek dreigen onder hem te bezwijken, de vlammen zengen hem het haar en blakeren hem aangezicht en handen, doch het zware werk is verricht.

Door den schok drijft het vlot een eind weg, doch Willem zwemt het na, en duwt het al zwemmende zoo spoedig mogelijk voort uit de nabijheid van het wrak. Hij beproeft het, en waarlijk! het kan hem dragen. Wel zinkt het gedeeltelijk onder de oppervlakte, zoodat Willem telkens door de golfjes overspoeld wordt, doch hij behoeft zich niet in te spannen, en zoolang de zee rustig blijft, is er geen dadelijk gevaar.

En intusschen daalt snel de nacht, een gewoon verschijnsel in de tropische gewesten, maar des te meer licht verspreidt het brandende vaartuig. Nog eenige uren duurt dat prachtige vuurwerk, tot de vlam zich eensklaps torenhoog

[pagina 4]
[p. 4]

verheft, en ‘Het Zuiderkruis’ al sissend in de schuimende golven verdwijnt.

 

De toestand van Willem was ellendig. Doornat, bibberende van koude en ellende, dreef hij rond op de eindelooze watervlakte, terwijl de duisternis van den nacht zijn lijden nog verhoogde.

Allerlei schrikbeelden beangstigden hem. Hij dacht aan de verhalen der matrozen over de vraatzuchtige haaien, welke in deze zeeën rondzwemmen. Hoe licht kon zoo'n monster hem bemerken en met de scherpe tanden van het vlot sleepen. Hij rilde, als hij er aan dacht.

Eindelijk viel hij in een toestand van verdooving, en nu vertoonden zich liefelijker beelden voor zijn geest. Hij bevond zich weder in de ouderlijke woning. Zijn vader, naar wien hij heette, Willem van Bosse, hoofdonderwijzer in een aanzienlijk dorp, gaf hem in de gezellige huiskamer les. Zijn moeder zat te naaien met een tevreden glimlach op het zachte gelaat, en wierp tusschenbeide een blik van trots op haar lieveling, die zoo flink zijn lessen kende. Dat was een tooneel van tevredenheid en geluk.

Maar ook dat beeld verdween voor het geestesoog van den ongelukkigen Willem.

Weer zat hij in de huiskamer, doch het tooneel was somberder geworden. Zijn vader lag in den makkelijken stoel, hoestend en kuchend, doodsbleek, want ach, zijn zwak gestel was niet bestand geweest tegen zijn afmattenden arbeid. En zijn moeder? Hoe droef stond haar gelaat, en gedurig wischte zij zich ter sluiks een traan uit het oog, telkens als zij haar man aankeek...

Weer een ander tooneel volgt, maar nog droeviger. Zijn

[pagina 5]
[p. 5]

vader wordt begraven - het verhuizen uit de oude, gezellige woning - armoede - eindelijk naar zee, om zijn geluk te beproeven en zijn arme moeder te kunnen ondersteunen...

Willem ontwaakte, koud tot op zijn gebeente. Een heldere sterrenhemel breidde zich boven hem uit, doch deze boeide hem niet, hij verlangde vurig naar de zon, die hem kon verwarmen.

Eindelijk, daar verrees zij. Nog nooit had Willem haar zoo dankbaar begroet, nog nooit was zij hem zoo prachtig en koesterend voorgekomen. Weldra was hij weer warm, en het scheen hem toe dat hij minder last had van zijn natte ligplaats.

Doch de zon bleef niet lang zijn weldoenster. Hoe hooger zij steeg, des te brandender werden haar stralen, en nergens kon hij dien verzengenden gloed ontvluchten. Van uur tot uur werd de warmte ondragelijker; het was of er vuur op zijn onbedekt hoofd viel.

Een verschrikkelijke dorst maakte zijn lijden schier ondragelijk, en met niets kon hij dien lesschen. Zijn lippen werden zoo droog als hoorn en zijn tong kleefde aan het gehemelte. En toch, te midden van dien onmetelijken plas had hij geen enkelen druppel om zich te verfrisschen. Het was om krankzinnig te worden!

Ook de maag begon om voedsel te vragen. Maar wat beteekende honger bij de martelingen van den dorst! Met welk verlangen keek hij uit, zoover zijn oog kon reiken, of hij niet een schip zag naderen. De vlammen moesten in het nachtelijk duister toch uren ver te zien zijn geweest, en hoe licht zou een of ander vaartuig trachten de opvarenden te redden.

Alles te vergeefsch! - en lang kon hij het toch niet uit-

[pagina 6]
[p. 6]

houden zonder spijs of drank. Wat moest er van hem worden? Ach, met angst zag hij weder den nacht tegemoet.

De zon had reeds haar grootsten loop volbracht en begon reeds merkbaar te dalen, toen Willem eensklaps een schip bespeurde.

Dat gezicht gaf hem kracht, en op gevaar af van zijn vlot te vernielen, ging hij overeind staan om beter te kunnen zien.

Ja, waarlijk! het was een vaartuig, doch op aanmerkelijken afstand. Zoo hard hij kon begon hij te roepen, zonder te bedenken dat zijn stem onmogelijk kon gehoord worden.

‘Als ze mij maar zien! Als zij mij maar niet voorbij varen!’ dit waren zijn angstige gedachten. Daar viel hem iets in. In zee springende, begon hij het vlot voor zich uit te duwen, dwars door zee, in den koers van het schip. Met zenuwachtige haast zwom hij verder, doch na een half uur van zwaren arbeid moest hij het opgeven, en weer op het vlot klimmen.

Gelukkig, hij zag dat het schip naderde! Willem ging weer overeind staan en zwaaide met zijn buis. Daar draaide het vaartuig bij, een boot werd bemand en uitgezet, en een half uur later betrad hij het dek van het schip, op welks spiegel met gouden letters te lezen stond:

‘George Washington.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken