Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Zeventien (1904)

Informatie terzijde

Titelpagina van Zeventien
Afbeelding van ZeventienToon afbeelding van titelpagina van Zeventien

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.40 MB)

Scans (17.56 MB)

ebook (3.24 MB)

XML (0.29 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Zeventien

(1904)–Jeanne Reyneke van Stuwe–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

17 December.

Gisteren, - o, gisteren! Ik voel mij nog zóo opgewonden, dat ik niet weet, wat het eerste te schrijven. Ik heb hém gezien. Hem, - zegt dat niet voldoende, - zegt dat niet alles?... Hoe vreemd... hoe vreemd was het toch! Hóe ging het... ik zag hem... en toen... dadelijk...

Maar, neen, ik wil niet zoo mal doen, kalm zijn, kalm schrijven. Wat mankeer ik toch?

[pagina 107]
[p. 107]

Zooals altijd bij de Veldenaars kwam ik jolig de kamer instuiven, en zag toen opeens, dat, behalve de familie, de cadetten er waren. Ik maakte een grapje over mijn haast, om binnen te komen; allen lachten, en mevrouw stelde Van Weel en Revers aan mij voor.

Van Weel boog; een kleine, donkerblonde, niet leelijke jongen is de pretendent van Bé. Ook Revers boog, ik neigde mijn hoofd, en opeens, wat gebeurde mij? voelde ik een gloeienden blos mijn geheele gezicht overtrekken. En wat het gekste was: ik sloeg mijn oogen niet neer, maar bleef hem zien, recht in de zijne, in die bijna-brutale, donkere, lachende oogen. Hoe lang duurde dit? Lang? was het kort? Ik weet het niet. Maar mijn hart klopte zoo fel, dat ik bijna niet spreken kon.

Verward wendde ik mij eindelijk af, en zei, onhandig, tegen Marguérite, die mijn mantel en hoed wilde nemen:

- Als je zoo van de kou plotseling in de warmte komt, wat krijg je 't dan warm, hé? Kijk ik eens 'n kleur hebben!

Wij zaten in een grooten kring; een buurjongen, Valentijn Heeswijk was er ook en een vriendin van de meisjes, Emma Bouman, twee weinig spraakzame exemplaren. Ik voelde mij vreemd, alsof ik erg moe was, na een lange wandeling, - maar ik wilde niet toegeven aan die ongewone loomheid, en ik praatte opzettelijk vroolijk en druk, om er aan te ontkomen. Dat lukte mij werkelijk, na weinige minuten, en nu durfde ik weer mijn blik richten op hem, die mij zoo uit mijn doen had gebracht.

[pagina 108]
[p. 108]

Ik beschouwde hem met ernstige, aandachtige oplettendheid, om te weten, of ik gelijk had gehad, mij zoo onrustig te voelen, zonder mij te storen aan zijn glinsterenden, sprekenden blik, dien hij ook, zonder ophouden, op mij hield gevestigd. Hij is knap, knapper dan eenig man, dien ik ooit heb ontmoet; hij is lang en slank, zijn haar is donker, niet al te kort, zijn gezicht is ovaal, zijn mond, onder den kleinen knevel, zie ik rood en welgevormd, en zijn oogen, - zoo ik ze niet ál te vrijmoedig moet vinden, zijn ze... volmaakt.

Hij is knap, heel knap, maar hij heeft (goddank!) geen vrouwelijk-zacht gezicht, uit al zijn trekken, uit zijn houding, uit zijn stem spreken hartstocht en kracht.

Laat ik het nu maar zeggen, nu ik het weet van mijzelf: ik ben verliefd, - ja, ik ben verliefd! voor de eerste maal van mijn leven ben ik verliefd.

En dat zoo plotseling - zóo plotseling, dat ik verbaasd ben over mij zelf. Waar zijn nu mijn verstands-overwegingen, mijn redenaties, mijn koele berekeningen, waar is mijn rede, in éen woord? Ik weet het niet, en het kan mij ook niet schelen... ik weet alleen, dat ik verliefd ben, verliefd, verliefd, en dat het dwaasheid van mij is geweest, te denken, dat mijn verstand, niet mijn gevoel, mijn keuze bepalen moest.

Ik weet niet, of hij geschikt voor mij is, ik weet niet, of ik hem zal kunnen gelukkig maken, - ik weet zelfs niet eens, hoe hij is... maar ik geef om niets, om niets dan om dit eene, dat ik verliefd op hem ben.

[pagina 109]
[p. 109]

O, vannacht, toen ik te opgewonden was, om te kunnen slapen, en aldoor dacht aan hem... toen ik opeens begreep, wát het was, dat mij zoo zalig-onrustig, zoo blij- en toch angstig-ontroerd deed zijn... wat begonnen toen mijn wangen te gloeien en mijn hart te kloppen... Neen, ik schrijf niet verder, ik kan niet vandaag.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken