Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Paul's avontuur in Limburg. Een spannend verhaal voor jongens (1932)

Informatie terzijde

Titelpagina van Paul's avontuur in Limburg. Een spannend verhaal voor jongens
Afbeelding van Paul's avontuur in Limburg. Een spannend verhaal voor jongensToon afbeelding van titelpagina van Paul's avontuur in Limburg. Een spannend verhaal voor jongens

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.72 MB)

Scans (21.64 MB)

ebook (4.00 MB)

XML (0.24 MB)

tekstbestand






Illustrator

W. Klijn



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Paul's avontuur in Limburg. Een spannend verhaal voor jongens

(1932)–Hans de la Rive Box–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 47]
[p. 47]

Hoofdstuk VI
In de ingewanden der aarde

Kool liet het witte lichtschijnsel van zijn lantaarn langzaam om zich heen glijden en keek onderzoekend naar het witte mergelsteen. Er waren talrijke figuurtjes en krabbels in het mergel gekrast. Paul vergat dat hij zich verwonderd had over dezen nachtelijken tocht en zei opgewekt: ‘We komen straks langs het “hol”, een soort ronde ruimte, waar we altijd vergaderden met de club. Daar staan al onze namen in den muur gekrast’.

Kool en Valk stelden vermoedelijk geen belang in zijn woorden. Ze waren druk aan het beraadslagen.

‘Eén pak kunnen we hier wel achter laten. We zullen Paul het minst zware geven. Kijk eens hier, jongen’.

Hij reikte Paul een glanzende electrische lantaarn aan. ‘Wees er maar niet zuinig mee, je kunt het licht aldoor laten schijnen, want we hebben een dozijn batterijtjes meegenomen’.

Valk sloeg de sneeuw van zijn jas, nam het zwaarste pak op zijn linkerschouder en schoof het pak, dat achter kon blijven, met een beweging van zijn voet in een hoek. En een minuut later gingen ze op weg.

Het lichtschijnsel van de drie lantaarns speelde ver voor hen uit en soms scheen het alsof de drie bundels aan het dansen waren. De eerste honderd meter liep de gang recht door en eenigszins hellend af. Toen verbreedde zij zich en stonden ze in een geweldige holle ruimte. Het leek het middelpunt van een spinneweb, want met een verbaasd gezicht begon Valk de gangen te tellen, die in de ruimte uitkwamen.

‘Ik tel er niet minder dan negen!’, riep hij verwonderd.

‘Zes er van loopen tamelijk vlug dood’, zei Paul. ‘Kijk,

[pagina 48]
[p. 48]

dat smalle gangetje, dat bijna niet in het oog loopt, moeten we juist hebben. Die breede gang er naast loopt een paar honderd meter door en verdeelt zich dan in drie andere, die alle drie doodloopen’.

‘Dus door dat smalle gangetje komen we in de zaal?’, vroeg Kool en hij keek Paul onderzoekend aan.

‘Ja, mijnheer, maar u moet niet denken, dat de “zaal” er vlak achter ligt. Het is minstens een half uur loopen’.

‘Dan kunnen we geen seconde verloren laten gaan’, liet Valk zich ontvallen. ‘Vooruit, Paul, wijs ons den weg’.

Paul liet zich dit niet tweemaal zeggen en hij ging het tweetal voor. Spoedig moesten zij als ganzen achter elkaar loopen. Weer ging het bergaf en een keer of vijf passeerden zij ingangen van zijgangen. Het waren inktzwarte, gapende openingen, als ontzaglijke muilen en er kwam een kille luchtstroom uit. Kool en Valk gingen naast elkaar loopen, toen de gang breeder werd, doch zij zorgden er voor vlak achter onzen vriend te blijven, die er, ondanks de zwaarte van het pak, een flinken pas in had gezet.

De gang kronkelde, steeg en helde naar beneden, verbreedde zich en soms was de zoldering van rotssteen zoo laag, dat zij moesten bukken, terwijl 'n volgend oogenblik de gang wel twaalf meter hoog werd. En steeds zette Paul zijn tocht voort. Toen de gang zich weer verbreed had en zich in tweeën splitste, aarzelde hij niet en koos de rechter opening. Geen minuut later maakte de bodem een schuine hoek naar beneden en begon scherp te dalen. Halverwege verdeelde deze helling zich opnieuw en weer nam Paul de rechtsche gang. Het was in dat smalle gangetje, dat Otto Valk zich naar Kool toeboog en fluisterde: ‘Ik zou nu al geen raad meer weten, als ik alleen terug moest.’

‘Ik geloof dat de jongen anders deze grot goed in zijn hoofd heeft,’ antwoordde het magere mannetje. ‘We

[pagina 49]
[p. 49]

zullen zoo meteen enkele minuten rust nemen.’

Het was in een grillig gevormde verwijding van het gangetje, toen ze zich met een zucht van verlichting naast de pakken op den grond zetten.

‘Hoe lang nog naar de ‘zaal’? vroeg Kool.

‘Een kwartier ongeveer,’ antwoordde Paul. ‘Wilt u voor de aardigheid uw lampen eens uitschakelen?

‘Wat?’, vroeg Valk verschrikt, ‘de lampen uitschakelen? Ik denk er niet aan.’

Kool begon zacht te lachen. ‘Wat ben je toch een held, oude jongen,’ merkte hij sarcastisch op. ‘Een held op sokken. Waarom vraag je dat, Paul?’

‘Doet u het maar eens en kijkt u maar recht omhoog,’ lachte Paul en hij doofde zijn lantaarn. Kool volgde rustig het voorbeeld op en eindelijk knipte ook Valk zijn lamp uit. Maar met wantrouwende oogen keek hij den jongen aan.

‘Ik zie niets,’ was het eerste wat hij zei.

‘Maar ik wel,’ merkte Kool na een korte pauze op. Hoog boven hun hoofden was een heel klein flikkerend lichtpuntje te zien, dat af en toe scheen te verdwijnen achter een wazige vlek. Plotseling sprong Kool in het donker op, schakelde zijn lantaarn weer aan en keek naar Paul.

‘Wat is dat voor een lichtje? Toch......geen ster?’

‘En of,’ zei Paul lachend. ‘Dit is de eenige attractie in deze grot. Overdag valt een dunne streep daglicht van boven in de gang en 's nachts is er meestal een ster door de opening waar te nemen. We hebben vroeger dikwijls trachten uit te vinden, waar die opening ergens in den grond zich bevindt, doch we hebben haar nooit gevonden. Het is een nauwe spleet of een scheur in den berg.’

Kool keek hem lang en ernstig aan. In het schemerachtige licht van de lantaarns zagen Valk en Paul hoe er angst in de oogen van het magere mannetje kwam.

[pagina 50]
[p. 50]

‘Wat scheelt er aan?’, vroeg Valk eindelijk. Kool wierp hem een blik vol vrees toe. ‘Wat dat beteekent? Begrijp je dat niet, Otto? Het is heel ernstig. Als je maar een beetje hersenen in je hoofd zou hebben, zou je het zelf kunnen begrijpen.’

‘Maar wat is er dan?’, vroeg Valk ongeduldig. ‘Sta je je bang te maken voor zoo'n doodgewone ster?’

‘Juist, gaf de ander kalm toe. ‘Maar bang is het woord niet. Ik maak me alleen wat ongerust. Die ster, die we zoo even hebben gezien, wijst op mooi weer, Otto. Toen we de grot binnen gingen, sneeuwde het nog hard. Nu moet het opgehouden zijn, anders zou je die ster niet zoo duidelijk hebben kunnen zien. Begrijp je het nu?’

‘Je hebt gelijk......,’ zei Valk verschrikt. ‘Je denkt aan eventueele sporen......?’

Het kleine mannetje stond op en greep zijn pak.

‘Laten we hopen, dat 't nog zóó lang gesneeuwd heeft, dat onze voetstappen verdwenen zijn......,’ zei hij ernstig.

 

*

 

Opnieuw nam Paul de leiding van den tocht op zich, doch zijn goede stemming was eensklaps veranderd in een gevoel van gedruktheid. Meer en meer begon het tot hem door te dringen, dat de beide mannen iets van plan waren, dat niet geheel in den haak was Wat wilden zij toch met die pakken en waarom vreesden zij, dat hun voetsporen ontdekt zouden worden?

Ondertusschen bleef hij voor hen loopen en liep van de eene naar de andere gang. Telkens kronkelde de weg zich en meestentijds voelden zij dat de bodem naar beneden afliep. Eindelijk verbreedde de gang zich tot 'n geweldige zaal, minstens vijftien meter hoog en zoo lang, dat de lichtbundels van de lantaarns het einde niet konden bereiken.

[pagina 51]
[p. 51]

‘Is dit de “zaal”?,’ vroeg Kool onstuimig en hij hield Paul tegen.

Deze zette zijn pak neer en haalde diep adem. Hij hijgde van vermoeienis. Ook de beide mannen legden hun vrachten op den grond.

‘Neen, dit is nog steeds een gang,’ antwoordde de jongen. ‘Maar nu hebben we de “zaal” spoedig bereikt. Mag ik even uitrusten?’

‘En of, dat heb je wel verdiend,’ zei Kool. ‘Laten we maar gaan zitten. Hoe lang is het nu nog loopen?’

‘Vijf minuten, langer niet, mijnheer.’

‘Prachtig! Luister eens.’

Hij boog zich vertrouwelijk tot Paul over. ‘Als we de “zaal” hebben bereikt en je ons even vlug weer naar den uitgang terug brengt, krijg je een extra tientje van me.

Accoord van Putten?’

‘Nou en of, dat zou heerlijk zijn, mijnheer,’ antwoordde Paul met schitterende oogen. Maar eensklaps moest hij weer denken aan de zonderlinge woorden over die sneeuw en die voetsporen. En een vraag drong zich in hem op, die hem een brandend gevoel van angst gaf. Zou het geld, dat hij zou verdienen, zelf wel eerlijk door die mannen verdiend zijn? Hij keek hulpeloos naar het magere mannetje, de vraag op de lippen.

Kool knikte hem echter heel vriendelijk toe. ‘Ale je uitgerust bent, zullen we weer opstappen, beste jongen.’

‘Ja, mijnheer.’

Op het oogenblik, dat hij opstond, gaf Valk opeens een verschrikten kreet. Hij sprong bliksemsnel op en staarde naar het andere einde van de gang.

‘Wat heb je...... spreek op!’, stiet Kool uit, eveneens opspringend. Zijn bruine oogen glansden angstig.

‘Dáár......,’ hijgde Valk, bevend op zijn beenen. ‘Een...... spook......’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken