Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
'Ik' (1904)

Informatie terzijde

Titelpagina van 'Ik'
Afbeelding van 'Ik'Toon afbeelding van titelpagina van 'Ik'

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.66 MB)

Scans (19.34 MB)

ebook (3.23 MB)

XML (0.32 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

'Ik'

(1904)–Jeanne Reyneke van Stuwe–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

18 Maart.

Ik heb Karel gesproken. Op straat. Hij kwam naar mij toe, en nu verbeeld ik het mij niet, maar hij ziet er werkelijk slecht en mager uit. Hij keek mij aan, met donkere, wanhopige oogen, en één oogenblik moest ik mij met sterke kracht bedwingen, om niet te luisteren naar mijn geweten, dat mij wou beschuldigen en verwijten... maar dadelijk herwon ik mijn cynische kalmte,

[pagina 211]
[p. 211]

en dacht ik: heb ik dan iets gedaan? heb ik dan iets gewild, of uitgelokt?

- Ina! zei hij. Heb je m'n brief ontvangen?

- Natuurlijk! zeker wel!

- En? Heb je me niets te zeggen?

- Wat zou 'k je te zeggen hebben? zei ik, mij verhardend. Je schrijft beter dan vroeger, - toen kon je 't niet, - maar je hebt genoeg tijd gehad, om je te oefenen, dat 's waar!

- Ina!

- Bovendien, d'r staat niets nieuws in dien brief... diezelfde dingen heb 'k al honderdmaal van je gehoord.

Hij kon niet gelooven, dat ik in 't geheel niet geroerd was, door zijn schrijven; hij dacht, dat ik comedie speelde, dáarom bleef hij nog kalm.

- Wat heb je gedaan met m'n brief?

- Ja, wat dacht je? Natuurlijk dadelijk verscheurd!

- Ina!

- Wat wil je toch aldoor met dat: Ina! Dat toont weinig welbespraaktheid, - enfin.

- Wáárom heb je 'm verscheurd... misschien niet eens gelezen...

- Ik kan zoo'n brief toch niet bewaren, Karel! Zelfs niet, al gaf ik er om! Als je werkelijk van me hield, dan zou je dat begrijpen.

- Waarom! waarom?...

- Omdat, zei ik scherp, - ik begon ook nerveus te worden, - je iemand, die je liefhebt, niet wil compromitteeren! Die gedachte alleen moest je weerhouden, me zulke brieven te schrij-

[pagina 212]
[p. 212]

ven. Wil je onthouden, dat ik ze niet meer wensch te ontvangen?

- Ina... zei hij weer. Maar nu zoo zacht, zoo smeekend, zoo teêr... dat een kil gevoel mij door-rilde, en ik mijn oogen neder-sloeg, opdat hij mijn vreemde ontroering niet zag.

- Ina, zei hij nog eens, als je wist... Wees niet zoo hard tegen me... je zou d'r spijt van kunnen hebben, later... Zie je niet, dat ik veranderd ben... Ik ben wèl zachter geworden... Je gelooft me niet, maar 't is de waarheid: ik heb niets meer, niets meer in m'n leven, dan jou.

Ik kon niet antwoorden. Mijn verstand, mijn koelheid was weg, en ik durfde niet spreken.

- Ina... zei hij. Mag ik... mág ik van je houden?...

Die dadelijke, dringende vraag bracht mij tot de werkelijkheid terug. Ik haalde diep adem, en, nu ik mijn oogen weer kon vertrouwen, zag ik hem aan.

- Nee, zei ik, maar niet scherp meer, alleen beslist, dat weet je wel, Karel... 't Kan niet, 't zou niet kunnen, - zelfs al hield ik van jóu.

Hij zweeg, en ik wendde mijn oogen af van zijn kleurloos, versteend gezicht. Wat is hij veranderd, - ja, hij is veranderd, - en ben ik daar de oorzaak van?

Ik voelde mij zoo beklemd; een plotselinge droefheid kwam in mij, en ik worstelde, om mijn onverschilligheid te herwinnen. Maar ik was niet inwendig kalm, en ik durfde niet verder gaan.

[pagina 213]
[p. 213]

Hij liep naast mij, alsof hij mij niet verlaten kon, maar ik kon het niet langer verdragen, zóo met hem samen te zijn. Ik bleef staan; hij begreep mij, en zonder dat wij nog iets zeiden, of elkander aanzagen, voelde ik zijn vingers om de mijne, en hij ging.

Die koude, sterke druk van zijn hand gaf mij een vreemde, onaangename gewaarwording. En nú nog ben ik een beetje onder den indruk daarvan. Ik wil niet veel meer schrijven, ik weet ook niet, wát ik nog zeggen moet. Het is goed, natuurlijk, zelfs noodzakelijk, dat het ten slotte zóo is gekomen, - maar ik voel mij verdrietig, bezwaard, en ik weet zelf niet waarom.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken