Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De seizoenen der ziel (1937)

Informatie terzijde

Titelpagina van De seizoenen der ziel
Afbeelding van De seizoenen der zielToon afbeelding van titelpagina van De seizoenen der ziel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.95 MB)

Scans (8.44 MB)

XML (0.32 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De seizoenen der ziel

(1937)–Jeanne Reyneke van Stuwe–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Psycho-analytische roman


Vorige
[pagina 259]
[p. 259]

Vijftiende hoofdstuk.
Een nieuwe lente...

Hij is gekomen.

In de kamer zijn zij alleen. En hij heeft zijn armen om haar heen geslagen, en zij rust aan zijn borst, - zij rust, zij rust, na haar doodelijke vermoeienis der laatste jaren.

Zij zitten zwijgend tezamen. En Yette voelt, dat woorden volmaakt overbodig zijn... het is goed, het is goed, zooals het is.

Zij kijkt omhoog naar zijn gezicht, en zij ziet het, hoe hij geleden heeft. Zijn mond, ofschoon die thans ontspannen is in een glimlach van vreugde en vrede, is somber geworden... en schemert er niet iets zilverachtigs in zijn donkere haar...

Maar zij zwijgt. Zij kan zich niet verontschuldigen, zij kan hem geen vergeving vragen... En ook hij behoeft zich niet te verontschuldigen en haar geen vergeving te vragen... het is goed... het is alles goed, zooals het is...

Maar toch...

Hij begint te spreken.

- Yette... zegt hij: En opnieuw klinkt die oude, vertrouwde naam als een zachte muziek... en is als een fijne geur... de kleur van heel licht goud...

[pagina 260]
[p. 260]

- Yette... Yette... je dacht, dat ik was getrouwd?

- Ja... ademt zij.

- Maar dat is zoo niet. Ik ben nooit getrouwd geweest. Uit piëteit draag ik den trouwring van mijn lieve, mijn doode moeder...

Zij zwijgt. Het maakt geen verschil. Hij heeft haar lief.. zij heeft hem lief... en alles is goed zooals het is.

- Ben je er blij om, lieveling?

- Ja, John... maar het maakt geen verschil.

En dan glimlacht hij, op zijn vroegere, bekorende, winnende wijze... en Yette voelt het, of er, diep in haar ziel, een nieuwe, levende warmte komt... als na den winter, het zachte kiemen der lente...

En ook zij glimlacht... en dan opeens begint ook zij te spreken... en, eenmaal begonnen, kan zij niet meer ophouden, en vertelt, vertelt...

- Toen ik nog heel jong was, werd ik thuis altijd ‘Ankie’ genoemd. Ik was nog zoo'n kind, begrijp je. Er woelden wel allerlei gedachten en sensaties in mij... maar ik kon ze nog niet meester worden, niet ordenen. Ik was nog zoo'n kind, begrijp je... Ik zal je al mijn dagboeken laten lezen, en wat ik verder nog wel eens schreef. Ik was achttien jaar, en ik was nog een kind. Ik was ‘Ankie, het kind.’

Toen ik, een paar jaar later, bij mijn zuster in Brussel logeeren ging, was ik al wat bewuster geworden. Ik wist, dat ik in bohème-kringen verkeeren zou, en ik zocht daarom een passenden naam voor mezelf. Een mijner

[pagina 261]
[p. 261]

namen is: Henriëtte. Ik maakte daarvan Yette, en die naam werd me, o, zoo dierbaar, John, toen jij hem uitsprak... en hij mij klonk als een lichte muziek... en werd als een muziek, als een geur, als een tint van goud...

Maar... na mijn vergissing, toen ik... ja, dat geloof ik zeker, een pooslang geestelijk ziek ben geweest, -wou ik dien naam vergeten...

De kleine Ankie bestond niet meer. En Yette was dood...

Toen koos ik mijn derden naam: Regina. Een sterke, vaste naam. En ik óók was sterk en vast geworden... cynisch en hard.

Ook deze episode uit haar leven vertelt zij hem. Uitvoerig en nauwkeurig, en hij klemt haar hand wat inniger in de zijne, doch hij spreekt geen woord, want hij zou almaar moeten zeggen: Ach, arm, arm kind...

En toen, zegt zij, nadat zij hem alles van deze wanhopige periode heeft verteld, en van den door haar zoo verkeerd behandelden Theo Dagelaar, die al het mogelijke heeft gedaan, om haar te redden, door haar aan zichzelf te onttrekken... zegt zij, met diepen weemoed:

- Hij was zoo goed. Ik heb het pas later beseft. Zoo onnoemelijk, onzelfzuchtig goed. En ik heb hem veel verdriet gedaan, o, veel verdriet... Maar hij is, onder mijn behandeling, zoo nobel, zoo waardig gebleven... Hij is dokter geworden, en wijdt zich uitsluitend aan anderen.

- En toen...

[pagina 262]
[p. 262]

Zij stokt even in haar verhaal, maar gaat dan snel weer voort...

- Ik leefde nog altijd. En ik kon niet leven. En ik kon toch ook niet sterven.

En toen...

- Toen nam ik mijn eigen naam Joanna weer terug, waarvan ik als kind ‘Ankie’ had gemaakt.

En zij vertelt hem, in volstrekte eerlijkheid, en in alle details haar ondervinding met Ralph, die nu getrouwd is met Madame Prohaska.

Hij houdt haar zwijgend, troostend tegen zich aan, en streelt zacht haar voorhoofd, waarachter zoo ontzettend geleden is... En nu zegt hij het toch, en met een diepen zucht...

- Ach, kind, arm kind...

Zij glimlacht. En het is met een teeder geluk, dat zij zegt:

- 't Was mijn eigen schuld, John. 't Had ook tóen geen verschil voor me moeten maken, ook al was je getrouwd...

En dan vraagt zij beschroomd:

- En jij, John... Hoe is jouw leven geweest?

- Mijn leven... zegt hij peinzend. Heb ik, na het oogenblik, waarop ik jou verloor, - nog geleefd?... Neen, geleefd heb ik niet meer. Ik heb niets ondervonden, er is me niets overkomen... ik heb gewerkt... en...

... geleden, wilde hij zeggen, doch houdt hij in. Maar zij vervolgt:

[pagina 263]
[p. 263]

-... en geleden.

- Maar nu is alles voorbij. De tijd van lijden en wachten... We hebben elkaar gevonden... en beginnen samen, als een nieuwe lente, ons nieuwe leven.

- Een nieuwe lente... herhaalt zij, en sluit de oogen als in een weigelukzaligen droom, - ons nieuwe leven... een nieuwe lente... een nieuwe lente...

 

EINDE.


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken