Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Zeventien (1904)

Informatie terzijde

Titelpagina van Zeventien
Afbeelding van ZeventienToon afbeelding van titelpagina van Zeventien

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.40 MB)

Scans (17.56 MB)

ebook (3.24 MB)

XML (0.29 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Zeventien

(1904)–Jeanne Reyneke van Stuwe–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige

28 Februari.

Morgen gaan wij naar Utrecht, Fred, Eva en ik. (De dokter zei, heerlijk! dat hij zijn toestemming gaf.) Wat een vooruitzicht! Ik smelt nog van pleizier!

Ik neem nergens afscheid. Ik ben door al de gebeurtenissen der laatste dagen nog veel te veel in high spirits, om overal bedaarde verhalen te doen, omtrent de veranderingen, die er met mij hebben plaats gehad. Ik doe alles af per brief, zelfs bij de Veldenaars, die ik alles van uit Utrecht zal schrijven. Maar het park wil ik nog even zien, daaraan dank ik te veel lieve oogenblikken, om het zóo te verlaten.

Ik ben benieuwd, kennis te maken met mijn aanstaanden zwager. Eva heeft mij zijn portret laten zien, daarop lijkt hij heel aardig, ook heeft hij vriendelijk over mij geschreven. Eva heeft geen kinderen.

De arme Bernard (onwillekeurig noem ik hem altijd zoo) heeft mij op zijn kamer geroepen. Hij huilde bijna, toen hij mij bedankte, omdat ik altijd zoo aardig tegen hem ben geweest; ik was heel vriendelijk, en beloofde hem eens te schrijven. (Ik zal dit wel vergeten, vrees ik.)

Om den kleinen Saphir spijt het mij, dat ik weg-ga, ik was de eenige, die hem nog eens opmonterde. Hij is zoo langzamerhand, door zijn

[pagina 209]
[p. 209]

voortdurende vrees, van een viervoetig in een kruipend gedierte veranderd; ik heb Rika mij laten beloven, goed voor hem te zorgen.

Tante had mij gezegd, dat zij zelf den heer Van Beveren op de hoogte wou brengen. Zij heeft namelijk bedacht, Jeannette Alewijn óok van de lessen te doen profiteeren, zoodat de respectieve ouders van Jeannét en Floráns elk maar dertig gulden per maand te betalen hebben. (De belanghebbenden stemden, zooals te verwachten was, gretig toe.)

Na de koffie werd ik in de kamer geroepen; Van Beveren hield tante bij de hand (brr!) en zei:

- Ei zoo, gaat 't juffertje ons verlaten?

't Juffertje maakte het afscheid kort, bedankte hem, en verdween. De twee herstelden blijde hun herderlijk tête-à-tête. (Dit is niet meer dan een veronderstelling, ofschoon een niet al te gewaagde!)

O, o, hier weg, uit deze drukkende, onrustgevende omgeving, weg, voor altijd weg... En dan alles vergeten, - een nieuw leven beginnen met hem, dien ik liefheb... Fred!

O, nu wordt alles weer goed, beter dan het ooit is geweest! O, kon ik zóo iets vermoeden in dien naren tijd, waarin ik zoo werd geplaagd? Ik lach nu om alles, lach om wat mij leed heeft gegeven; wat lijkt het nu klein, wat is alles mij onbelangrijk bij de groote liefde, waarin al het andere verdwijnt!

Ik heb je zoo lief, Fred... ik heb je zoo lief... En ik ben nu zóo gelukkig, dat ik mij

[pagina 210]
[p. 210]

bijna niet voorstellen kan, hoe het nóg mooier en lieflijker worden worden zal... als wij getrouwd zullen zijn...

Fred mijn man... dat denkbeeld is zoo grappig en toch zoo streelend voor mij... Ik ben nog zoo jong, pas bijna achttien, eigenlijk nog maar een ‘kind’, - en toch acht hij mij waardig zijn vrouw te zijn... dat verheft mij in mijn eigen oogen, - dat maakt mij niet ijdel, maar trotsch, en rechtmatig trotsch, niet waar?

Neem je Ina maar in je armen, Fred, en laat haar rusten, stil tegen je aan. Wat is er heerlijker, dieper-vergelukkigend, dan zóo met je samen te zijn...

Nu voel ik den ernst in me, den grooten ernst, die de ondergrond der liefde moet zijn. En nu, dáardoor, weet ik mij zelf ook tot een innige, eenige, eeuwige liefde in staat, een liefde vrij van eigenbelang, die mij óok gelukkig maakt, omdat ik hém gelukkig zie worden door mij...

O, dat vreugde- en veiligheid-gevende bewustzijn, dat ik altijd, altijd, mijn heele leven door, Fred naast mij hebben zal, dat ik voor hem zorgen, en hem liefhebben mag... en hem gelukkig maken...

En morgen begint dat heerlijke, nieuwe bestaan, waarin ik mij geheel-en-al aan Fred weg-geven mag, waarin hij mij altijd tot steun zal zijn, en waarin ik hem mijn heele wezen mag wijden... waarin wij volkomen gelukkig zullen zijn... door onze liefde...

O, morgen... morgen!

 

Einde.


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken