Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
In de greep van het reus-achtige. Een literator over calvinisme (1967)

Informatie terzijde

Titelpagina van In de greep van het reus-achtige. Een literator over calvinisme
Afbeelding van In de greep van het reus-achtige. Een literator over calvinismeToon afbeelding van titelpagina van In de greep van het reus-achtige. Een literator over calvinisme

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.75 MB)

Scans (8.19 MB)

XML (0.15 MB)

tekstbestand






Genre

proza
non-fictie

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

In de greep van het reus-achtige. Een literator over calvinisme

(1967)–Cornelis Rijnsdorp–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 105]
[p. 105]

Wohl uns des feinen Herrn!

‘Bekeert u. Volg Mij. Word rein. Demonen, gaat heen. Sta op, neem je bed op. Steek je hand uit. Ik ben het, wees niet bang. Kom over het water, Petrus. Talitha kumi. Breng je zoon hier. Laat die kinderen begaan. Effatha. In eeuwigheid uit jou geen vrucht meer. Vrouw, je bent beter. Lazarus, kom eruit.’

Woorden als deze, weerlichtend door het dikste zwerk van overlevering, commentaar en kritiek, hebben - om van het visuele op het acoustische over te gaan - het accent van volstrekte en oorspronkelijke macht. Nooit heeft iemand gesproken zoals deze mens. Hier is geen enkel probleem, behalve de vraag of men luisteren kan en wil. Dit is de stem van Iemand die de doden kan opwekken en werelden in de smeltkroes werpen. En die dit gaat doen.

Zijn onze gevoelens, gevoelentjes, waarbij zo vaak voorbijgaande lichamelijke factoren in het geding zijn, ten overstaan van zulk een Heer wel belangrijk? Het christendom is geen stemming, maar vrede, blijdschap, kracht. De bevindelijke vroomheid moge respectabel zijn, maar alle denkbare soorten vroomheid worden gerelativeerd, doordat de vrome mens volstrekt onbelangrijk wordt ten overstaan van zijn

[pagina 106]
[p. 106]

Heer. In die onbelangrijkheid, in die zichzelf vergetende liefde, vindt hij zijn standvastigheid en geluk.

Kunnen onze reputaties en posities de blik van de Meester verdragen? Tijdens zijn omwandeling op aarde waren zij centrum en bron van verzet tegen Christus' wettige aanspraken. ‘Die man doet veel tekenen; hij moet dood, en Lazarus ook. Waar blijven we straks? De hele wereld gaat Hem achterna!’ Bij Jezus' machtwoord gaan valse reputaties scheuren en eigenwillige posities wankelen. De figuur van Christus straalt autoriteit af, het meest op hen die het dichtst bij Hem staan. De zonde van het zich vastklemmen aan gevestigde reputaties en posities is een typische zonde van de protestantse orthodoxie. Wij verwerpen de gewijde ambtelijkheid van de roomse hiërarchie, maar het ligt in de aard der dingen dat kerkelijke aanzienlijkheid ongemerkt gaat tenderen naar het onaantastbare, het bijna sacrosancte. Een fijngemaasd net van geleerdheid, zeergeleerdheid, hooggeleerdheid, eerwaardigheid, weleerwaardigheid, zeereerwaardigheid, monseigneurlijkheid, eminentie en heiligheid is door het reusachtige over de christelijke kerken geworpen en dichtgehaald. De vraag: waar blijven we straks, waar blijf ik, is het meest toegespitste verzet tegen Christus, die niet wil dat wij blijven, maar dat Hij komt.

Zijn onze tradities, onze pluriforme kerkgestalten,

[pagina 107]
[p. 107]

zijn alle aangeklede, decoratieve kerkelijkheden vuurvast voor vervolgingen en in de laatste wereldbrand? Laten we eraan denken: wie geen levende Heer heeft, krijgt een dode kerk. Onlangs sloeg Michel van der Plas de spijker op de kop, toen hij in een interview zei: ‘Het knelpunt tussen Rome en Reformatie is aan beide zijden hetzelfde: het deels bewust, deels onbewust vastgenageld zijn aan eigen geïnstitutionaliseerd cultuurpatroon. Punt, uit!’

Natuurlijk is de woordkeus hier niet feilloos. Gesproken wordt van cultuurpatroon zonder dat de verhouding van religie tot cultuur duidelijk wordt gemaakt. Zegt men: elke kerk is in de verstikkende greep van haar eigensoortige reus-achtigheid geraakt, dan weet men dat aan het begin het geloof staat in een gepredikte, heilige overtuiging, een openbaringsgeloof, dat in zijn vermenging met de levenspraktijk heeft geleid tot bepaalde cultuurpatronen van een bijzondere taaiheid en levenskracht. Men vraagt zich verbijsterd af hoe het mogelijk is dat geleerde theologen, vakspecialisten, niet merken dat de miasmen van historisme en traditionalisme hen reeds te halverlijf hebben verzwolgen, terwijl ze doorgaan met plechtig te discussiëren.

Hoe reageren wij op de verschijning van Christus? Bij Rome lijkt Hij soms de geknevelde, de gevangene van zijn kerk. De reformatorische kerken

[pagina 108]
[p. 108]

kunnen Hem, zo lijkt het soms, alleen verdragen gekleed in de papieren mantel van confessies en theologisch commentaar, gekroond met de dorens van onze kerktwisten en met een Hem in de hand gedrukte namaak-scepter van rationalistische logica. Laten we eraan denken, dat Hij niet meer de lijdende Meester is. Eén beweging, en de sterkste touwen worden vlas. Iedere formulering buiten de binnenste cirkel van de ‘gezonde leer’, zoals die expliciet in het evangelie staat, is op een bepaald moment onvermijdelijk, ja noodzakelijk - maar onmiddellijk daarna alweer gevaarlijk. En gaat men daarbij maar éven met de rug naar Christus staan, dan begint de ellende al. In de eerste oorlogsdagen werd ik getroffen door het gedrag van een Duitse soldaat op een stuk afweergeschut. Hij keek met de uiterste waakzaamheid en spanning om zich heen in de lucht, alsof er ieder onderdeel van een seconde een aanval kon worden verwacht. Terwijl ik dit schrijf zie ik deze man voortdurend vóór me als model van waakzaamheid. De kerk moet ongelofelijk wakker zijn en haar levende Heer geen moment uit het ‘oog des geloofs’ verliezen. Eerst dan is de voorwaarde geschapen voor een op evangelische wijze ambivalent bezig zijn met kerkhistorie, theologie en dogma. Maar wee de kerk welker aandacht verschuift van de Eerste naar het tweede, alsof Christus in een belijdenis zou wonen of daarmee zou kunnen worden verwisseld.

[pagina 109]
[p. 109]

Hoe hartstochtelijker men met deze dingen bezig is, des te meer kan men erin komen waarom Luther schreef zoals hij schreef. Zijn reactie in een van zijn kerkliederen is: ‘Wohl uns des feinen Herrn!’ - een onbetaalbare en onvertaalbare uitroep. Soms denk ik: moeten de belijdenissen de hymnen, of moeten de hymnen de belijdenissen oordelen?


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken