2
Er waren deze zomer niet minder gasten gekomen dan andere jaren. Een mens was een vreemd wezen met veel eelt op zijn ziel. Niemand ontkwam daar aan.
- Als je het leed van de hele wereld op je nek wilt nemen, ga je er aan ten onder. Op een zeker moment moet je je kunnen afsluiten, zei een der dames tegen Hugo.
- Ik meen te begrijpen wat u bedoelt. Ik denk bijvoorbeeld aan het werk van dokters, verpleegsters en dominees. Maar wat ons nu overkomt... nee... nee.
Freek kwam Hugo halen. Het was zaterdag 7 september 1940. Wonderlijk genoeg hadden de anti-revolutionairen en de christelijk-historischen verlof gekregen twee massale bijeenkomsten te houden in het Kurhaus.
Voetje voor voetje schoven ze op in de lange serpentine van wachtenden op het Gevers Deynootplein.
Een voorbijkomende soldaat vroeg wat hier aan de hand was. Toen iemand hem inlichtte trok er een lach over zijn gezicht: Gans gut. Wir wollen Freunde sein.
- Amme je weet wel! riep een Scheveninger.
Er werd weer eens gelachen. En dat de Rijkscommissaris toestemming gaf dat het Nederlandse volk zich uitsprak, was toch een opmerkelijke gebeurtenis.
- Hij weet heus wel dat Mussert maar een handjevol mensen achter zich heeft...
- We moeten allemaal lid worden van de Nederlandse Unie... dat is de enige mogelijkheid om stelling te nemen tegen de N.S.B.
- Daar zullen we straks wel meer over horen, voorspelde Freek. Aan de eerste opzet hadden de protestantse partijen ook meegedaan, maar het toen ontworpen manifest was door de bezetter afgewezen. Wat er nu was georganiseerd was de tweede Unie... enfin, ze zouden het wel horen hoe Colijn en Slotemaker er over dachten.
Bij het binnenkomen van de grote zaal klonken de bekende strijdliederen hen al tegemoet. Zij zullen het niet hebben, ons oude Nederland.