Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Paul's avontuur in Limburg. Een spannend verhaal voor jongens (1932)

Informatie terzijde

Titelpagina van Paul's avontuur in Limburg. Een spannend verhaal voor jongens
Afbeelding van Paul's avontuur in Limburg. Een spannend verhaal voor jongensToon afbeelding van titelpagina van Paul's avontuur in Limburg. Een spannend verhaal voor jongens

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.72 MB)

Scans (21.64 MB)

ebook (4.00 MB)

XML (0.24 MB)

tekstbestand






Illustrator

W. Klijn



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Paul's avontuur in Limburg. Een spannend verhaal voor jongens

(1932)–Hans de la Rive Box–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 31]
[p. 31]

Hoofdstuk IV
Een afgeluisterd gesprek

Over een kwartier gaat er een trein naar Eindhoven,’ vertelde de chef hem, die hem tevens het kaartje verkocht. Zonder eenige aarzeling brak Paul het ritselende briefje van tien gulden aan, dat hij al vier maanden zorgvuldig bewaarde. Het was het verjaarscadeau van zijn voogd geweest en hij had besloten het in het uiterste geval aan te breken om er levensmiddelen voor te bestellen, als mevrouw Zandstra totaal niets meer had om voor te koopen.

In de coupé, waar het lekker warm was, bevonden zich twee mannen. Zij zaten elk in een hoek naast een raampje en waren in een levendig gesprek gewikkeld. Toen Paul binnenkwam, zwegen zij en staarden hem niet bepaald vriendelijk aan. Het was alsof zij wilden zeggen: ‘Waarom heb je nu juist deze coupé uitgekozen?’ Maar onze vriend stoorde zich daar niet aan. Hij schurkte zich behagelijk in zijn jas, strekte de beenen uit en verdiepte zich al weer in zijn plannen. In ieder geval had hij al besloten een biefstukje voor Liesje te koopen...... dat was al een heel ding!

Een conducteur kwam door de zijgang om de kaartjes te controleeren. De beide mannen keken hem vragend aan.

‘Voor Valkenburg overstappen in Eindhoven, heeren!’, zei deze beleefd. ‘Directe aansluiting.’ En hij verdween.

De beide heeren hervatten hun gesprek en spoedig schenen zij Paul geheel vergeten. Om de waarheid te zeggen, had Paul de oogen gesloten en deed hij alsof hij in slaap was gezakt. Doch hoewel hij zich niet in het minst voor de medereizigers interesseerde, hoorde hij woord voor woord wat zij bespraken.

[pagina 32]
[p. 32]

‘Het beroerde van de heele kwestie is een gids,’ zei een van hen, een breedgeschouderd type, keurig gekleed en met een geruite pet op. Hij had slimme, doch geen onvriendelijke oogen en bijzonder mooie tanden.

‘Ja, een betrouwbare gids te vinden zal niet meevallen,’ beaamde de ander. ‘Weet je, de beroepsgidsen kunnen we niet gebruiken en de mannetjes, die al die onderaardsche gangen op hun duimpje kennen zijn natuurlijk voor negentig procent niet te vertrouwen. Maar enfin, als we eerst maar in het hotel zijn’.

‘Misschien weet de hotelhouder of een van de kellners wel een geschikt type’, zei de eerste.

‘Dan zouden we beter in Houtum-Sint Gerlach zelf kunnen gaan neuzen. Mij dunkt, dat de lui in Valkenburg beter in hun eigen grotten georiënteerd zijn’.

‘Wel neen, Gustave, Valkenburg ligt vlak bij St. Gerlach. Maar laten we geen zorgen voor den tijd hebben. Misschien hebben we niet eens een gids noodig in die grotten in Sint Gerlach’.

‘Dat zal je tegenvallen. De groote grot, die voor het publiek toegankelijk is heb ik expres meermalen bezocht. Ik durf beweren dat je er nooit levend uitkomt, als je er zonder gids in trekt. Het krioelt er van de gangen. En daar heb je nog het voordeel, dat je je van zelf niet zal wagen in de gangen, waar je geen sporen van bezoekers vindt. In de andere grot, die waar wij moeten zijn, is het veel gevaarlijker. Ten eerste is de ingang tamelijk verborgen en ten tweede is dat heele doolhof van gewelven niet voor het publiek toegankelijk, aangezien er af en toe instortingen plaats hebben. Ik wil maar zeggen, dat daar geen teekenen te vinden zijn van bezoekers, zoodat je er veel sneller den weg kwijt raakt als in de voor het publiek toegankelijke grotten.’

‘Sapristie, dan zal het een toer zijn om een gids te vinden!’

[pagina 33]
[p. 33]

‘Toch niet, heeren!’, klonk een stem plotseling. De beide mannen keken op, alsof zij door een adder gestoken waren. Paul glimlachte, doch kreeg een kleur, toen hij hun verschrikte oogen zag.

‘Neemt u mij niet kwalijk, heeren. Ik hoorde, zonder dat ik het eigenlijk wilde, uw gesprek en die woorden van die grotten’.

‘Zoo, en wat zou dat?’

Paul haalde diep adem. Hij voelde zijn polsen zwaar kloppen. ‘Ik wilde u zeggen...... ziet u...... ik heb vijf jaar in Sint Gerlach gewoond...... Ik ken de grotwoningen even goed als de onderaardsche gangen’.

‘Nou, praat maar door’, zei de kleinste van het tweetal. Een mager heertje met bruine oogen en een haviksneus.

‘Ik wilde u ook zeggen, dat ik die andere grot, waar u het over had, op mijn duimpje ken. Met mijn kameraden ben ik er meermalen in geweest. We speelden er roovertje en verstoppertje, juist omdat we het niet mochten’. Hij lachte vroolijk. ‘Ik wilde u dit zeggen, omdat ik ineens dacht, dat u mij misschien kunt gebruiken. Ik ben op weg naar Eindhoven om werk te zoeken......’

Hij schrok van zijn eigen voortvarendheid, doch de beide mannen zwegen en staarden hem aan.

‘Kom eens wat dichter bij, dan kunnen we eens praten. Hoe heet je, en hoe oud ben je en waar woon je. Ben je nog op school?’

Paul gaf op al de vragen antwoord. Hij zei naar waarheid, dat hij nog op school was en hij vertelde ook van de armoede, die in het gezin Zandstra heerschte. De twee heeren luisterden oplettend en schenen schik in hem te hebben.

Toen de trein het Eindhovensche station binnenreed, zei de kleine, magere: ‘We hebben geen tijd te verliezen,

[pagina 34]
[p. 34]


illustratie
Kom eens wat dichter bij.....


[pagina 35]
[p. 35]

jongmensch. Vermoedelijk kan je ons van dienst zijn. We zullen tenminste maar aannemen, dat je niet overdreven hebt en den weg werkelijk goed kent in die grotten. Ga mee met ons naar den anderen trein, dan zullen we een kaartje voor je koopen naar Valkenburg. Daar kan je dan een telegram opstellen en je pleegouders vertellen, dat je in Zuid-Limburg bent. Vanavond schrijf je dan een lange brief, zoodat ze niet ongerust behoeven te worden. We zullen hoogstens één dag je hulp noodig hebben, zoodat je morgenmiddag al weer naar huis kan. Het is alleen maar om den weg te wijzen. Wat zou je denken van vijf-en-twintig gulden belooning? Natuurlijk betalen wij de hotelen spoorkosten’.

‘Vijf-en-twintig gulden?’, mompelde Paul. ‘Daar kan je een massa eieren en andere dingen voor koopen. Weet je wat, ik doe het. Vanavond schrijf ik alles precies aan mijnheer en mevrouw’.

‘Ik neem het aan’, zei hij na een oogenblik.

‘Accoord!’, antwoordde de grootste van het tweetal. ‘We zullen hopen, dat je ons vertrouwen in je niet zult beschamen. Maar nog iets anders, jonge vriend. Kan je wel zóó van huis wegblijven?’

‘Wel, als ik straks telegrafeer’, zei Paul. ‘En natuurlijk schrijf ik vanavond precies hoe de vork in de steel zit’.

‘Dan is het goed’, was het geruststellend antwoord. ‘Kom, daar is de trein al’.

 

*

 

In den sneltrein naar Maastricht stelde het magere heertje zijn metgezel en zich zelf voor. Zijn metgezel heette Otto Valk en hij Gustave Kool. Hij vertelde Paul ook, dat zij beiden makelaars waren en hoewel onze jonge vriend niet precies wist, wat een makelaar voor een man was, durfde hij niet laten merken, dat hij dat beroep niet kende.

[pagina 36]
[p. 36]

Eenmaal in Maastricht stapte het drietal over in het treintje naar Valkenburg en spoedig was die korte afstand afgelegd. Toen zij uit het station kwamen sneeuwde het nog flink, terwijl de grond hard bevroren was.

‘We zullen eerst eens gaan eten’, stelde Kool voor, die in alles de leiding nam.

‘En onderwijl kan Paul zijn telegram opstellen, anders wordt het te laat’, voegde Valk er bij. Paul wierp hem een dankbaren blik toe en knikte. Zij liepen het eerste het beste restaurant binnen en spoedig zaten zij achter dampende borden erwtensoep. Bij het dessert staken de twee heeren ieder een pijp op en bracht de kellner een blocnote.

Paul schreef het volgende telegram aan mijnheer Zandstra:

Kom vannacht niet thuis, ben in Valkenburg tot overmorgen. Brief volgt. Verdien mijn eerste geld. Vele groeten,
PAUL.

‘Dat is duidelijk genoeg’, vond Kool. De kellner beloofde het telegram telefonisch te laten doorgeven en Paul voelde zich aanmerkelijk opgelucht. Want vooral tijdens het laatste traject in den trein van Maastricht, zag hij in gedachten de ongeruste gezichten van drie menschen, die hij lief had, wanneer zij hem tegen het avondeten zouden missen.

Mijnheer Kool verliet kort daarna hun tafeltje, doch kwam weer spoedig terug. ‘Ik heb hier drie kamers voor vannacht besproken, Otto’, zei hij, ‘blijf jij met Paul hier, dan ga ik de stad in. Je weet waarvoor’.

Hij gaf zijn metgezel een veelbeteekenenden blik en deze knikte.

‘Dat is goed. Onze jonge gids kan dan eerst zijn brief schrijven, daar aan de leestafel. Ik zie aan zijn oogen, dat hij er naar hunkert. Is het niet zoo?’

[pagina 37]
[p. 37]

‘Nou en of, mijnheer!’, bekende Paul. Hij stond vlug op en begaf zich achter in de zaal, waar hij een lange brief aan mevrouw schreef en een kort briefje insloot voor Lies.

‘Ik neem een fijne biefstuk voor je mee!’, schreef hij als P.S.

Toen hij gereed was stond mijnheer Valk naast hem. ‘Heb je zin om met me naar een bus te loopen, of wil ik het alleen doen?’, vroeg hij vriendelijk.

Paul schudde het hoofd. ‘Graag samen’, antwoordde hij. ‘Is het al laat?’

‘Bijna negen uur. We zijn om half tien terug en dan kruip je lekker in bed. Morgenochtend kom ik je vroeg wekken, want we hebben een drukken dag. Ga je mee?’

Het sneeuwde nog steeds, toen zij buiten kwamen, en de lucht was inktzwart.

‘Het zal een dik pak worden, vannacht’, mompelde Valk en zachter voegde hij er bij: ‘Zou Kool daar rekening mee houden?’

‘Vroeg u iets?’, vroeg Paul.

De breedgeschouderde man schudde het hoofd en wees naar de brievenbus op een hoek. ‘We zijn er’, zei hij alleen en tamelijk nuchter.

Het was klokslag half tien, toen Paul zich tusschen de kille lakens van het hotelbed liet glijden. Maar in de kamer was het behagelijk warm, het kussen was zacht en bij de gedachte aan de dikke, natte sneeuwvlokken buiten, duurde het maar heel kort voor hij insliep.

Zijn laatste gedachte was bij Liesje Zandstra.

‘Je krijgt een fijne biefstuk......’, fluisterde hij, voldaan glimlachend.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken