Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
'Ik' (1904)

Informatie terzijde

Titelpagina van 'Ik'
Afbeelding van 'Ik'Toon afbeelding van titelpagina van 'Ik'

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.66 MB)

Scans (19.34 MB)

ebook (3.23 MB)

XML (0.32 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

'Ik'

(1904)–Jeanne Reyneke van Stuwe–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

24 April.

Ik weet niet, of Fred aan Ma en Meta iets van mij heeft verteld. Ik denk het wel, want nooit vragen zij mij iets, en altijd trachten zij hun bezorgdheid voor mij te verbergen. Niemand behoeft zorg te hebben voor mij, in den spiegel zie ik zelf óok wel, mijn vreemd-bleek gezicht, en mijn schuwe oogen... maar ik ben goed, ik voel mij goed, - alleen ben ik zwak en moe. Ik houd mij op voor Fred; hij vroeg mij, geloovende dat ik daardoor meer gewoon zou worden, weer alles als vroeger te doen; en ik dóe het, maar met geweld moet ik mijzelf overwinnen; ik ben zóo lang weg geweest uit het werkelijke leven, dat ik bang ben voor Dina's blik, voor dien der klerken, voor dien van Marinus... dat mijn eigen stem mij onbekend in mijn ooren klinkt, dat mijn daden mij vreemd toe-schijnen. Maar niemand zegt er ooit iets van, dat ik anders dan vroeger ben.

Dikwijls... dikwijls als ik alleen ben, en ik denk aan Fred... hoe ik hem, zoolang wij getrouwd zijn, nooit heb gelukkig gemaakt... en

[pagina 232]
[p. 232]

hóe ik hem heb doen lijden... dan overvalt mij een zóo sterke, hart-beklemmende wanhoop, dat ik denk niet langer te kúnnen leven... en opvlieg naar de deur, om mijzelf te ontvluchten. Maar dan, in de andere kamer, hoor ik zijn stem, en onmiddellijk zinkt de diep-hartstochtelijke wil naar den dood. Ik mag niet... ik mág immers niet!...

Fred spreekt met mij; hij spant zich in, zooals vroeger te zijn. Maar bij elk woord, dat ik tegen hem zeg, moet ik een benauwing wegdringen uit mijn keel, en als hij mijn hand in de zijne neemt, worden mijn vingers kil, en trekt een zenuwkramp er doorheen. Ik voel mij hem in alles onwaard... Als ik mij voor hem mocht vernederen, mijzelf mocht martelen... dat zou ik beter verdragen, dan het voortdurend, zonder éenige rust, gewoon moeten zijn.

Er is een wond in mijn ziel. En als ik Fred zie, met zijn veranderd gezicht, als ik hem hoor, met zijn veranderde stem, dan wordt daar ruw overheen gestreken, zoodat ik sidder van pijn. En nooit kan die wond meer genezen.

Ik durf Fred geen teedere woorden zeggen, hem niet liefkoozen, - ik durf hem zelfs niet eens vergiffenis vragen. Ik durf hem niet spreken van mijn liefde, van mijn berouw... te erg heb ik tegen hem misdaan, om hem iets, op die wijze, te kunnen vergoeden. Ik kan alleen nog maar boete doen, en hem mijn liefde bewijzen, - doordat ik leven blijf.

Fred tracht wat helderheid in onze verhouding

[pagina 233]
[p. 233]

te brengen, het wazige, apathische, dat ik tegenwoordig over mij heb, te doen verdwijnen. En dan vraagt hij mij:

- Zeg eens nauwkeurig, wat je voelt... wáárom je nog niet gelijk aan vroeger kan zijn... Heb je wroeging... heb je verdriet?

Hij bedoelt: over Karel. Maar mijn innig berouw om dien armen jongen, is verflauwd, is minder hevig geworden, door mijn veel pijnlijker smart over Fred. Ik wéét niet, of ik erger tegen Fred, dan tegen Karel misdeed, maar ik voel het als erger... veel erger. En ik kan niet, om Fred, zooals ik om Karel deed, mijn wanhoop uitklagen, in heftige daden van droefheid... ik kan niet anders, nu mijn leed zooveel dieper is, dan stil, gelaten treuren, in nooit verminderende mate...

- Nee, zeg ik, verdriet... wanhopig verdriet heb ik niet... Ik voel zoo weinig bepaalds... ik weet 't niet... Het is... en ik zoek naar woorden, - het is meer een kramp in mijn hersenen, iets, dat het mij belet, als ik denken wil... ik heb geen gedachten, geen geregelde gedachten meer...

Fred ziet mij aan, onderzoekend: hij weet niet, of dit goed is, of niet...

Ikzelf weet het óók niet... ik wéet het niet.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken