| |
| |
| |
Zevende hoofdstuk.
I.
- Raquel Meller?
- Artha!... Romée... quelle bonne rencontre!
In de kleedkamer van Diligentia drukten de drie jonge vrouwen elkaar de hand.
- Hoe bevalt Holland je?
- O, heel goed! zeiden Romée en Artha tegelijk en met glinsterende oogen.
- Ik dacht: hoe houden ze 't hier zoo lang uit!
De Frivola's lachten en betuigden, dat Holland het heerlijkste landje ter wereld was!
En om verder navragen te voorkomen, want zij voelde zich al een blos naar het aangezicht stijgen, vroeg Artha, haastig een ander onderwerp entameerend:
- Begin je met Le Reliquaire? want de zangeres droeg het donkere Spaansche costuum, geheel bedekt door een zwart kanten mantille, dat bij dit lied behoorde.
- Ja. Zijn jullie hier met...
- Ja, met Giulio Sanzio, zei Artha vlug. Hoe
| |
| |
kwam Raquel dat zoo direct te vragen... wat ging het haar aan?
- En wie begeleidt jullie?
- Natuurlijk Jovial.
- Kan dat met een vreemde erbij?
- Natuurlijk.
- Ik kom misschien eens kijken, wanneer jullie oefenen. Je logeert?
- Vieux Doelen, zei Romée, toen Artha niet antwoordde. Zij mocht Raquel Meller wel, die zij te Parijs herhaaldelijk hadden ontmoet, wanneer zij optraden in dezelfde revue in het Olympia, in de Revue des Souhaits, en zij hadden altijd heel goed samen overweg gekund.
Raquel moest lachen om de primitieve inrichting van deze gelegenheid in de residentie: één kleedkamer voor alle vrouwelijke artiesten... en toen zij vanmorgen repeteerde, had zij het zaaltje gezien en het uitgeschaterd.
Artha had Diligentia ook altijd precies een feestgelegenheid gevonden voor een dorps-Nut, met de groote kachels in de zaal en de foyer, die tegelijk vestiaire was... maar nu zeide zij:
- Ze hebben de zaal heel aardig aangekleed met tapijten over de balustrade van de galerij, en groote groene planten; deze gelegenheid is in heel Den Haag de eenige die absoluut geschikt is voor intieme kunst-avonden als deze.
Raquel spotte nog een beetje voort en keek toe, hoe Romée zich op haar plaats aan een der tafeltjes, die langs twee wanden waren geplaatst, schminkte, - en zoo'n inrichting voor de residentie
| |
| |
nog wel! maar Artha gaf geen antwoord meer... zij trachtte zich te binnen te brengen, wat Giulio eens over Raquel had gezegd. Zij had er nooit meer aan gedacht en zij zou het zijn blijven vergeten, wanneer Raquel niet onmiddellijk naar Giulio had gevraagd en gezegd, dat zij eens een repetitie zou komen bijwonen.
Hoe was het ook weer...
O, ja... het was zóó:
Giulio had hun verteld, dat hij door de ophemelende artikelen over Raquel een beetje tegen haar ingenomen was. Dat apart voor haar geteekende decor van Leonard Sarluis, die conférence van Nozière... als, dacht hij, Raquel Meller me geen kreten van bewondering ontlokt, me niet omver doet vallen van verrukte verbazing, dan voel ik me leelijk bekocht.
Hij viel niet omver van verbazing, hij slaakte geen verrukkingskreten... en toch voelde hij zich niet bekocht: deze jonge vrouw, zei hij, m'a ému, séduit, charmé...
Och, hoe was het ook te veronderstellen, dat hij, Il Fuoco, aan geen enkele vrouw notitie zou schenken dan aan haar-alleen. Dat was immers niet te denken... dat zou dwaasheid zijn...
Toch dacht zij voort en zocht zich nog meer te herinneren.
- ... m'a ému, séduit, charmé...
Woorden, die elke journalist in zijn recensie gebruiken kon, maar die toch wel iets anders gingen beteekenen wanneer ze door een Giulio Sanzio werden gezegd.
| |
| |
- Son art est tout en finesse, tout en nuances. La distinction de son art est exquise... Elle est une grande artiste dans l'adorable et le touchant.
En wat nog méér?...
- Met recht heeft men de schoonheid van haar bleek gelaat geroemd, qu'éclairent des yeux splendides... de wonder-mooie eenvoud van haar dictie en haar gebaren... haar heldere stem, die soms doortrild is van tranen... en je weet niet, of haar mélancolie passionnée, haar teederheid, haar eenigszins mystiek bijgeloof, est spécifiquement espagnole... ou simplement féminine...
De zuidelijke aard van den Italiaan voelde zich misschien eenigszins verwant aan den zuidelijken aard der Spaansche... dat zou best kunnen zijn. Maar ontstond de liefde niet veel vaker door contrast dan door overeenstemming in natuur? En werd er geen schooner geheel verkregen met een donker zuidelijk en een blond noordelijk temperament dan door twee gelijkgestemde zielsnaturen?...
Vreemd... in Parijs hadden de woorden van Giulio over Raquel haar geen enkele bizondere emotie gegeven. Nu, bij de herinnering... kerfden zij als messen scherp door haar ziel.
Kwam dat... omdat toen haar gevoel voor hem nog slechts sluimerende was, en het nu in volle kracht was ontwaakt?...
Zij zelve had Raquel ook wel bewonderd, toen zij haar zag in het Olympia, waar zij optrad tusschen twee bouffonne nummers, wat haar bizondor deed opvallen met haar ernst en haar uiterste
| |
| |
delicatesse. Le reliquaire was de geschiedenis van een tragisch avontuur, door haar in twee coupletten zingend verhaald.
Op een dag heeft een toréador zijn mantel voor haar uitgespreid en gezegd:
- Passe, la brune, passe dessus. De plaats waar je voetje mijn mantel heeft geraakt, zal ik met me meedragen als een reliek.
Het meisje wordt hem ontrouw, - en een poos later, wanneer de toréador in een corrida doodelijk gewond ter neder ligt. haalt hij zijn reliek te voorschijn, die zij dadelijk herkent, en zegt met stervende lippen nog eens:
- Passe, la brune, passe la dessus.
Van dit gegeven wist Raquel Meller een heele tragedie te maken van coquetterie, lijden, berouw. Zij wàs een artieste, het kon niet worden ontkend.
Haar verschillende liederen toonden, dat zij een kunstenares was van een groote en veelverscheiden begaafdheid; zelfs als zij een ‘bagatelle populaire’ zong als bijvoorbeeld La marchande de fleurs, was zij van een gracieuse ironie, en in Oy Cipriano ‘franchernent drôle’. Het is waar, dat zij in La Violettera, - het oorspronkelijke van La marchande de fleurs, dat zij op verzoek vaak zong in het Spaansch, - den ietwat goedkoopen truc gebruikte om het publiek bloemen toe te werpen. En dat zij in de Vierge rouge, en in le Pendu haar talent forceerde, zoodat het effect alle intensiteit en grootschheid miste.
Evenwel... ‘Raquel Meller met haar fijn, bewegelijk en expressief gezicht, waar alle emoties
| |
| |
als golven spelen over een diepen bodem van hartstocht, hulpeloosheid en melancholie, vindt gemakkelijk den weg naar het hart,’ - werd er van haar gezegd.
O! ja! natuurlijk! vrouwen, die zich een beetje hulpeloos en melancholisch aanstellen, vinden gemakkelijk den weg naar het hart... van den man! Een man wordt zelden verliefd op een fiere, onafhankelijke. vrije vrouw... hij wil graag koesteren en beschermen en zich de nederbuigend welwillende toonen...
- Ik zing in 't Spaansch, vanavond. Il relicario... en Gitanillo...
O! Gitanillo... waarin zij optrad als een meisje uit het volk in een eenvoudig japonnetje met een gebloemde shawl. Zij verbeeldt te spreken tot dengene, dien zij liefheeft en die haar doet lijden, en zonder haar stem te verheffen, zonder een enkel gebaar, zegt zij haar klacht, die opwelt uit het diepst van haar verscheurde ziel. Monotoon volgen de verwaten elkander op, nederig en onhandig; zij weet van te voren, dat zij een verloren zaak bepleit... Elk woord heeft een onderklank van snikken, die niet los willen komen, die men alleen maar raadt. Deze voordracht was stellig het mooiste, het roerendste van al haar liederen...
En Giulio had gezegd...
Ja, wàt ook weer?... hij had hiervan gezegd:
- Nous voici bien loin de cette Espagne toute crépitante de castagnettes et bourdonnante de guitares et des ollé! ollé! que l'on a coutume de nous montrer au music hall!
| |
| |
Hoe was 't mogelijk zoo veel te kunnen denken in zoo korten tijd. Nu was het pas 't moment, dat Raquel optreden moest, en zij legde de laatste hand aan haar costuum, terwijl Fräulein Helga Wohlbrück was binnen-gekomen en, met een groet in het algemeen, zich begon te verkleeden.
Hemel! wat was dat? Artha raakte hoe langer hoe meer uit haar humeur. Helga, ‘Duitschland's beste soubrette', ging zich steken in een fantasiejongenspak. En nu juist vanavond danste zij met Romée: Le Maitre de Ballet... en nà Fräulein Wohlbrück, zoodat natuurlijk de aardigheid van háár costuum er geheel af was. O, maar zij zou protesteeren; die akelige Breedveld moest Wohlbrück bevelen, zich anders te kleeden, of... of... zij trad niet meer op, zij verbrak haar contract!
- Treedt u zóó op, Fräulein Wohlbrück?
- Altijd. Dit is zoo mijne gewoonte, zei de jonge vrouw, die thans, zonder zich te geneeren, stond in een zijden tricot, een aansluitend kleedingstuk, waardoor haar mooie gestalte gemodelleerd werd als een beeld. En zij begon den zwart satijnen kniebroek aan te trekken en de lage lakschoenen. Een kort zwart, satijnen jakje ging daar over heen, met in plaats van een vest een cascade van witte kant, met om den hals een kanten strook, en aan de polsen eenzelfde strook, maar minder breed.
De manier, waarop zij, zelfs hier in de kleedkamer, poseerde, het schalksche, knappe gezicht wat achterover geworpen, de eene hand in den zak en met de andere een sigaret naar den mond
| |
| |
brengende, kon Artha niet ontkennen, dat zij onweerstaanbaar was en dat haar soupele, corsetlooze gestalte bekoorde, bekoren moest door haar feline gratie,
‘Dionysos spricht aus diesem Weibe,’ zei de critiek, en in Duitschland reed zij te paard het tooneel op... aanstelster... aanstelster van top tot teen.
Romée, de vriendelijke Romée, luisterde naar haar, ofschoon zij niet veel Duitsch verstond, en Wohlbrück's bedoeling raden moest uit haar mimiek:
- Im gegebenen Augenblick und ohne zu wissen warum, musz man düster, schwer und traurig sein... dann plötzlich ausfahren... wütend werden, wie wahnsinnig... Nein, man musz alles zu gleicher Zeit sein: betrübt und ausgelassen wild, ernst und toll, gleichgültig und leidenschaftlich... in einem Wort: man musz sich selbst sein!
Zoo fier en zelfverzekerd bracht zij dat: man musz sich selbst sein! er uit, dat Artha zelf het haar niet had kunnen verbeteren, en deze hoorde den trotschen toon en raakte hoe langer hoe meer uit haar humeur. Vrouwen, die een ‘houding aannamen’, die hautain deden, kon zij nooit uitstaan.
- Wat is dat voor 'n inrichting hier! riep zij driftig; met z'n allen één kamer, 't is krankzinnig, ik ben dat niet gewend, me met Jan-en-alleman samen te kleeden...
- Artha! waarschuwde Romée.
Maar Artha stoorde zich niet aan haar zachten wenk. Wat kon het haar schelen, of dat malle
| |
| |
mensch haar begreep... Trouwens, ze zou wel geen Fransch verstaan, de domoor...
- Ik zal protesteeren bij Breedveld! riep zij. Dàt is geen manier van doen. Maurice zou beter voor ons hebben gezorgd. Ik wil 'n kamer alleen met jou, of ik verbreek m'n contract!
- Maak nu maar liever voort! zei Romée, zoo dadelijk moet je op. Kan ik je helpen? Je bent nog niet eens goed geschminkt...
Gewoonlijk moest Artha altijd lachen om Romée's manier van met haar om te gaan. Die nam meestal niet veel notitie van haar stemmingen en praatte over practische dingen, om haar noodzakelijke aandacht daarop te bepalen. Nu echter schoof Artha haar kribbig weg:
- Ik kan zelf wel, dank je.
- Laat mij 't nu even doen, je oogen zijn niet gelijk, en dat staat zoo bespottelijk.
- Goed, dan ben ik maar bespottelijk, beet Artha ongeduldig. Ai! daar prikte zij zich aan een veiligheidsspeld.
- Doet 't pijn?
- Welnee, welnee, maar 't bloedt, en wat moet ik beginnen, als 't doorbloeden blijft!
- Kom maar hier, zei Romée, drukte den vinger goed uit en haalde uit haar toilet-doos een étuitje pleister. Als je blieft.
- Dat gezanik! raasde Artha, altijd zoo iets op 't laatste oogenblik! Neen! geen pleister! die haal ik er immers toch dadelijk weer af! Wie is dáár nu weer! Hemel, dat ontbrak er nog maar aan: daar stond die griezelige Zweed op het trapje,
| |
| |
Littken Christensen, die met zijn stem een jazzband imiteeren kon en die aan alle vrouwen het hof maakte, het gekke smalle ventje, dat klein en lang leek tegelijk, dat lenig-uitgerekte handen had en de idiootste kindervoetjes...
- Laat hem weg-gaan! tierde zij woedend, en Helga Wohlbrück, met een verbaasden lach om Artha's
furieusheid, trad bevallig op het ventje toe en verdween met hem in het gangetje achter het tooneel, ofschoon zij van Artha's woest bevel niets had verstaan.
Romée zag. dat Artha verkeerde in een acces van zenuwdrift. En zij begreep er niets van. Hoe kwam Artha zoo? Er was toch geen enkele, geen enkele reden om zoo opgewonden te zijn. Integendeel. Zij tenminste voelde zich volkomen gelukkig. Zij wenschte voor het oogenblik niets anders dan den rustigen, prettigen. kameraadschappelijken omgang met Giulio; en de zekerheid van het optreden met hem, hier in Den Haag, waarvoor hij opzettelijk uit Parijs was overgekomen, stemde haar zoo dankbaar en blij, dat zij den heelen dag wel zou kunnen neuriën als een kind.
Maar Artha had blijkbaar iets, wat haar hinderde. Arme Artha. Zou zij ondanks dat zij zoo koel en onverschillig leek bij Maurice's weg gaan, hem missen, om hem treuren misschien? Het kon toch wel, dat door zijn afwezigheid haar eigenlijk gevoel was wakker geworden. Vooral ook het telkens smalen op Breedveld bracht haar op dit vermoeden.
- Kom hier, dwaas kind. Ik zàl je oog beter
| |
| |
doen. Je danst geen groteske, maar 'n prélude van Chopin.
Artha bedaarde eenigszins. Als zij danste... zou wellicht Giulio tusschen de coubissen staan en naar haar kijken...
Gewillig liet zij het toe, dat Romée haar schmink verbeterde, terwijl deze, om haar alvast in de stemming te brengen, zooals zij zei, het motiefje neuriede der c-mol prélude.
Artha bekeek zich in den spiegel. Nog glansden haar oogen te fel voor een dans in mineur; kom, zij moest zich bedwingen, zij was toch geen kind? En wat was er nu eigenlijk gebeurd? Immers niets.
Toen kreeg zij opeens de gedachte, dat Sanzio mogelijk nú al achter de coulissen stond, en Helga Wohlbrück gadesloeg, terwijl zij coquetteerde met het publiek in haar zwart-satijnen pakje, dat haar zoo geraffineerd-uitstekend stond.
Zij haastte zich naar buiten. Doch tusschen de gordijnen was alleen Littken Christensen aan 't gluren; Jovial stond wachtend, met de armen over de borst gekruist, te leunen tegen den muur, en aan den anderen kant zag zij Breedveld praten met den conférencier Ludwig von Salzer, ook al weer zoo'n onuitstaanbaar type, vond Artha, met zijn ouderwetschen Henri quatre en zijn goedmoedige oogen als van een zooveelsten rangs komiek. De manier, waarop Salzer, geestig willende zijn, haar toesprak, beurtelings met Frei- | |
| |
leinchen, op zijn Oost-Berlijnsch, en dan weer op zijn West-Berlijnsch parodistisch riep: Küsz die Hand, Freifräuchen, hohe Gönnerin! vond zij onuitstaanbaar flauw. Zij kon den toon, den eigenaardigen artiesten-toon, nooit goed te pakken krijgen. Bijwijlen, wanneer ‘haar trots op het kookpunt stond’, zooals Romée het uitdrukte, voelde zij zich nog heelemaal een vreemde eend in de bijt.
- Monsieur Breedveld! riep zij gebiedend.
De impresario keek op met een weinig welwillend gezicht, en Jovial, onwillekeurig, glimlachte. Hoe zijn zuster het zoo goed kon vinden met deze capricieuse, pretentieuse jonge dame, was hem een raadsel; enfin, het ging hem niet aan.
Nog vóór de impresario haar geheel genaderd was, begon Artha reeds op hoogen toon hem de les te lezen:
- Wat het beteekende, dat zij, de Frivola's! met alle anderen tezamen in één kleedkamer werden gestopt. Was er geen andere gelegenheid? Zij verkoos dat niet meer, en stellig zou zij geen veertien dagen hier optreden, als het zoo moest gaan. Wanneer mijnheer Breedveld prijs stelde op hun nummer op zijn programma... en het was zoowat het eenige, dat er op aankwam, dan...
Bruusk hield zij op. In haar driftig dreigen, dat zij haar contract zou verbreken, realiseerde zij niet zoo gauw, dat dit beteekenen zou; niet meer optreden met Giulio... onzinnige, die zij was!
Haastig overstemde zij haar eigen woorden en
| |
| |
beweerde, dat zij meer gerespecteerd wilde worden, en als er geen andere kamer was, dan moesten de anderen zich maar thuis kleeden; zij waren toch de eenigen, die herhaaldelijk van costuum moesten verwisselen. Raquel Meller óók wel, bedacht zij zich weer, doch zij liet het nu maar zoo.
Met gefronst voorhoofd stond Breedveld toe te luisteren. Geen katje om zonder handschoenen aan te pakken, die Artha Frivola! Was zij het niet, over wie de gekste verhalen de ronde deden? Enfin, de Frivola's waren een der grootste attracties van zijn programma en als die verduivelde heks het contract verbrak...
- Ik zal er met de pachter over spreken, zei hij, misschien kunt u met uw zuster de bestuurskamer tot uw beschikking krijgen.
- Goed, zei Artha hautain. Ik reken er dan op, dat dit morgen in orde zal zijn.
Littken Christensen neuriede:
Artha draaide hem den rug toe, liep toen bijna tegen den conférencier von Salzer aan en keerde zich weer om, juist om te zien, hoe Helga Wohlbrück van het tooneel kwam, stralend, warm, met nog de souplesse van haar laatste buiginkje in haar houding... Littken Christensen ving haar op in zijn lange armen:
- Gut gemacht, brav! brav!
| |
| |
Zij nam hem onder de schouders, tilde hem op, en zette hem weg met een lach om haar kracht en om zijn beteuterd gezicht, nog veel meer lachend, toen zij Artha's verontwaardigde minachting ontwaarde.
In wat voor schmiere-troep ben ik hier verzeild geraakt, dacht Artha boos. Daar hóór ik toch niet... En toen Romée kwam, om Artha's cape met den hermelijnen kraag van haar aan te nemen, nu zij òp moest voor haar dans, zei ze tegen haar:
- Vind jij dat 'n programma, waarin wij kunnen optreden, Romée? Die vreeselijke Littken Christensen hoort in 'n variété of 'n tingeltangel thuis en die Helga Wohlbrück lijkt ook wel zóó uit 'n tingeltangel weg-geloopen. Die Breedveld is 'n heel ander persoon dan Maurice, veel grover, veel banaler... Maurice zou ons nooit aan dergelijke rencontres hebben blootgesteld!
Maurice... dacht Romée. Zou zij dan toch gelijk hebben in haar veronderstelling en voelde Artha iets voor Maurice?... vanwaar anders haar voortdurende ontstemming, terwijl alles toch zoo heerlijk was... zoo heerlijk...
Een verrukt lachje kwam op haar gezicht, want zie, daar was Giulio al, zóó vroeg, nog vóór de pauze!
Ook Artha was daar blij om, en had hem nog even lief kunnen toeknikken, voor zij op de scène moest... en haar stemming sloeg plotseling òm: o, was gekomen! zoo vroeg! omdat hij geen noot van haar dansen wou missen!
Zij danste... zij voelde, hoe goed zij danste
| |
| |
O, hij, die nu naar haar keek, moest haar bewonderen. Zij danste met een hartstochtelijke overgegevenheid, die het publiek electriseerde... en die haar, toen zij eindigde, een daverend applaus bezorgde.
Zij had een gevoel, of zij zóó rechtstreeks in Giulio's armen kon vliegen, om door hem geprezen te worden en geliefkoosd... ten aanzien van iedereen...
Maar toen zij na de twee, drie terugroepingen achter de coulissen kwam, zag zij hem niet eens...
Een ijskoude rilling gleed langs haar warme leden... daar... daar stond hij in het verste hoekje en praatte met Romée.
Zij lachten samen en Romée's geëmerveilleerd gezichtje was naar zijn neerblikkend gelaat opgeheven... op een wijze, alsof er op het oogenblik niets anders ter wereld voor haar bestond.
Geen van beiden... noch hij... noch zij... hadden iets van haar dans gezien!
Eén seconde stond zij roerloos stil, Toen snelde zij op Romée toe, rukte haar de cape van den arm en ijlde naar de kleedkamer in een woede, die te ziedend was voor woorden.
Hoe durfde zij... hoe durfden zij...
Romée had vreemd opgekeken. Maar deze daad was niet in strijd met Artha's gedrag van den heelen avond.
Nu had zij geen tijd, want het was háár beurt om op te treden; maar na haar dans moest zij zich overhaast gaan verkleeden voor hun duonummer, en dan zou zij Artha wel eens een aardig,
| |
| |
opwekkend schertswoordje toespreken, zooals zij, al honderden malen had moeten doen en ook hàd gedaan.
Artha, met gebalde handen, was neergezonken op een stoel. Wat zij voelde, zij zou het niet kunnen definieeren; het kookte en woelde zoo wild in haar, dat geen enkele gedachte zich uit dien chaos losmaken kon.
Zoo... dus hij gaf er niet om, als zij danste? Dat had hij haar tallooze malen wel anders bewezen! O, maar hij was immers beneden gekomen om háár te zien. Het was alleen de schuld van Romée; die had hem er van afgehouden door haar gebabbel... het kind!
Het was de eerste maal in hun carrière, dat zij boos was op Romée, oprecht, werkelijk boos. Och, dacht zij, met een hoogmoedig ophalen van de schouders, die meisjes-artiesten zijn toch allen gelijk!
Wou Romée probeeren, Giulio verliefd op haar te maken?! Flirtte zij met hem? was zij even banaal als al die andere wichten, wier verbeelding nooit vrij is van ‘den man’? Romée nog wel, die er zoo graag op pochte, dat zij de liefde niet kende!...
- Artha! hemel! ben je nog niet gekleed!
Het was Romée, die binnen-stuiven kwam met roode wangen en glinsterende oogen. Artha had op de lippen, schamper te vragen, of Sanzio veel lof voor haar dans had over gehad, maar zij was te trotsch daarvoor en begon zwijgend haastig zich te verkleeden in haar costuum van Maitre
| |
| |
de Danse, ‘ex-professeur de grâces de Marie Antoinette’.
Een vierkante rok, jabot van mousseline, witte cravate met lange slippen, korte kniebroek en zwart zijden kousen, schoenen met gespen, witte pruik met zwarten strik in den nek, een zijden zakdoek in de hand.
- Mince, gracieux, élégant! riep Romée vroolijk, die er zelve allerschattigst uitzag in haar wit japonnetje met uitstaanden rok en kersroode linten om het fijne middeltje, een laag, glad, en bateau uitgesneden lijfje met pofmouwtjes, die afhingen van de schouders, en haklooze schoentjes met kruislinten. Het haar had Romée vlug boven op het hoofd in een kuif lok tezamen gebonden met een kersrood lint, en in haar eene hand hield zij een zeer klein ivoren waaiertje.
- Kom, zei Artha kort, laten we gaan.
Maar Romée greep haar bij de schouders en keek haar schelmsch in de oogen.
- Lach 's tegen me... enfant? vroeg zij, maar Artha's blik was zoo koud en strak, dat Romée een zuchtje ontsnapte.
- Kom, zei ook zij, laten we gaan... 't is méér dan tijd.
Een enkele vluchtige blik overtuigde Artha, dat Sanzio er nog was; hij luisterde naar het geklets van Salzer, die nu op het tooneel het volgende nummer, hun duo-dans, aankondigde.
Zonder hem met eenige aandacht te verwaardigen, stapte Artha tusschen de gordijnen door op de planken.
| |
| |
Het was een aardig nummer en zij hadden het dikwijls met entrain gedanst; maar vandaag was Artha in plaats van den welwillenden dansmeester, die met hoofdknikjes aanmoedigt en met lachjes prijst, die met een fijne distinctie zijn leerlingetje bij de hand vat, en haar de danspassen vóórdoet, de strenge leeraar, die eischt en dreigt en niets door de vingers ziet. Haar houding was van een onuitstaanbare hoogheid, zij maakte bevelende gebaren met de hand, en de stroefheid harer trekken ontspande zich geen enkele maal.
Om haar aan het lachen te maken, beging Romée allerlei kleine balourdises, die echter alleen het effect hadden, dat Artha driftig werd, en eens zelfs stampte met den voet!
Toen gaf Romée haar kleine onschuldige pogingen maar op en nam zich voor, straks in de pauze Artha eens rustig te laten uitpraten; dat had Artha absoluut noodig van tijd tot tijd... dat wist zij al lang!
De reeks van terug-roepingen was geëindigd; Artha, niet van zins een da capo te geven, had zich naar de kleedkamer gehaast; Romée vond het weinig beleefd tegenover het publiek, dat hun zooveel vriendelijkheid had betoond; het dansnummer was niet bizonder inspannend... enfin... wat Artha wou, moest zij ook wel willen!
In de kleedkamer waren zij alleen. Raquel Meller was al vertrokken; Helga Wohlbrück, die na de pauze nog eens optreden moest, rumoerde op het tooneel met von Salzer, Littken Christensen en wie weet met wie nog meer!
| |
| |
Artha wreef zich zoo driftig in met vaseline op haar schmink, en gebruikte daarna zoo wild haar handdoek, dat zij gloeiroode strepen kreeg in haar gezicht. Mooi stond dat! Dat kleine beetje schmink was niet eens de moeite waard; dat had best kunnen blijven zitten... Romée liet het ook, maar zij... nu, ja, ze wou er niet zoo onooglijk uitzien, als Giulio misschien óók op het tooneel kwam; maar nu zag ze er nog veel onooglijker uit met die roode strepen, die bij haar porceleinteere huid van blondine zoo scherp afstaken. Eigenlijk was haar teint heelemaal niet zóó, dat het paste bij zwart haar. Haar blankheid, die bij haar blonde haar zoo prachtig stond, werd bij haar zwarte soms een ziekelijke bleekheid, die alles behalve mooi was, dat zag zij zelf.
En Giulio had immers gezegd:
- Wat verandert uw gelaatsuitdrukking door die zwarte pruik...
En ja, het was zoo: met haar eigen mooie blonde haar leek zij een bloeiende jonge vrouw met een teint ‘van melk en rozen’; met het zwarte kreeg zij iets anemisch... iets onheimelijks bijna.
Maar toen zij achter zich in den kleedspiegel het lieve kopje zag van Romée, die de beide handen op haar schouders had gelegd en zich vleiend naar haar toeboog, begreep zij opeens dat de verandering in haar uiterlijk niet zoozeer te wijten was aan haar zwarte haar, als wel aan haar innerlijke gemoedsstemming.
Het contrast met Romée's gezichtje, één en al
| |
| |
zonnige lieftalligheid, en haar eigen onaangenaamgemelijk voorkomen, dat zij zoo duidelijk in den spiegel zag, deed haar Romée aankijken met zoo'n bitsen, konden blik, dat Romée even schrikte.
Maar zij legde aanstonds haar hand op Artha's hoofd, en:
- Wat heb je toch, arm kind? vroeg zij in oprechte bezorgdheid.
Haar hartelijke vraag bracht Artha eenigszins tot bezinning. Ja, wat had zij eigenlijk? Wat moest zij antwoorden? Uit de hoogte: niets, volstrekt niets! of eerlijk en royaal: ik haat de heele wereld! en jou haat ik wei niet, maar ik ben jaloersch op jou, giftig, brandend jaloersch...
Jaloersch! zij schrikte van het woord, dat haar aan haarzelve ontdekte. Jaloersch,... zij... zij zou jaloersch moeten zijn! op iemand als Romée... zij, Eugénie van Eykma jaloersch op Romée!
- Is 't, dat je Maurice zoo mist, Artha, chérie?
- Wat?
Die naam prikkelde Artha's lachzenuwen zoo geweldig, dat zij het plotseling uitschaterde en onbedaarlijk dóórlachen bleef. Maurice! Maurice! het was te kostelijk, en zij proestte het uit, tot haar de tranen over de wangen liepen.
Verwonderd keek Romée haar aan; zij begreep niets meer van Artha. Ofschoon... zoo ongeëquillibreerd - zoo lastig zou misschien een ander hebben gezegd, - was zij. zoolang zij in Holland waren, wel altijd min of meer geweest.
Het lachen gaf Artha ontspanning. Zij was ook wel dwaas, om zoo te kniezen en zich humeurig
| |
| |
te toonen. Stel je voor, zij! Zij zou zich armelijk en ellendig voelen, en jaloersch zijn op Romée!!
- Neen, kind, zei ze, kalmer wordend, ik treur niet om Maurice... wat me overigens weinig zou geven, daar Maurice immers jóu heeft gekozen?
Zij diende dezen steek toe aan Romée, alsof die het helpen kon, dat Maurice haar had gekozen... en Romée begreep, dat zij Artha met zachte handjes aanpakken moest, wilde er geen scène komen. Waarschijnlijk hield Artha zich goed en wilde zij niet bekennen, dat zij verlangde naar Maurice...
- Wat wil je, vroeg zij, hier blijven? dan laat ik hier 'n kop thee of koffie komen... of gaan we naar 't tooneel.
- Jij kan toch gaan, als je wilt, viel Artha ongeduldig uit, we hoeven toch niet alles samen te doen, alsof we Siameesche tweelingen waren...
Romée onthield zich wijselijk van een repliek en begaf zich naar de deur, toen er werd geklopt, en iemand, onzichtbaar voor Artha door het kamerscherm, vroeg:
- Ik kom jullie halen, les soeurs, Artha! Romée!
Artha sprong op. Het enkele kleine feit, dat Giulio háár naam het eerst had genoemd, verbeterde haar humeur enorm.
Zij trad achter Romée naar buiten; het tooneel werd in orde gebracht voor de vier Skating Nelsons, de comédiens-patineurs, die in een Alpen-decor, door een paar beschilderde schermen gemakkelijk voorgesteld, een berg-scènetje zouden afspelen.
| |
| |
Ook weer zoo'n minderwaardig nummer, dacht Artha verachtelijk: rolschaatsen-acrobatiek! maar zij hoorde, hoe Giulio zei:
- De impresario heeft goed voor afwisseling gezorgd in z'n programma. Interessant nummer, dit.
- En zeker nieuw voor Holland, voegde Romée erbij.
Artha volgde hen langs het tooneel naar de kamer, die eventueel voor hen zou worden ingericht. Daar zaten bij een glas bier de komiek von Salzer, Breedveld en Littken Christensen; Helga Wohlbrück rookte een sigaret en wenkte daarmee een beweging naar Giulio:
- Als de brandweer 't ziet, dan zijn we er gloeiend bij. Laatst zei ik maar, dat ik 'n sigaret noodig had voor 't tooneel en 'm 'n beetje te vroeg had opgestoken!...
Tot haar verwondering ontdekte Romée ook Jovial in deze kamer. Jovial verdween gewoonlijk onmiddellijk, zoodra hij niet meer noodig was als begeleider, en daagde eerst weer op, wanneer zijn diensten werden vereischt, op de laatste minuut. Nu zag zij hem daar tegen de tafel leunen met over de borst gekruiste armen, de voeten schuin over elkaar, en glimlachend zwijgend.
Littken Christensen sprong op, schoof twee stoelen voor de dames naderbij, offreerde sigaretten... Artha wenkte even afwerend met de hand, maar Romée haalde uit het vingerhoedgroote étuitje van lila email, dat aan haar armband hing, haar uitschuifbaar zilveren sigarette- | |
| |
pijpje met ivoren mondstukje, en liet zich door Christensen een vlammetje geven.
Giulio zette zich bij Artha neer. Hij had zich al gekleed in zijn wit flanellen tennispak, en het enkele toetsje der scharlakenkleurige das deed uitstekend bij zijn donker-gebronsde huid en zijn glans-zwarte haar. Zijn mouwen had hij tot boven de ellebogen opgerold en zijn krachtige armen toonden den loop der ontwikkelde spieren. Zijn eene been had hij recht over het andere gelegd en zijn hand hield den sterken enkel omvat. Zonder dat hij het bedoelde of zelfs wist, kwam zijn mannelijke schoonheid door deze losse, gedegageerde houding volkomen tot haar recht, en Artha keek naar zijn wondermooie, wel-geëvenredigde hand, de hand van een artiest of van een aristocraat; smal van bouw met lange, spitsgetopte vingers... En zij dacht: wie weet, is hij geen edelman, die uit vocatie zijn roeping is gevolgd, zooals ook ik dat heb gedaan...
Van zijn afkomst wist zij niets. Maar het kon toch zijn. In heel zijn optreden was hij de gentleman; hij leek in niets op de banale, oppervlakkige artiesten, zooals zij er zooveel had ontmoet.
Hij praatte... en vroeg haar iets, toen glimlachte zij verward, omdat zij, te veel in haar eigen gedachten verdiept, zijn vraag niet had verstaan.
En ook hij glimlachte... wat werd zij opeens van een beminnelijke aanvalligheid, wanneer zij zoo'n beetje verlegen en kinderlijk deed. Zóó mocht hij haar oneindig liever, dan wanneer zij
| |
| |
zoo zelfverzekerd optrad, met het fiere gebaar van het hoofd in den nek en de oogleden half neergeslagen over de mooie oogen.
En Artha, bij zijn glimlach, voelde zich opeens verteederen. Och! wat had zij zich toch in het hoofd gehaald! Onzin, dwaasheid. Zij was altijd veel te gauw met haar oordeel. Hij stelde belang in haar, zij hoefde er niet aan te twijfelen...
Zij praatte rustig en vriendelijk een paar minuten; toen zag zij Romée naderkomen, die, zich naar Giulio overbuigend, hem even de hand op den schouder legde, en hem iets vroeg over den dans.
Een gloed steeg Artha naar het gelaat. Want aanstonds had hij zijn hand op de hand gelegd, die zijn schouder raakte, en keek met de vriendelijkste aandacht op naar Romée.
Artha beet zich met kracht op de lippen. Honderden malen had zij dit ‘lief-doen’ tusschen artiesten gezien; het lang vasthouden van iemands hand, het den arm om elkaars middel slaan, het iemand om de kin vatten, of langs de wangen strijken, over het hoofd streelen, of naar zich toetrekken, en het noemen met allerlei koozende naampjes: liefje, kind, schatje, m'n hart... dat absoluut leege gedoe, al die teederheid, die alleen maar uiterlijk was, waar niets van werd gemeend, en die ook door de persoon, wie of wien deze liefheid gold, volstrekt niet in ernst werd opgenomen. Zij had er de schouders over opgehaald, er om gelachen, en was er ook wel eens kribbig tegen-in gegaan... maar langzamerhand wende zij
| |
| |
aan deze familiare gewoonten, en stootte en stoorde er zich niet meer aan.
Nu, opeens... die toenadering van Romée tot Giulio, die deze zich prettig liet welgevallen.
Nauwelijks had zij één woord met Giulio gewisseld, of Romée kwam ertusschen, en hoe! Nooit, nooit! zou zij dat hebben gedaan. Nooit zou zij, als Giulio zich bezig hield met Romée, zijn belangstelling op haarzelve hebben gericht, daar was zij te trotsch voor, begrijp je! maar die artiesten onder elkaar, die geneerden zich voor niemand en niets!
Even schrok zij van zichzelf om de diepe minachting, waarmee zij dat ‘die artiesten onder elkaar’ had gedacht. Was het dan waar, wat Alfred tegen haar had gezegd, dat de twee standen zich nooit vermengen konden, dat zij onherroepelijk, noodlottig terugkeeren moest tot waar zij behoorde?...
Om zich een houding te geven, nam zij een sigaret van Christensen aan. Zij rookte zelden, zij gaf er niet om, en voor haar pleizier zou zij het zeker niet doen. Maar zij voelde, dat het rooken de uitdrukking van haar gezicht eenigszins zou maskeeren.
- Heb jij de bal, Giulio? had Romée gevraagd.
Niets anders. Maar wàs er in de buiging van haar stem niet iets vleiends en liefkoozends geweest? Zij had het straks al gedacht, dat Romée met hem wou flirten. Zij had zich dan toch niet vergist? Romée met haar quasi-onverschilligheid,
| |
| |
was dan toch niet zoo ongevoelig voor een paar mooie oogen...
Zij lette volstrekt niet op Christensen, totdat deze zei, zonder omwegen:
- Ich liebe die Zigarette in ungeschickten Händen nicht. Da bedeutet sie Bravade... oder unter Umständen oft Herabwürdigung.
De brutaliteit der opmerking liet Artha passeeren om de juistheid ervan. ‘Herabwürdigung’... hij zag dus werkelijk in haar degene die zij was, eene van beter stand, van hooger waardigheid dan al deze comedianten hier!
Een bitterheid, bijna een walg, steeg haar naar de keel. Ach, zij hóórde hier niet... langzamerhand had zij zich aan de bohème gewoonten gewend, maar er geheel één mee worden, dat zou zij wel nooit.
Het eerste nummer na de pauze, dat der rolschaatsen-rijders in hun Alpen-decor, was aangevangen. Hun joedelen klonk door tot de kamer en Artha vond het 't beste om maar heen te gaan en zich te verkleeden in haar witte tennis-pakje. De slimme Romée had dat al gedaan. Zij wist natuurlijk, hoe snoezig zij er uitzag in het onschuldige witte jurkje met het halsje en de armen, de slanke, bloot...
Zij ging. Toen zij het passagetje achter het tooneel overliep, hoorde zij het razend gerol der metalen wieltjes; zij zag een glimp van roode en blauwe truien... en even blijvende staan, merkte zij, dat het spel, hoewel wat grof, toch pakkend was en een gewoon publiek wel moest boeien.
| |
| |
Het duurde niet lang, eer zij zich had verkleed... en toen zij terug-kwam, stonden allen, die zij in de kamer had achter-gelaten, in het gangetje door de schermen te kijken.
Romée en Giulio schouder aan schouder... en Artha voelde een lust om met haar kleine, stevige handen Romée aan te vatten, en haar weg te schuiven van haar plaats. Niet je altijd van het beste meester maken, had zij willen zeggen, aanstelster, die beweert, niets om de liefde te geven, en die flirt, zooals ik het nog van niemand ter wereld ooit heb gezien!
De rolschaatsen-rijders, warm, vermoeid, maar voldaan door het hartelijk applaus, kwamen van het tooneel. Zij snoerden zich de riemen der schaatsen los en stommelden rumoerig naar boven met lachende scherts, elkaar onverstaanbaar Engelsch slang toeroepende. Terwijl de tooneelknechts snel het decor verwijderden, was de conférencier vóór het gordijn getreden en bereidde het auditorium voor op de komst van Il Fuoco en zijn beide gezellinnen. De tooneelknechts sjouwden de heg en de bloemperken aan, zoo dadelijk kon het spel beginnen, dacht Artha ironisch.
Alles was gereed. De muziek van Jovial begon; de gordijnen gingen van elkaar en Romée en Giulio speelden vlak achter de coulissen het balspel, opdat het publiek het kon hooren.
Alsof het zoo vanzelf sprak, speelde hij met Romée.
En zij lachten daarbij als kinderen, geheel in het spel...
| |
| |
Totdat plotseling Giulio zijn racket neerwierp en zijn prachtigen sprong nam over de heg.
Romée kwam bij haar met een vraagje op de lippen, maar zij keerde haar den rog toe en begaf zich naar de plaats, vanwaar zij zoo dadelijk optreden moesten.
Romée volgde haar met een zucht. Voor de zooveelste maal had zij reden om het te betreuren, dat zij met Artha naar Holland was gekomen. Te Parijs leefden zij in de volkomenste harmonie... en hier in Den Haag was dadelijk de onrust en de ongeëquilibreerdheid van Artha begonnen. Zij had gewoonlijk tact genoeg om met Artha om te gaan... maar als Artha àl haar stekels opzette, ja, dan was het wèl heel moeilijk om ze alle te ontwijken en niet geprikt te worden!
Zij had veel vriendschap voor Artha, zij waardeerde haar persoonlijkheid, zij bewonderde haar als kunstenares, - maar zij had natuurlijk ook haar zelfgevoel, - evengoed als Artha! - en als die voortging, haar zóó norsch en onvriendelijk te behandelen, dan zou zij eens ferm optreden... al haar zachtheid scheen ditmaal in 't geheel niet te baten, noch haar scherts of haar luchtig opvatten van Artha's stemmingen. Eigenlijk stoorde Artha's humeur haar vreeselijk in haar blije rust van het oogenblik... en misschien kwam het wel dáárdoor, dat zij zich voornam, Artha eens flink de les te lezen. Ofschoon... wie weet, hoeveel goed het Artha deed!
Zij zou haar zich eens volledig laten uitspreken, haar op haar nummer zetten, als Artha zich zonder
| |
| |
reden onaardig tegen haar betoonde... en haar troosten, als Artha werkelijk verdriet had. Want als zij bedroefd was om het heengaan van Maurice, - dan kon daar nog wel een mouw aan worden gepast. Jovial kon dat best in orde maken... het zou haar pleizier doen, óók voor Maurice, want zij zou hem graag gelukkig zien. En het was volstrekt niet onmogelijk, dat Maurice, die toch ook aan Artha zoo vurig zijn liefde had verklaard, met haar trouwde te eeniger tijd.
Zij kòn niet anders denken, dan dat Artha, zonder het te willen bekennen, verliefd was op Maurice. Haar gedrag jegens háár, het wrevelige, ongehumeurde zou dan meteen zijn verklaard. Want Artha had immers zoo straks ironisch genoeg gezegd: hij heeft jòu gekozen?...
Artha, met haar onduleerende souplesse, trad de scène op, zonder háár zelfs te waarschuwen, zoodat zij bijna haar goede entrée had gemist. Ook aardig! dacht zij, nu toch werkelijk even driftig wordend; maar nauwelijks op het tooneel, vergat zij alles in het geluk, met Giulio op te gaan in de feestelijke vreugde van den gezamenlijken dans.
En Artha danste mee in het spel, waarvan zij zich zooveel vreugd had beloofd. Machinaal bewoog zij zich en maakte de gewende gebaren van handen en armen. Doch zij voelde zich triest en ongelukkig... en zelfs het dansen.... en zelfs het dansen met hèm, bracht haar geen verlossing.
Al zwaarder en zwaarder woog haar hart in haar borst... zij zou wel willen huilen en de
| |
| |
vuisten ballen... maar mechanisch danste zij voort, tot het moment van de pantomime, waarbij Giulio een oogenblik stil-stond en de beide meisjes beschouwde. Toen begon hij weer te dansen en vervolgde nu eens de eene dan weer de andere... de eene greep hij, maar bedoelde de andere... de andere liet hij weer gaan voor de eene...
Het was het moment, dat het spel even in ernst overging. Hij flirtte met Romée en Artha's keel werd toegesnoerd, want háár liet hij staan en hij gaf zijn aandacht aan Romée... aan Romée...
Toen hij opnieuw haar naderde, ontving zij hem met toornig gefronste wenkbrauwen en de handen saamgeklemd tot vuisten, stampvoetende van drift...
Ga weg! ga weg! had zij willen roepen, ga naar háár, blijf niet bij mij, ik haat je, ik haat je!
Het publiek genoot van Artha's voortreffelijk, ‘spel’.
- Wat acteert dat meisje goed! ze is 'n geboren actrice.
- Schitterend gewoon. Je ziet zooiets nooit bij gewone dans-nummers.
- Ze heeft waarachtig tranen van woede in de oogen.
- Ze moest aan 't tooneel gaan, daar kwam haar talent beter tot z'n recht.
- Ik heb 't dadelijk gezegd, toen ik haar voor 't eerst zag in de Sterbende Rose, ze is van huis-uit 'n tragédienne...
Giulio was niet terug-gedeinsd voor haar flik- | |
| |
kerende oogen, goddank! Hij betuigde haar door zijn gebaren, dat hij met zijn flirt niets dan een spel had bedoeld, en hoe kon zij zijn smeekenden, vleienden blik weerstaan?
Zij liet zich door hem medevoeren in den dans, die wilder, hartstochtelijker werd... totdat zij drieën neerzonken op het gazon... en Artha voelde met een siddering van intense vreugd, hoe zijn arm om haar middel gleed.
Zij lag-zat dicht tegen hem aangevlijd, omvat door zijn rechterarm; aan den linkerkant had Romée in volle gerustheid en blij vertrouwen haar kopje reeds op zijn schouder gelegd. En toen... zij wist het: nooit zou zij dit verrukkend moment vergeten... toen voelde zij zijn warme, onweerstaanbare hand tegen haar wang en hoe hij haar hoofd met lieve kracht tegen zijn schouder drukte.
Alle... droefheid van dien avond... alle wrevel... alle pijn... loste zich op in een onuitsprekelijke verlichting, in een geluk, zoo zwaar, zoo zoet, dat het haar bedwelmde... bedwelmde...
| |
II.
Artha was heel stil onder het naar huis rijden.
In de hôtel-kamer zakte zij aanstonds neer in een stoel, nadat zij haar overkleeren had afgelegd, en zij sloot de oogen.
Een klein souper stond, zooals gewoonlijk, gereed. Maar Artha dacht er niet aan, er notitie van te nemen.
| |
| |
- Wil je 'n stukje geroosterd brood met ansjovis, Artha?
- Neen, dank je.
- Wil je ook niets drinken?
- Nee...
- Ben je moe?
- Ja... ik geloof 't wel.
- Ik ook, ik ben moe, zei Romée. Vreemd, dat de ongeregeldheden in Artha's humeur haar altijd zoo afgemat lieten. En nu bovendien... voelde zij zich zoo zalig van een welige loomheid doorvloeid... dat oogenblik, toen haar hoofd op zijn schouder zonk, was als een korte eeuwigheid van geluk geweest...
Artha lag stil... zij voelde zich als aan den rand van een algeheele bewusteloosheid. Zij kon niet denken... haar hersenen weigerden haar beelden voor oogen te tooveren... en zij was onmachtig om zich te bewegen of te praten.
Romée zat haar te beschouwen. Er was een uitdrukking op Artha's gezicht, als zij er nog nooit op had gezien...
Het leek, of zij radeloos gelukkig of radeloos ongelukkig was.
Hoe eigenaardig, dat de hoogste smart en de hoogste vreugde in hun expressie op elkander gelijken, dacht zij.
Al Artha's trekken waren in rust; zij had zich volkomen overgegeven aan haar gevoel. Zwaar lagen de leden over de oogen heen, zooals men dat dikwijls bij dooden ziet, als de pupillen geheel naar boven zijn gekeerd. Zij was heel bleek en
| |
| |
leek nog bleeker door de tegenstelling van het zwarte haar met haar mat-blanke huid.
Haar mond was gesloten, maar de lijn harer lippen was zacht. Zij zag er uit als een droomende, wie het eigenlijke leven is ontglipt.
Hoe lang zij zoo zaten, zij wisten het geen van beiden. Maar Artha schrikte op door het ineen-storten van het vuur in den haard. Zij blikte verwezen om zich heen en lachte toen en sprong eensklaps met een veerkrachtige beweging op.
- Moeten we niet naar bed, Romée? vroeg zij.
- Ja, jazeker...
Ook Romée lachte om haar eigen verwarring en ook zij stond op.
In de slaapkamer maakte Romée zwijgend haar toebereidselen voor den nacht; maar Artha was opeens van een wonderlijke welsprekendheid geworden en zij praatte, of zij niet den heelen avond in een execrabel humeur had verkeerd en niet had geweten, waar het te zoeken.
- Hoe vind jij nu die Helga Wohlbrück? Zeg 's eerlijk, hoort ze op deze ‘Intieme Kunstavonden’ thuis? Geeft ze kunst? Hoe vind jij Littken Christensen? Ik heb 'n griezel van 'm. Jij? En dàt is nu toch zeker iets voor 'n variété. En die schaatsenrijders! Neen, Roméetje, we hadden veel beter gedaan, om Jovial 'n aantal avonden en misschien 'n tournée voor ons te laten arrangeeren, 's pas?
- Ja, misschien wel...
- 't Is grappig, en Artha lachte, hoe alle vrouwen verliefd zijn op Sanzio, Raquel Meller...
| |
| |
- Geloof je dat?
- Ik zie 't toch? En Helga Wohlbrück is krankzinnig op hem...
- Op Giulio?
- Natuurlijk,
- Waarom is dat natuurlijk? Ik heb daar nog niets van gemerkt.
- Nu, ik dan wel. O, 't is amusant, zeg, om dat alles na te gaan...
Artha proestte het uit, want bijna had zij gezegd:
- En jij, jij flirt met hem!
En nog meer moeite had zij, om niet te zeggen:
- Maar 't geeft allemaal niets, hij geeft toch om niemand anders dan...
En met het hoofd trotsch in den nek zou zij tegen de heele wereld willen roepen in fieren triomf:
- Om mij!
Romée dacht er over, of zij nu het gesprek zon houden met Artha, dat zij zich had voorgenomen. Artha's ‘bui’ scheen aardig gezakt en misschien was zij nu wel voor rede vatbaar. Maar aan den anderen kant voelde zij zich niet erg geneigd tot een discussie. Want met Artha's tegenwoordigen geestestoestand kon je nooit weten, of haar goede stemming van nu niet opeens weer oversloeg in een vlijmend en fel sarcasme.
Zij had liefst met Artha eens ‘uitgepraat’, het is waar. Artha's gedragingen hinderden haar bijwijlen ontzettend, en zij zou graag de. ‘Parijsche’ harmonie zien hersteld. Maar hoewel zij werkelijk
| |
| |
van plan was geweest, eens flink tegen Artha op te treden, om misschien in het vervolg een dergelijk onhebbelijk gedrag te voorkomen, zij voelde er zich op het moment niet goed toe in staat.
Artha babbelde voort:
- Ik vind 't dwaas, om veertien dagen lang 't zelfde programma uit te voeren. Ik denk ook niet, dat ik 't doe. De Gavotte joyeuse zal ik nog eens dansen; daar is me al zoo dikwijls naar gevraagd, dat weet je wel...
Zij brak af, want een gedachte bracht een klein lachje om haar lippen. De gedachte, dat Alfred van Eykma haar zóó nog eens kon zien, in dien dans van hartstochtelijke levensvreugde.
Dan zou hij zijn woorden: je hoort niet in dat leven, nog wel eens herzien. En zijn zeggen: je trouwt niet met iemand uit die kringen, Artha. Dat dóe je niet... zou wel eens een heele groote vergissing kunnen blijken!
Zij lachte in zichzelf, en haar wezen veranderde weer. Giulio... Giulio... hield hij van haar?
Ja! ja! riep haar trotsche hart. Hij houdt van me. Voor mij is hij naar Holland gekomen! en al die andere veronderstellingen van mij zijn dwaze fantasieën, kleingeestige inbeeldingen... ik moet het groote in het oog houden en niet tobben en kniezen over bespottelijke kleinigheden...
Wat waren al die anderen: Raquel Meller... Helga Wohlbrück... zelfs Romée, bij háár vergeleken! Wie jaloersch is, doet afbreuk aan zijn eigen zelfbesef. Die zichzelf voelt, wie overtuigd is
| |
| |
van zijn eigen waarde, kàn immers geen jaloerschheid voelen... tegen niemand!
Het was heusch geen hoogmoed, dat zij zoo dacht. Zij erkende het talent van Raquel, nu ja van Helga ook en van Romée. Zij waren kunstenaressen, elk in hun eigen genre, - maar was zij dat dan niet? En bovendien had zij haar afkomst vóór. Aristocratisch, dat is; fijn-beschaafd, niet alleen naar het uiterlijk... maar vooral ook: fijn-beschaafd naar de ziel.
En zou hij dat niet merken, hij, de geraffineerde, de overgevoelige artiest? Hij had het gemerkt, ofschoon hij niets bepaald van haar wist, met de zekere intuïtie van den begenadigden kunstenaar.
Hij had háár uitverkoren... zooals zij hèm. En eenmaal zou zij trotsch voor de wereld treden, voor háár vroegere wereld èn voor de wereld der bohème, en roepen:
Ziedaar, mijn keuze! hier staat hij naast mij, mijn Ebenbürtige, die mijns gelijke is! - -
O, dat innige gebaar van hem... waarmee hij zijn hand om haar hoofd had gelegd en het zachtjes tegen zijn schouder gedrukt. Zij kon niet anders dan zich overgeven aan zijn wil... alles om haar heen verzwond... al haar pijnigende gedachten lieten af... en in dat moment was zij volkomen gelukkig.
Want... het was haar, of al degenen, met wie zij samen was geweest, altijd van haar hadden genomen, en haar nooit iets gegeven. Hij ook zou van haar nemen, dat begreep zij wel, maar tegelijkertijd... geven.
| |
| |
O, zij hield van hem... ook zij hield van hem als hij van haar!
* * *
Romée lag achterover in de kussens en dacht:
Houdt hij van mij? is hij voor mij naar Holland gekomen?
Hoe warm en vast lag zijn arm om haar middel, aan het eind van de dans-pantomime. Het was een gebaar als van in bezit nemen geweest... en haar neervlijen van haar hoofd op zijn schouder was het antwoord daarop... haar overgave.
Hield hij van haar?
Ja, hij hield van haar. Zij wist het, zij voelde het. Of hij haar liefhad? zoo lief... dat... dat hij...
Dàt wist zij niet. En zij durfde het nauwelijks hopen. Ofschoon een huwelijk van henbeiden, de zóó van huis-uit artiesten, die geboren en getogen waren in de kunst, wier bloed doorbonsd werd van den drang naar uiting, wier eerste ademtocht een hijgen was geweest naar het hoogere, - wel zeer harmonisch zou kunnen zijn. Zij pasten bij elkaar. Zij waren de voor elkaar bestemden... die elkander, - o, schoonste toeval, - in dit leven hadden gevonden.
Haar wangen gloeiden. Haar handen lagen naast haar open-gespreid in een gevend gebaar.
Ik heb je lief, dacht zij. Ik wil me aan je wijden met alles wat in me is. M'n heele toekomst ligt in jouw handen.
Ik heb je lief, Giulio. Ik wil je volgen, waar- | |
| |
heen je gaat; ik wil je smart met je deelen, je troosten, je helpen... en je altijd, altijd danken omdat je van me houdt...
Met wijd-open oogen lag zij in het donker te staren. Haar lippen waren in extase geopend...
Haar omgeving bestond niet meer voor haar. Zij was opgenomen in een hemel van verwachting, van hoop, van rust en zekerheid...
Een beweging van Artha schokte haar wakker uit haar zalig gedroom.
- Slaap je nog niet?
- Neen, jij ook nog niet?
- Neen.
- 't Is geen wonder, zei Artha. 't Is onmogelijk om te slapen, als je zoo vol bent.
En opeens ontsnapte het haar, zonder dat zij het wist:
- Ik ben zoo blij, dat hij hier is gekomen.
- Ik ook! ik ben zóó blij!...
En Artha, evenmin als Romée besefte in dit oogenblik, wat zij verried.
- Hij is anders dan alle anderen...
- Hij is hooger, beter, dan alle anderen.
- Hij is 'n kunstenaar...
- 'n Kunstenaar bij de gratie Gods...
- Maar ook als mensch staat hij boven iedereen.
- Hij is zoo goed...
- Hij is nobel en fier! hij heeft ras en karakter!
- En zijn uiterlijk is als van 'n jonge Grieksche god.
- Soms lijkt hij 'n bronzen beeld, waarvan elke lijn 'n volmaakte schoonheid is...
| |
| |
- Zijn oogen...
- Zwarte vlammen zijn 't, die branden door je heen.
- Zijn lippen zijn rood van levensvreugde.
- Hij houdt van 't leven.
- Hij houdt ervan met 'n vergeestelijkte sensualiteit.
- Hij is 'n levensgenieter... 'n levenskenner.
- Zijn handen... zijn krachtige handen, wat zijn ze warm en zacht...
- Dat weet ik... zei Artha, en zij zweeg.
Dat weet ik? dat weet ik? Een plotselinge felle angst, zooals zij nog nóóit had ondervonden, bonsde met schokken door Romée's hoofd. Dat weet ik?... wat kon Artha bedoelen? En vóór zij zich kon bezinnen, of zij het wel vragen zou, klonk haar nauwelijks hoorbare, sidderende stem:
- Hoe weet je dat?
- Ik wéét 't, herhaalde Artha. Toen won haar trots het van elke bedenking, zij realiseerde niet, of het wel voorzichtig was, haar heimelijke blijdschap uit te spreken; zij kòn eenvoudig niet verzwijgen, dat zij geen mime had gemaakt, om haar hoofd op zijn schouder te leggen, maar dat hij haar naar zich had toegetrokken!
- Dat oogenblik, toen we alle drie neerzegen op de grond... legde jij toen dadelijk zelf je hoofd op z'n schouder, Romée?
- Ja, zei Romée, met eenige verwondering, dat heb ik altijd bij alle repetities gedaan. Dat sprak toch vanzelf.
Zij richtte zich op haar elleboog op en keek
| |
| |
naar Artha, en het eigenaardige lachje, dat Artha's lippen omspeelde, verhoogde nog haar gevoel van angst en onheimelijkheid.
- Ik... zei Artha langzaam, genietend van haar triomf, ik deed dat niet. Toen... nam hij m'n hoofd... in z'n warme, z'n krachtige hand... en drukte het... tegen z'n schouder.
Romée viel terug in de kussens. Een brok was haar omhoog naar de keel geschoten en zij slikte... en slikte nogmaals... spreken kon zij niet.
Artha lachte van voldoening, dat zij op deze wijze Romée had overtroefd. Het verbaasde haar even, dat Romée daar niets op zeide... toen vergrootte dat zwijgen nog zeer haar satisfactie: Romée was jaloersch!
En mij... dacht Romée, heeft hij zijn arm om m'n middel geslagen, zoo innig, zoo vast... maar daarover spreken, het aan Artha vertellen, - zij zou het niet hebben gekund.
Lang duurde het evenwel niet, dat Artha in stilte van haar voldoening genoot. Haar opwinding was veel te groot, dan dat het gesprek hiermee voor haar gedaan kon zijn.
- Begrijp je nu... waarom ik weet, dat... zijn handen warm zijn en zacht? vroeg zij, en in haar toon was iets van den spot en den overmoed der overwinnares.
- Ja... zei Romée.
Het gevoel van lichamelijke zwakte en weeheid, dat haar bevangen had bij Artha's mededeeling, verdween eenigszins, en zij kon weer bewuster denken.
| |
| |
- En geloof je dan niet, vroeg Artha, hoe langer hoe zekerder wordend van zichzelf, dat hij naar Holland is gekomen...
- Hij is naar Holland gekomen voor ons beiden, zei Romée snel en met de meeste beslistheid. Zij ried intuïtief, wat Artha had willen zeggen, en zij voelde, die woorden niet te kunnen verdragen. Alles wat Artha zei, schrijnde haar toch al zoo pijnlijk.
Artha lachte, en haar lachje kwetste Romée, maar zij klemde de handen tot vuisten in driftigen wil om zich nog te bedwingen. Doch zij kon het niet meer.
- Artha! viel zij uit, en zij schrikte zelf van den hoogen klank in haar stem. Ik verzoek je vriendelijk, me niet aldoor te grieven...
- Jou te grieven?!
- O! ben je soms vergeten, hoe je de heele avond tegen mij hebt gedaan? Zoo onnatuurlijk, zoo hoogst onaangenaam, en dat zonder eenige reden!
- Hoe weet jij, of ik er niet een reden voor had?
- Welke dàn? Ik heb je gevraagd... of je treurde om Maurice...
In plotselinge, onstuimige gretigheid boog Romée zich uit bed, en trachtte op Artha's gezicht haar gedachten te lezen.
- Kind! ik heb je gezegd van neen, je vraagt 't nòg eens, dat gaat tot in 't ridicule!
- 't Ridicule? Vóór hij z'n liefdesverklaring deed, heb je me zelf gezegd, er over te hebben gedacht, met hem te trouwen.
| |
| |
Artha's wangen werden boos rood gekleurd.
- 'n Mensch zegt zooveel, wat hij niet meent. Zou je heusch denken, dat ik zou kunnen trouwen met 'n Maurice van Limburg?
- Je hebt er over gedacht, je hebt 't gewild, hield Romée koppig vol.
- Ik zie, dat ik bij jou m'n woorden wikken en wegen moet, zei Artha hartelijk. Ik vertrouwde je...
- Je kan me ook vertrouwen! riep Romée, bijna snikkend van smart en toorn. Maar ontken 't niet, Artha, dat je er wel degelijk over hebt gedacht, om met Maurice te trouwen.
Artha kon het niet ontkennen, al had zij ook nog zoo gaarne gewild. Haar eenig antwoord was een hoonend lachen, dat Romée bijna buiten zichzelve bracht.
- Nu is 't genoeg! riep zij en haar stem beefde van opgewondenheid; ik laat me niet langer kwellen en taquineeren door jou; je hebt er geen enkele reden toe, ik doe je niets, ik heb geduld met je, ik heb je getroost en geholpen, waar ik kon...
- Ja, ga me je goedheden nu maar verwijten!
- Artha! waarom bèn je zoo!
- Ik weet niet, wat je bedoelt!
- Al je stemmingen vier je uit; je geeft aan al je luimen toe... o, als je 's wist, hoe moe ik er van word!
Het was de eerste maal, dat Romée een klacht uitsprak over haar gedrag, en Artha werd door verwondering getroffen.
Zij had er nooit over nagedacht, welke uitwerking
| |
| |
het toegeven aan haar emoties op Romée hebben moest. En aangezien zij het volle recht meende te hebben, nerveus te zijn, nu zij weer terug was in Den Haag en na al haar ondervindingen, vond zij Romée's klagen hoogst onredelijk.
- Je weet alles van me, zei ze kort. Je weet, hoe ik door allerlei aandoeningen geslingerd ben, sinds we hier zijn in Den Haag... 't Is leelijk van je, om...
- Dat is 't niet, zei Romée, dat was 't vanavond niet. Je had iets anders, wat je hinderde...
- Wat me hinderde, zei Artha fel, dat was jouw flirten met Giulio!
- Mijn flirten met...?
- Ja, jij, jij, je houdt je altijd zoo argeloos, je doet je tegen mij altijd zoo onschuldig voor, maar ondertusschen! ondertusschen!
De stemmen gingen hooger klinken, de woorden werden sneller uitgestooten, de wangen gloeiden, de oogen blanken fel.
- Artha! riep Romée in heftige verontwaardiging. Ik verzoek je vriendelijk: let op je woorden. Ik verdraag veel van je...
- Van mij veel verdragen?!
- Ja! ja! o, denk je, dat ik bang ben voor je dreigende toon? Veel, veel heb ik van je verdragen, zoolang we hier in Holland zijn, maar ik deed 't, omdat ik medelijden met je had...
- Medelijden met mij?
Artha's lach was van een zoo schrille onwelluidendheid, dat Romée de handen voor de ooren
| |
| |
hield. Toch sprak zij door, ofschoon zij hijgde en beefde van opgewondenheid:
- Ik vond je 'n arm kind, dat hulp noodig had.
Artha zat stil, met sprakeloosheid geslagen. Voor haar trots was het zoo iets verschrikkelijks, wat Romée hier zei, dat zij eenige oogenblikken noodig had, om van haar sterke ontroering te bekomen.
Toen barstte zij uit.
- Dus al je vriendschap was maar schijn? hoonde zij; je hebt uit ‘liefdadigheid’ me tot je genomen? Omdat je ‘medelijden’ had met het arme kind... bah, belachelijk, belachelijk! en ik, die je volkomen vertrouwde!
Thans vond Romée geen woorden, maar zij voelde het bloed weg-trekken uit haar gezicht, het werd strak en koud.
- Dus al die tijd, al die tijd, hoonde Artha voort, heb je iets voorgewend, dat niet waar was, hebben we in 'n leugen geleefd; al m'n argeloosheid, al m'n vertrouwen heb je beantwoord met bedrog.
Een klein, kort lachje, ontsnapte Romée.
- Nu ga je 't in 't bespottelijke drijven, zei ze. En nu kan 't me ook niets meer schelen, wat je zegt.
- Neen, neen! zoo gemakkelijk kom je er niet af!
- Ik luister niet meer, zei Romée, Artha den rug toekeerend. Zwijg of spreek, ik luister toch niet meer.
- Och, je hebt gelijk! zei Artha hatelijk. Je
| |
| |
luistert niet weer, omdat je de waarheid niet hooren wilt! Je neemt immers altijd 'n houding aan! Zoo is 't ook met die onschuld van jou; je houdt niet van de mannen, je bent van 'n absoluut koele onverschilligheid, - maar met de eerste de beste flirt je; iedereen tracht je in te palmen; jij moet altijd de eerste zijn, je bent zoo coquet, als ik nog nóóit iemand heb gezien... eerst speel je je spel met Maurice, en nu probeer je weer 't zelfde met Sanzio...
Even bleef het doodelijk stil.
Toen zei Romée, - heel zacht, met bedwongen stem:
- Dat is onwaar... en onwaardig, Artha.
Artha zonk terug, haar hoofd viel op het kussen neer in een plotselinge vermoeidheid, die een verterende lamheid door al haar leden dreef.
Werd zij krankzinnig, om zich zoo te laten gaan? en dat tegen Romée?
Doch zelfs nu, in het felle besef van haar onrechtvaardigheid, voelde zij nog iets van minachting, van wrok tegen Romée.
Romée had haar gezicht in haar arm gelegd; zij had een gevoel, als zij nog nooit had gekend; een verweekende loomheid sloop door haar heen en maakte haar machteloos. En plotseling bewogen zich haar schouders in een convulsief gebaar, en zij snikte, zij snikte het uit.
Artha schrok. Hoe dikwijls had Romée niet gezegd, nog nooit te hebben gehuild. Nu huilde zij... zij snikte het uit... om háár.
Zij begon zich te schamen. Ja, zij was wel wat
| |
| |
hard geweest, te hatelijk, te bruusk. En hoe weinig had Romée terug-gezegd...
- Romée, riep zij spontaan.
Zij kreeg geen antwoord.
- Romée! riep zij weer.
- Ach, laat me toch... klonk het zwak en gesmoord.
- Kom, laten we nu niet gaan kibbelen over niets...
Artha's toon was allesbehalve kalm en vriendelijk, maar Romée voelde, hoeveel het de hoogmoedige Artha kosten moest, om de eerste te zijn, en zij begreep, dat zij moest ingaan op deze toenadering.
- Zouden we maar niet liever gaan slapen, stelde zij voor. We zijn nu beiden nerveus, en waarover zouden we nog moeten praten? Ik weet heelemaal niet, waardoor deze twist is ontstaan... onze eerste twist...
Romée had gelijk. Het was hun eerste twist. Merkwaardig... iedereen had voorspeld, dat hun samenzijn niet lang zou kunnen duren, dat er dadelijk afgunst of jaloerschheid bij te pas komen zou... Nooit waren zij afgunstig op elkaar geweest om hun kunst, om hun kunnen... werden zij nu jaloersch op elkaar om een man?...
Zij dacht deze gedachte niet dóór.
- Romée, zei ze, met iets meer hartelijkheid, ik ben onrechtvaardig geweest. Ik erken je vriendschap. 't Is zoo, je hebt geduld met me gehad, misschien te veel geduld. Daardoor liet ik me maar gaan en was dikwijls lastig. Laten we dit gesprek vergeten, Romée.
| |
| |
- Dat wil ik graag, zuchtte Romée.
Romée was altijd goed voor haar geweest, had haar trouw bijgestaan en haar getroost en moed ingesproken...
- Kom 's hier, zei Artha, dan zal ik je 'n zoen geven...
Romée lachte door haar tranen heen. Het was zoo typisch Artha, om haar geen zoen te komen brengen, maar te zeggen: kom hier, dan krijg je 'n zoen...
Zij kwam. Artha kuste haar en zij kuste Artha op beide wangen.
- Goeden nacht, dwaas schepsel.
- Goeden nacht, Romée.
Romée knipte het kleine nachtlichtje uit. 't Doet pijn aan m'n oogen, zei ze, maar in waarheid wilde zij liever niet, dat Artha haar gelaatsuitdrukking zou zien.
Jazeker, zij hadden nu weer vrede gesloten. En dat kon niet anders, want er was niets gebeurd. Maar toch...
Romée, met haar levenskennis, voelde heel duidelijk, dat er een kleine barst in hun vriendschap gekomen was. En zou die ooit weer geheeld kunnen worden? of zou zij zich hoe langer hoe verder verwijden?
Zij lag stil achterover met open oogen in het donker te staren.
Zij begreep Artha niet, - of... wat nog veel erger was: zij begreep Artha wèl.
Wat alle menschen hadden voorspeld, toen zij tweeën besloten hadden samen te wonen, samen
| |
| |
te werken: dat het niet anders kon, of te eenigertijd zou er verschil, oneenigheid ontstaan, maar wat zij beiden onmogelijk hadden geacht, dat was nu toch gebeurd. En zij wist het zeker, dat deze eerste twist, van Artha's kant met zoo'n roekelooze drift gevoerd, niet de laatste zou zijn. Telkens en telkens erger, zouden zij woorden krijgen... omdat de oorzaak van hun twist de diepste diepte hunner zielen raakte...
Ook Artha zou nu, zij was er van overtuigd, met open oogen in het donker liggen staren... ook zij kon niet slapen in dezen zoel-vreemden nacht...
Want ook Artha... zij beiden hadden zich in naïeveteit aan elkander verraden... ook Artha had Giulio lief...
|
|