Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
In de greep van het reus-achtige. Een literator over calvinisme (1967)

Informatie terzijde

Titelpagina van In de greep van het reus-achtige. Een literator over calvinisme
Afbeelding van In de greep van het reus-achtige. Een literator over calvinismeToon afbeelding van titelpagina van In de greep van het reus-achtige. Een literator over calvinisme

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.75 MB)

Scans (8.19 MB)

XML (0.15 MB)

tekstbestand






Genre

proza
non-fictie

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

In de greep van het reus-achtige. Een literator over calvinisme

(1967)–Cornelis Rijnsdorp–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 47]
[p. 47]

De vertraagde belofte

Traditie is een aardse aangelegenheid, bij engelen ondenkbaar, in de hemel niet meer nodig. Traditie is een dam die de mens opwerpt tegen zijn eigen vergankelijkheid. In het Oude Testament heeft God de traditie in dienst genomen. De vrome Jood, met zijn mozaïsche wetgeving, mocht nooit vergeten wat de HERE, die Israël uit het diensthuis had geleid, in het verleden gedaan had. De vader moest het aan zijn kinderen doorvertellen en die weer aan hun kinderen. In het Nieuwe Testament doet Jezus voortdurend een beroep op de kennis van de vrome traditie: hebt u niet gelezen...? Mozes, de profeten, de psalmen zijn onafgebroken in discussie, met het complex van voorschriften dat daarboven was opgetrokken.

God heeft om zo te zeggen er royaal de tijd voor genomen om de Messias te doen geboren worden. De oud-testamentische vromen waren geoefend in het wachten op de verlossing Israëls. Dit wachten was tegen Jezus' geboorte een vrome praktijk, bijna een ritus. Maar dan krijgt de Here, ook alweer bij wijze van spreken, plotseling haast. Het Koninkrijk Gods is nabij gekomen. Achter de verwoesting van de tempel ziet Jezus het einde van de wereld. De jonge christelijke kerk leeft uit de verwachting van

[pagina 48]
[p. 48]

de spoedige terugkomst van haar Heer. De gelovigen moeten preken, dopen, in het Heilig Avondmaal de gedachtenis aan 's Heren dood levend houden, reizen, gemeenten stichten, de ambten instellen... maar met haast, telkens naar de hemel opkijkend of Hij nog niet komt. Paulus zegt dat de tijd voorts kort is en dat de einden der eeuwen op ons gekomen zijn. De gelovigen worden soms ongeduldig en Petrus II moet de mensen al sussen met de ‘vrome vondst’ van duizend jaar, die zijn als één dag. ‘Een dooddoener’ zullen sommige geadresseerden gemompeld hebben. Tegen Johannes op Patmos zegt Jezus: ‘Ik kom spoedig.’ En de discipel antwoordt: ‘Ja, doe dat Heer.’

Het Jodendom was voor de keus geplaatst. Wie erkende dat Christus de vervulling was van de wet, kreeg de overlevering terug: doorluchtig als een gebrandschilderd kerkraam tegen de zon. Wie het niet deed, verviel aan het reus-achtige, het levenskrachtige dat tempelverwoesting en verstrooiing doorstond. Toen het Jodendom Christus niet aanvaardde, zette het eenvoudig het wachten voort, een overleefd, een uitgehold wachten, maar onder de schaduw van de arendsvleugels van Gods beloften voor Israël. Dit geeft aan het reus-achtige van het Jodendom een afzonderlijk karakter.

Christus komt niet. Zolang de kerk aan de vervolgingen is prijsgegeven, kan men zeggen dat haar niets vreemds overkomt. De christenen moeten zich

[pagina 49]
[p. 49]

voorbereid houden op smaad en lijden terwille van het evangelie en trouw blijven tot in de dood, op bed of in de arena. Men is hier nog volop in de evangelische sfeer, men kan nog uitleggen waarom het zo lang duurt. De jonge kerk leeft nog op de grens van de mondelinge overlevering en de te boek gestelde boodschap. Met een zeker heimwee meent Papias dat wat in de boeken staat, hem van niet zoveel nut kan zijn als het levende woord dat blijft. Het is alsof hij al iets onnatuurlijks in de situatie, zoals die zich ontwikkelt, bespeurt. De kerk bewaart in haar okselholten nog iets van de oorspronkelijke warmte van de lichamelijke presentie van Christus.

Maar de vervolgingen houden op en de kerk wordt onder Constantijn staatskerk. Geen Maria meer aan de voeten van Jezus, maar theologen die zijn twee naturen bestuderen. Geen extatische geestesgaven meer van het eerste uur, maar uitspraken omtrent de Heilige Geest. Geen mondelinge overlevering meer van de levende stemmen der apostelen, maar authentieke en apocriefe geschriften, en een canon. Geen dynamische gemeenten meer, maar een zich organiserende kerk: een organisatie als bij een palimpsest geschreven boven die van het Romeinse imperium.

Een wending van onoverzienbare draagwijdte. De zondeval van het christendom (prof. Heering)? Geraakt de christelijke kerk in de greep van het

[pagina 50]
[p. 50]

reus-achtige en wordt ze een cultuurvormende wereldreligie, vergelijkbaar met andere?

Nog in geen eeuwen is de kerk toe aan het grote schisma tussen oost en west, maar ze heeft een beslissing genomen van eminent belang; niet de beslissing van een ogenblik of van een enkeling, maar een zich steeds duidelijker aftekenende, bovenpersoonlijke beslissing, werelds gezien een erfenis van het Romeinse genie. Ze heeft het wachten op Christus' terugkomst, die pijnlijke, tegelijk gelukzalige spanning, die levensader van de gemeente, buiten werking gesteld. Haar eigen traditie wordt een heilige zaak, de schim van Papias kan worden getroost met de apostolische successie, de kerk interpreteert zichzelf, de Geest waait niet meer waarheen Hij wil, Christus stijgt op ontelbare plaatsen ontelbare malen levend op uit brood en wijn. Wat heeft het voor zin op zijn komst te wachten, als Hij er is, in een duizendvoudige aanwezigheid?

In de latere invectieven van de reformatoren (de paus de antichrist, de mis een vervloekte afgoderij) kan men iets naproeven van hun ontzetting ten overstaan van die enorme beslissing, die geniale meesterzet op het schaakbord van de historie.

Wat wijst in het Nieuwe Testament op een wachttijd van langere duur? Meer nog dan het doopbevel als zodanig, de instelling van het Heilig Avondmaal (‘doe dat totdat Hij komt’) en vooral de noodzake-

[pagina 51]
[p. 51]

lijkheid dat het evangelie eerst over de hele wereld gepredikt moet worden. Het evangelie onthult niet dat de eigenlijke wereld zoveel groter is dan de antieke. Voor het leven van de kerk in een opeenvolging van duizenden jaren is geen statuut nagelaten, iets in de trant van de mozaïsche wetgeving. Het Nieuwe Testament richt zich niet tot de naneef, maar tot de onmiddellijke lezer en tijdgenoot. Onbevangen bezien lijkt er een reusachtige vergissing in het spel te zijn (reusachtig hier zonder koppelteken). Nee, de kerk is niet in de greep van het reus-achtige geraakt, maar heeft dit aan zich dienstbaar gemaakt. Ze heeft ingegrepen, zichzelf gevestigd, zich mondig verklaard. En dit met een efficiëntie en consequentie, aan de geweldigheid van de beslissing evenredig.

Jezus had gezegd: Ik laat u niet als wezen achter; de Geest zal u troosten en in alle waarheid leiden. Het kon erop lijken, dat de Geest zich nu een til bereid had, tevens weeshuis voor hen die een moeder hadden gevonden - al bewoog zich op de torenspits geen duif in de wind, want er stond een onwrikbaar kruis op.

De Joden aan het reus-achtige vervallen, maar gedragen door een belofte; de christenen georganiseerd in een kerk die het reus-achtige had geïntegreerd en sterker werd door haar strijd tegen de heresie.

Betekende dit het einde van de reuzen?

[pagina 52]
[p. 52]

Of, om op de titel van dit hoofdstukje terug te komen: heeft de kerk Christus' promesse verdisconteerd en beheert zij nu het daaruit verkregen kapitaal?


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken